Jaarboek De Fonteine. Jaargang 2001-2002
(2002)– [tijdschrift] Jaarboek De Fonteine– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| ||||||||||||||||||||
Twee koningskinderen
| ||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| ||||||||||||||||||||
drama, ‘die seer amoreuse historie van Dierick den hollandere ende Katherina Sheermertens’. Het publiek is waarschijnlijk wel tevreden geweest over deze keuze. Het heeft een ogenblik de illusie gehad dat het mee kon denken over het onderwerp van het stuk. Geen verre personen uit de mythologie spelen dit keer de hoofdrol, maar mensen zoals zij zelf zijn. De stof van Hero en Leander zou volgens Colijn dus onspeelbaar zijn. Enkele generaties later durft een dichter het wel aan om het gegeven van Hero en Leander uit te werken tot een toneelspel. Deze dichter kende het werk van Colijn van Rijssele heel goed.Ga naar voetnoot(4) Wilde hij soms de bewonderde meester naar de kroon steken? Dit toneelwerk werd pas in 1621 gepubliceerd als Het vierde boek, vanden Handel der Amoureusheyt: Inhoudende [!] vier schoone Spelen van Zinnen van Leander ende Hero. Het anonieme toneelstuk is nogal problematisch;Ga naar voetnoot(5) het is alleen bekend van deze éne druk. Bovendien is de gedrukte versie het resultaat van een bewerking. In dit werkstuk staat Leander ende Hero centraal. Ik zal trachten meer inzicht te geven in de bijzondere plaats die dit enigszins ondergewaardeerde toneelwerk inneemt.Ga naar voetnoot(6) Daarbij komt ter sprake welke bronnen de schrijver heeft gebruikt, welke invloeden het werk heeft ondergaan, wat er met het toneelstuk verder is gebeurd en welke invloed het zelf heeft uitgeoefend. | ||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| ||||||||||||||||||||
Ovidius en Musaeus
Sy konden by malkander niet komen,
Het water was veel te diep.
In de Middeleeuwen was het verhaal van Hero en Leander in het westen van Europa welbekend. Er bestaan verschillende volkstalige bewerkingen.Ga naar voetnoot(7) Deze bekendheid is te danken aan Ovidius.Ga naar voetnoot(8) In zijn tijd was het thema al zeer geliefd; dat blijkt uit de vele zinspelingen bij andere klassieke schrijvers.Ga naar voetnoot(9) Die verwijzingen zijn echter maar kort, vaak worden niet eens de namen genoemd. Ovidius heeft de liefde van Hero en Leander uitvoeriger behandeld. Hij deed dat in een originele vorm: die van de liefdesbrief. Omdat Leander vanwege het stormachtige weer niet zelf kan komen, schrijft hij een brief. Wanneer Hero deze brief beantwoordt, is Leander al verdronken.Ga naar voetnoot(10) Deze brieven geven een momentopname van de verhouding van de geliefden vlak voor hun dood. Hoe zij elkaar ontmoet hebben en waarom Hero alleen in een toren woont, blijft onverklaard. Dat hoefde ook niet: Ovidius schreef voor een publiek dat het verhaal kende.Ga naar voetnoot(11) Het is het verhaal van een geheime liefde. Elke nacht zwemt Leander de Hellespont over met als baken een licht dat Hero op haar toren aangestoken heeft. Uit allerlei toespelingen, vol dramatische ironie, kan men de afloop afleiden, voor het geval men die niet zou weten. Naast een Latijnse traditie was er een Griekse, die in het westen in de Middeleeuwen geheel onbekend was.Ga naar voetnoot(12) Deze gaat terug op het | ||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| ||||||||||||||||||||
gedicht Hero en Leander van Musaeus, een dichter uit de tweede helft van de vijfde eeuw na Chr. Dit epyllion heeft in Griekstalige gebieden veel invloed gehad.Ga naar voetnoot(13) Musaeus heeft Ovidius' versie niet gekend.Ga naar voetnoot(14) Er zijn dan ook een paar belangrijke punten van verschil met de westerse traditie. Hero is bij Musaeus een priesteres van Afrodite.Ga naar voetnoot(15) Zij streeft een ingetogen leven na, eenzaam in een burcht bij Sestos.Ga naar voetnoot(16) Heel veel aandacht krijgt de eerste ontmoeting in de tempel van Afrodite op het Adonisfeest. Het gedicht telt maar 343 verzen. Het proces van verliefd worden neemt daarvan 189 in beslag. Als het winter wordt, kan Leander niet overzwemmen vanwege het stormachtige weer. Toch steekt Hero de fakkel aan. Als zijn lijk aanspoelt, stort Hero zich van de toren. