Jaarboek De Fonteine. Jaargang 2003-2004
(2003)– [tijdschrift] Jaarboek De Fonteine– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Alle die schoone himnen in Vlaemschen dichte
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
staat dat de hymnen ook in de volkstaal werden overgezet, is dit werkje echter volledig aan het oog van twintigste-eeuwse literatuur-historici ontsnapt.Ga naar voetnoot(4) Daar kan onder meer de geringschattende beoordeling van Jan Frans Willems in zijn Verhandeling over de Nederduytsche tael- en letterkunde, opzigtelyk de zuydelyke provintien der Nederlanden (1819-1824) toe bijgedragen hebben. Hij omschreef het boek namelijk als volgt: Omtrent deézen tyd gaf Karel Wynck van Iperen, Prioor van de
Predikheeren, zyne geestelyke Himni in het licht, een rymwerk dat
aen de zelfde lamheyd en taelgebreken krank gaet. Wy zullen het
met stilzwygen voorbygaen [...].Ga naar voetnoot(5)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Alleen al de aanblik van deze ‘minderwaardige’ bundel moet Willems uitermate slecht zijn bevallen, want hij is er blijkbaar zelfs niet toe gekomen om ook maar de inleidende stukken te lezen.Ga naar voetnoot(6) Daarin zou het hem immers zijn opgevallen dat niet Karel Wincke, maar een Poperingse Rhetorysien, genaamd Ghileyn de Coninck, de dichter van dienst was geweest. Zoals Wincke in zijn Latijnse voorwoord aangeeft, heeft hij zelf wel de hymnen, sequensen en andere liturgische teksten vertaald (‘ex idiomate Latino transtuli in nostrum teutonicum’ (p. Aiii; door mij onderstreept, YD)), hoogstwaarschijnlijk in proza. De dominicaan vermeldt immers verderop in zijn Nederlandse inleiding dat hij De Coninck heeft ‘te wercke ghestelt’ om die prozavertalingen ‘in lievelijcke Rhetorijcke’ (p. Biii) om te schrijven. Willems is overigens niet de enige geweest die een en ander omtrent de precieze aard van de samenwerking tussen deze beiden verkeerd heeft geïnterpreteerd.Ga naar voetnoot(7) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hymnen- en psalmvertalingen in GentHet is niet onbelangrijk om op te merken waar J.F. Willems met de omschrijving ‘de zelfde lamheyd en taelgebreken’ aan refereerde. Net voor hij met het werkje van de Ieperse dominicaan korte metten maakte, had Willems namelijk in slechts een paar zinnen het werk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van de Gentenaar Lucas d'Heere de grond ingeboord. ‘Als Dichter’, zo oordeelde hij, ‘bezit hy alle de gebreken van zynen tyd’.Ga naar voetnoot(8) Schijnbaar objectief deelde Willems over d'Heere na een citaat uit Den hof en boomgaerd der poësien (1565) verder nog mee dat deze schilder-dichter ‘[...] een eersten [was] die de maet der fransche verzen, in het Vlaemsch, navolgden [sic]’.Ga naar voetnoot(9) Mogelijk dankt d'Heere zijn slechte recensie dan ook aan zijn gerichtheid op het Frans, een manier van dichten die Willems in zijn geëngageerde geschiedenis van de Nederlandstalige literatuur in het Zuiden maar weinig kon appreciëren.Ga naar voetnoot(10) In hetzelfde bedje was volgens Willems dus ook Karel Wincke, of beter Ghileyn de Coninck, ziek. Voor we ons evenwel concentreren op de poëtische technieken die De Coninck op de prozavertalingen losliet, kunnen we wijzen op andere en feitelijker verbanden tussen zijn werk en dat van d'Heere. Ook de laatste had zich namelijk aan berijmde volkstalige overzettingen van liturgische lofzangen gewaagd: negen jaar voor de bundel van Wincke en De Coninck had Ghileyn Manilius al de Psalmen Davids van d'Heere op zijn drukpers gelegd.Ga naar voetnoot(11) D'Heeres berijmde psalmvertalingen verschenen dus bij dezelfde drukker als de geversificeerde hymnenoverzettingen van de beide West-Vlamingen, wat op het eerste gezicht een normale gang van zaken lijkt. Dat is echter niet het geval. De ene liturgische tekst kon in tijden van religieuze disputen immers zo maar niet met de andere worden gelijkgesteld en daarenboven speelde de manier waarop die Latijnse lofzangen werden vertaald een meer dan belangrijke rol. Hoewel d'Heere zich voor zijn overzettingen voor een groot deel op de Franse versies van de calvinist Clément Marot baseerde, zorgde zijn inleiding en mogelijk ook de goedkeuring van de katholieke Kerk (3 oktober 1564) gedurende de eerste helft van de twintigste eeuw voor grote verwarring onder literatuurwetenschappers.Ga naar voetnoot(12) Lenselink zette echter een punt achter de discussie en kwam tot het besluit dat de overzettingen getuigen van een ‘[...] sterk naar het calvinisme neigende reforma- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
torische gezindheid.’Ga naar voetnoot(13) Een soortgelijk getwijfel is voor de hymnenvertalingen van Wincke en De Coninck geheel overbodig. Met een dominicaan die nog een tijdlang prior van het Ieperse klooster is geweest als coauteur en de inleidingen waarop we verder nog zullen ingaan, is het meer dan duidelijk dat de Himni een rechtgeaard katholiek boekje is.Ga naar voetnoot(14) Bij Gislenus Manilius, die op dat moment vlakbij het Gentse stadhuis zijn atelier had (‘sub albae Columbae’), zagen met andere woorden religieuze teksten van verschillende strekkingen het licht.Ga naar voetnoot(15) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Inhoud van de HimniIn de openingsrubriek die aan de eerste vertaling voorafgaat, wordt de inhoud van de bundel als volgt aangekondigd:
Hier beghinnen die schoone Himnen, gheestelicke Liedekins, Prosen, etc.
met de welcke op de heylighe Zondaghen, ende Feestelicke daghen al
t'jaer deure de Heylighe Kercke God almachtich aenbidt ende danct,
ende zijn Heylighen aenroupt ende looft (p. 2)
Wincke heeft inderdaad vertalingen vervaardigd van zowel hymnen, lofzangen uit het officie (koorgebed), als van sequensen (‘Prosen’), liederen uit de mis. De Latijnse versies van deze gezangen haalde hij respectievelijk uit het brevier en het missaal, boeken die in drie afdelingen waren ingedeeld. Daarin waren met name de teksten voor het tijdeigen (temporale), het eigen der heiligen (sanctorale) en het gemeenschappelijke der heiligen (commune sanctorum) opgenomen.Ga naar voetnoot(16) De lofzangen die in de Himni van een volkstalige versie werden voorzien, zijn uit die verschillende afdelingen afkomstig (‘God’ en ‘zijn Heylighen’). Voor de ordening van het geheel heeft Wincke zich eveneens op die onderdelen van de liturgische boeken gebaseerd. De liederen van het tijdeigen en het eigen der heiligen zijn namelijk voor het grootste deel door elkaar, maar allemaal samen wel volgens de chronologie van het liturgische jaar gerangschikt (p. 1-174).Ga naar voetnoot(17) Dit eerste en grootste stuk begint dan ook met de hymne voor de eerste zondag van de advent (Conditor alme siderum / Aeterna lux) en eindigt met de sequens voor Allerzielen (Dies irae, dies illa). Daarna zijn de lofzangen voor het gemeenschappelijke der heiligen opgenomen (p. 175-194) en die zijn dan weer hiërarchisch geordend (apostelen, martelaren, belijders - heiligen die voor het geloof hebben geleden, maar de marteldood niet zijn gestorven -, en maagden). In het eerste deel zijn zoals gezegd niet alle lofzangen in chro- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nologische volgorde gezet, want tussen de teksten voor het feest van de Epifanie (6 januari) en die voor de vasten werden nog de hymnen voor de canonieke uren geplaatst (p. 35-48).Ga naar voetnoot(18) In de kerk kwamen deze liederen in die vieringen aan bod waarin geen andere hymnen uit het temporale, sanctorale of commune sanctorum voorrang hadden. Op die manier telt de bundel van Wincke en De Coninck zo'n 85 hymnen en sequensen en dat in zowel een Latijnse als in een volkstalige versie. Naast deze officie- en misgezangen staan er volgens de openingsrubriek ook ‘gheestelicke Liedekins’ in de bundel. Bedoeld is daarmee eigenlijk alleen het Te Deum laudamus (p. 27-32), een liturgisch prozalied met een heel andere ontstaansgeschiedenis en functie dan de hymnen en sequensen.Ga naar voetnoot(19) Tussen al deze lofzangen bevinden er zich ten slotte ook nog kleinere gebeden (oratien, antiphonen, collecten en bedinghen), teksten waarop we in wat volgt niet verder zullen ingaan.Ga naar voetnoot(20)
Zoals we reeds vermeldden, zijn de hymnen en sequensen in twee versies afgedrukt: de Latijnse op de versozijde van het ene blad en de Nederlandse op de rectozijde van het volgende blad. Bij elk lied staat vermeld wanneer het in de kerk werd gezongen. In de enkele gevallen dat Wincke over de informatie beschikte, heeft hij ook nog aangegeven door wie het lied werd geschreven en wie deze persoon precies was. Die informatie stemt evenwel niet altijd overeen met wat men daarover tegenwoordig in de hymnologie aanneemt.Ga naar voetnoot(21) Zo valt bij de eerste hymne, Conditor alme siderum / Aeterna lux, de volgende toelichting te lezen: Die himne vanden eersten Zondach vanden Advent, ghemaect by den alder heylichsten ende gheleertsten Bisschop Sinte Ambrosius, autheur van vele schoone himnen. Hy leefde int jaer ons Heeren 380. (p. 2) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het is waar dat men voor het ontstaan van de hymnologie in de negentiende eeuw Ambrosius veel lofzangen toedichtte, maar dat aantal is nadien sterk teruggelopen. In elk geval kan de voormalige Milanese bisschop niet de auteur zijn van Conditor alme siderum / Aeterna lux.Ga naar voetnoot(22) Na de inleidende rubriek volgt dan de vertaling van de op de tegenoverliggende bladzijde afgedrukte Latijnse lofzang. Op de Nederlandse versies gaan we verderop dieper in, want ook over de Latijnse teksten valt relevante informatie mee te delen. Als we ervan uitgaan dat deze bundel in een contrareformatorisch kader moet worden gesitueerd, dan zouden we kunnen verwachten dat Wincke de Latijnse teksten uit het Breviarium Romanum en het Missale Romanum heeft gehaald. Deze beide liturgische boeken werden namelijk op het Concilie van Trente (1545-1563), de kerkvergadering waaruit de Contrareformatie grote kracht putte, grondig herzien. Ze verschenen respectievelijk in 1568 en 1570 en dankzij Christoffel Plantijn waren ze reeds een jaar na hun approbatie in de Nederlanden beschikbaar.Ga naar voetnoot(23) Toch heeft Wincke in het geval van de sequensen niet het Missale Romanum als enige bron voor de Latijnse teksten benut. Dat valt vrij gemakkelijk af te leiden uit die mishymnen die hij in zijn bundel heeft opgenomen en vertaald. Dat soort liederen was bij de puristen onder de hoge geestelijken namelijk al geruime tijd in ongenade gevallen.Ga naar voetnoot(24) Van de bij benadering 4500 verschillende mishymnen die alle middeleeuwse liturgische boeken samen moeten hebben geteld, bleven er in het nieuwe Missale | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Romanum nog slechts vier over.Ga naar voetnoot(25) Enkel Victimae paschali laudes (Pasen), Veni sancte spiritus (Pinksteren), Lauda Sion salvatorem (Sacramentsdag) en Dies irae, dies illa (Allerzielen) werden waardig bevonden om nog in de mis gezongen te worden.Ga naar voetnoot(26) Deze liederen zijn inderdaad ook in de Himni opgenomen,Ga naar voetnoot(27) maar Wincke vond dat aanbod wellicht toch wat te beperkt. Hij moet ook voor een aantal andere hoogfeesten de tekst en vertaling van een mishymne hebben willen aanbieden. De dominicaan voegde er daarom nog de sequensen Laetabundus / Exsultet fidelis chorus (p. 21-26; Kerstmis; AH 54, p. 5), Omnes gentes plaudite (p. 103-108; Hemelvaart; AH 54, p. 232), Sancti spiritus / assit nobis gratia (p. 115-120; Pinksteren; AH 53, p. 119), Profitentes unitatem (p. 123-126; Drievuldigheid; AH 54, p. 249), Supernae matris gaudia (p. 163-168; Allerheiligen; AH 55, p. 45) en Clare sanctorum / senatus (p. 177-180; apostelen; AH 53, p. 367) aan toe. Hoogstwaarschijnlijk vond hij ten minste een aantal daarvan in het missaal van zijn eigen orde.Ga naar voetnoot(28) De usus van Rome werd via de nieuwe uitgaven van het Breviarium Romanum en Missale Romanum dan wel voor het eerst aan alle kerken opgelegd, maar op die regel waren een aantal uitzonderingen voorzien.Ga naar voetnoot(29) Bisdommen en orden die riten van meer dan tweehonderd jaar oud hadden, mochten die verder blijven volgen. De dominicanen hoefden door die gunstmaatregel hun oude misboeken nog niet meteen te vervangen en Winckes initiatief was daardoor dus zeker niet in strijd met de pauselijke verordeningen.
Van de meeste hymnen en sequensen die in deze bundel zijn vertaald, kan in vijftiende-eeuwse handschriften een Middelnederlandse overzetting worden gevonden.Ga naar voetnoot(30) Bijna zonder uitzondering zijn die | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
middeleeuwse vertalingen echter in proza gesteld en dat maakt de Himni dan ook tot het oudste in het Nederlands berijmde hymnarium (annex prosarium) dat ons bekend is.Ga naar voetnoot(31) Met name voor de in het Nederlands vertaalde versies van het Dies irae, teksten die in de jaren zestig van de vorige eeuw door pater Maximilianus werden verzameld, uitgegeven en bestudeerd en later door anderen werden aangevuld,Ga naar voetnoot(32) betekent dit een vondst die nauwelijks nog door een andere kan worden voorafgegaan. Deze onderzoeker stelde namelijk dat het Dies irae in onze contreien pas na het verschijnen van het Missale Romanum algemene bekendheid kreeg. Zijn bemerking wordt in elk geval bevestigd door de vaststelling dat er uit de periode voor 1570 slechts twee verschillende Middelnederlandse overzettingen van het lied zijn overgeleverd.Ga naar voetnoot(33) Dat de oudste berijmde vertaling die Maximilianus kende daarenboven pas uit 1595 dateert, lijkt daar eveneens op te wijzen. Die overzetting verscheen in het gebedenboek Verscheyden Litanien van de jezuïet Thomas Sailly.Ga naar voetnoot(34) De volkstalige versie van Wincke en De Coninck, O Dien dach der gramschap, o dien wreeden dach / Zal die weerelt ontbinden met den viere, kwam meteen na de introductie van het Missale Romanum in de Nederlanden tot stand en is daarmee tot nader order dus de oudste geversifieerde overzetting van het Dies irae die uit ons taalgebied is overgeleverd.Ga naar voetnoot(35) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Om die reden hebben we in bijlage een editie van deze tekst opgenomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vertalingen in de strijd tegen de valssche leereHoewel we vaststelden dat Wincke de Romeinse usus niet volledig volgde, kunnen we zijn boekje probleemloos als contrareformatorisch beschouwen. De aard van het initiatief blijkt namelijk uit een aantal aspecten van de Himni en niet in het minst uit de stof van de bundel zelf. Ook Wincke voelde het controversiële van de inhoud aan en hij bracht het onderwerp dan ook enigszins voorzichtig, maar toch zelfbewust aan: Al staen oock deze Himnen ofte Lofsanghen niet gheschreven inden text vanden Bybele, niemant nochtans en moetse te min achten, anghesien datse overcommen [overeenstemmen] met de Heylighe schriftuere ende duer den selfsten heylighen Gheest ghedicteert en ghemaect sijn deur wien alle schrifturen der Propheten, Evangelisten ofte Apostelen beschreven sijn (p. Biir).Dit is slechts het begin van een apologie van de hymnen en sequensen (p. Biir-v). Hun niet-bijbelse herkomst maakte namelijk dat deze liederen door bepaalde hervormers als problematisch werden ervaren.Ga naar voetnoot(36) Dat was vooral het geval voor de geestelijke leiders van het calvinisme, de hervormingsgezinde stroming die in de Nederlanden uiteindelijk de sterkste was en waar de klemtoon op het zingen van berijmde psaltervertalingen werd gelegd. Niet-bijbelse lofzangen werden tot op het einde van de achttiende eeuw uit de calvinistische kerken geweerd.Ga naar voetnoot(37) Het was dus niet overbodig dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wincke de waarde van de brevier- en mishymnen probeerde aan te geven en uitlegde waarom die liederen volgens hem deel uitmaakten van het christelijke erfgoed: Boven andere bedinghen ofte Lofsanghen die de Heylighe kercke useert, sijn hier zonderlinghe overghestelt de schoone Himnen, Prosen ende Collecten; om dat die ghemeenelick inhouden ende begrypen tslot ende tprincipale bediet der heyligher hoochtyden (p. Biv).Dat de hymnen en sequensen niet uit de bijbel komen, mag volgens hem geen bezwaar zijn. Hij vergelijkt de mannen die die gezangen hebben vervaardigd met David. Net zoals deze eeuwen na Mozes de psalmen noteerde, werden de hymnendichters vele jaren na de apostelen toch nog door de Heilige Geest geïnspireerd. Bovendien bevond de Kerk deze liederen eeuwenlang goed genoeg om in de liturgie gezongen te worden. In dezelfde trant, maar uitgebreider, zijn Winckes Latijnse inleidingen geschreven. In zijn Epistola dedicatoria (p. Aiir-Aviir) weidt hij omstandig uit over het ontstaan en het belang van het (getijden)gebed en gaat hij in op het hoe en waarom van zijn vertalingen. Daarna volgt nog een uiteenzetting over de oorsprong en de aard van de hymnendichtkunst. Een en ander wordt in Winckes Nederlandstalige bericht aan de lezer kort herhaald (p. Biv-Biiir). Ook Ghileyn de Coninck richt zich tot de gebruiker van de bundel (p. Biiiv-Biiiir) en heeft daarbij de inleidingen van Wincke als volgt samengevat en berijmd:
Willen wy namaels hebben met God vrede
Deze materie moeten wy voor goet aenspannen
Ghelijck dat de Kercke oyt haer ghebot dede
Als houdt den afvallighen hier zynen spot mede
Zegghende: Ten is gheen schrift dat wil ic verbannen.
Schaemt u der injurie ghy boose tyrannen
Den vyant u ingheeft zulcke quade dinghen.
Verwerpt ghy die oude heylighe mannen
Die oyt tot den Heylighen Gheest te rade ghinghen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ghy zult u ziele met groote schade dwinghen
Ist dat ghy noch langhe in s' Ketters scholen gaet.
Maer wilt ghy u zelven tot Gods ghenade bringhen
Houdt ende ghelooft zoo by de Kercke bevolen staet. (p. Biiiv)
De Conincks voorwoord laat er geen twijfel over bestaan dat de Himni bedoeld is voor de getrouwen van d'oude Kercke. Die worden dan ook ‘als edel vercoren graen’ aangesproken. In bewoordingen waarin weinig ruimte voor nuances werd gelaten, maakt De Coninck daarentegen snel duidelijk hoe hij over ‘den afvallighen’ denkt:
Den Kettere ons Kercke gheen eerbaerheit biet
Want Satan is zijn medeghezelle.
Ja, hy slacht den nachtuyl die de claerheit vliet
Maer wy laten hem varen hy en spaert de waerheit niet
Zijn inspiratie comt uut die doncker helle. (p. Biiiv)
Het is overigens niet duidelijk of deze Ghileyn de Coninck ook lid was van een Poperingse of Ieperse rederijkerskamer.Ga naar voetnoot(38) In elk geval was het in deze periode niet ongebruikelijk dat rederijkers de inhoud van hun poëzie door de godsdiensttroebelen lieten bepalen.Ga naar voetnoot(39) Dat geestelijken daarenboven rederijkers voor hun kar spanden, zou kort na het verschijnen van de Himni trouwens opnieuw gebeuren bij de Antwerpse Loterijbundeltjes (1574-1575), gedichtenverzamelingen die ten voordele van de voltooiing van de plaatselijke St.-Jacobskerk werden verkocht.Ga naar voetnoot(40) Uniek is evenwel de berijming door een rederijker van vertaalde Latijnse lofzangen zoals die in de Himni afgedrukt staan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Functie van de berijmde vertalingenIn tegenstelling tot de vijftiende-eeuwse manuscripten, waarin honderden verschillende hymnen- en sequensenoverzettingen (in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
proza) werden genoteerd,Ga naar voetnoot(41) worden we bij deze zestiende-eeuwse gedrukte vertalingen wel over de functie geïnformeerd. Zowel in zijn Latijnse als in zijn Nederlandse voorwoord deelt Wincke mee waarom een vertaling aan deze Latijnse teksten werd toegevoegd en hoe die diende te worden gebruikt. De reden waarom hij Nederlandse versies van de hymnen en sequensen aan de lezer wil aanbieden, omschrijft hij als volgt: Wilt u voughen om met de Heylighe Kercke te lesene dese schoone himnen, ende sijt niet cleenmoedich al verstaet ghy inden dienst Gods bysondere al de woorden niet, verstaet ghy deur de himnen, lofsanghen, prosen, collecten, ende der ghelijcke den sin (p. Biiv).Wincke zag het terecht als een grote tegemoetkoming aan de katholieke lezer dat deze met de Himni over een gedeelte van de liturgische teksten in zijn moedertaal zou kunnen beschikken. De taal van de rooms-katholieke liturgie bleef immers tot aan het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) het Latijn. De dominicaan haastte zich evenwel om eraan toe te voegen dat hij met Jesaja meende dat het beter is dat men het hart dicht bij God heeft dan dat men alles verstaat en niet naar de inhoud van de woorden leeft (Jes. 29, 13). Op die manier verklaarde Wincke zich toch akkoord met de officiële koers van de katholieke Kerk. Dat hij zijn overzettingen door een rederijker van rijm had laten voorzien, had volgens hem als doel ‘[...] dat deur de soeticheyt ende lievelicheyt der woorden de goethertighe menschen te meer gheroert souden wesen met dese himnen ende gheestelicke liedekins hemlien te occuperene’ (p. Biiir). Omtrent de functie adviseert Wincke de gelovigen dat ze het best de Nederlandse tekst kunnen meevolgen terwijl de geestelijken de Latijnse liederen zingen of lezen.Ga naar voetnoot(42) Met dat oogmerk werden de Latijnse en de Nederlandse versie immers naast elkaar afgedrukt. Hij geeft met andere woorden duidelijk te kennen dat het in tegenstelling tot de gereformeerde berijmde psalmvertalingen nooit de bedoeling is geweest dat zijn geversificeerde hymnenoverzettingen daadwerkelijk in de kerk zouden worden gezongen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Over het geïntendeerde publiek van de bundel moeten we vaag blijven. Anders dan de Middelnederlandse prozavertalingen van de hymnen en sequensen, die in de eerste plaats voor (semi-)religieuze vrouwen werden vervaardigd, lijkt dit boek voor alle gelovigen (de goethertighe menschen) bedoeld te zijn geweest. Dat zouden we ook kunnen afleiden uit een bezittersnotitie in het exemplaar dat in de Gentse Universiteitsbibliotheek wordt bewaard. Zestien jaar na de druk was dat namelijk in handen van een man (Petrus Simonis).Ga naar voetnoot(43) Er zijn evenwel te weinig exemplaren overgeleverd om daaruit vaststaande besluiten te trekken.Ga naar voetnoot(44) De Himni is hoogstwaarschijnlijk geen bestseller geweest en het is niet denkbeeldig dat precies de beperkte gebruiksmogelijkheden ertoe geleid hebben dat dit boek ook geen navolging heeft gekregen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Analyse van de berijmde vertalingenDe door Wincke vooropgestelde functie maakte het niet noodzakelijk dat het strofeschema van de vertalingen aan dat van de originele hymnen en sequensen beantwoordde. De volkstalige versies dienden immers niet te worden gezongen op de melodieën van de Latijnse liederen. Dat betekende dat De Coninck, die naar we veronderstellen de prozavertalingen van Wincke heeft berijmd, in prosodisch opzicht vrij zijn gang kon gaan.Ga naar voetnoot(45) Toch heeft hij, wat bij dit | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
soort gebruikspoëzie enigszins te voorspellen was, van de gelegenheid geen gebruik gemaakt om met allerlei strofe- en rijmschema's te experimenteren. Door wat het aantal verzen per strofe betreft in quasi elke vertaling van de Latijnse brontekst af te wijken, maakte hij het trouwens ook daadwerkelijk onmogelijk om de vertalingen op de melodie van de Latijnse liederen te zingen. Het merendeel van de Latijnse hymnen die Wincke in zijn bundel opnam, is volgens de zogenaamde ‘ambrosiaanse hymnenvorm’ opgebouwd.Ga naar voetnoot(46) Aan de berijmde overzettingen van deze liederen voegde De Coninck in praktisch alle gevallen een extra vers - of eigenlijk een halfvers - toe en gebruikte hij voor de op die manier ontstane vijfverzige strofe onveranderlijk het schema ABABB. Als proeve van De Conincks kunde en terzelfder tijd als illustratie van zijn manier van werken bij het grootste deel van de teksten, laten we hier de vertaling van Verbum supernum prodiens / A patre (AH 51, p. 48) volgen, de adventshymne voor de metten.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Slechts één keer toont De Coninck zijn ware aard van Rhetorysien, meer bepaald als hij de overzetting van Prudentius' kersthymne Corde natus ex parentis (AH 50, p. 25) in de vorm van een refrein giet (p. 17-20). Die werkwijze getuigt echter niet van een bijster grote originaliteit. Het Latijnse lied bestaat in zijn liturgische versie namelijk uit strofen waarin het eindvers saeculorum saeculis telkens wordt herhaald.Ga naar voetnoot(47) Het lag dan ook voor de hand dat De Coninck dit zou aanwenden om er een typisch rederijkersgedicht met de stock Ten eeuwighen tyden en het rijmschema ABABBCBCC van te maken. De eerste van de zes strofen luidt als volgt:
Het refrein was wellicht een genre dat De Coninck redelijk goed beheerste, want deze vertaling steekt rijmtechnisch duidelijk boven de rest uit. Merkwaardig genoeg bleef het bij dit ene voorbeeld. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De verzen die De Coninck aan elke strofe van bijna alle hymnen toevoegt, maken dat hij zich hier en daar inhoudelijk van de brontekst verwijdert. In sommige gevallen, zoals in Verbum supernum prodiens / A patre, resulteert dat in weinigzeggende toevoegingen die duidelijk enkel en alleen voor het rijm werden uitgekozen (vol jolijts / vele profijts). We zouden dan ook kunnen vermoeden dat de merkwaardige keuze om overal een (half)vers aan te kleven te maken heeft met de moeilijkheid om een prozavertaling van rijm te voorzien en tegelijk de inhoud zo goed mogelijk trouw te blijven. Dit wordt in ieder geval bevestigd door de overzettingen van hymnen en sequensen die niet volgens het ambrosiaanse model werden geschreven en waar De Coninck eveneens meer verzen nodig heeft gehad dan het Latijnse origineel.Ga naar voetnoot(48) Met zijn uitgedijde strofen heeft De Coninck zichzelf wellicht wat ‘ademruimte’ willen bezorgen. We moeten de dichter echter nageven dat hij er op een aantal plaatsen wél in geslaagd is om de uitgebreide strofen op een inhoudelijk verantwoorde manier te vullen. Een goed voorbeeld daarvan is de eerste strofe van de in bijlage opgenomen overzetting van Dies irae, dies illa. Het laatste vers, Wee u ghy zondich volck van booser maniere, is niet in de Latijnse tekst terug te vinden. Nochtans past de zinsnede uitstekend bij de inhoud van het eerste deel van het Dies irae, waarin de nadruk wordt gelegd op het afschrikwekkende moment van de Dag des Oordeels als den stranghen Juge zijn onderzoek zal instellen. Zou deze toegevoegde vingerwijzing daarenboven voor ‘den afvallighen’ bedoeld kunnen zijn? Over het algemeen blijft de vertaling van deze sequens voor Allerzielen, zeker in vergelijking met latere voorbeelden,Ga naar voetnoot(49) toch heel dicht bij het Latijnse origineel. Deze vaststelling geldt ook voor de andere Nederlandse versies in de Himni. Zonder twijfel hangt dit opnieuw samen met de functie van de vertalingen, maar mogelijk heeft de dominicaan Wincke er bovendien op | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
toegezien dat De Coninck van zijn dichterlijke vrijheid geen al te groot gebruik zou maken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BesluitIn veel opzichten is de in dit artikel besproken druk uit 1573 een curieuze verschijning. Het kleine boekje herbergt namelijk een Latijns hymnarium en prosarium dat door een Ieperse dominicaan, Karel Wincke, werd samengesteld. De teksten worden geflankeerd door een berijmde Nederlandse versie die door de samenwerking van twee mensen tot stand kwam. Wincke vervaardigde zelf een prozavertaling van de Latijnse liederen en de Poperingse rederijker Ghileyn de Coninck voorzag deze overzettingen van rijm. Vervolgens werd hun werk onder de pers van de Gentse drukker Ghileyn Manilius gelegd. Op die manier zag geen grote poëzie het licht, maar wel een merkwaardig compromis tussen het gedachtegoed van de hervormers, die in het boekje nochtans niet van kritiek worden gespaard, en de lijnen die op het Concilie van Trente werden uitgestippeld. Met zijn werkje bleef Wincke Rome immers trouw, maar terzelfder tijd gunde hij de gewone gelovigen een blik in de tot dan toe grotendeels gesloten wereld van de Latijnse liturgie. Dat de vertalingen berijmd werden, had overigens niet tot doel dat de leken de volkstalige teksten konden zingen, maar dat ze de inhoud beter tot zich zouden nemen. Op die manier kreeg ook ons taalgebied uiteindelijk zijn eerste geversificeerde en in de volkstaal overgezette hymnarium. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gebruikte afkortingen en bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|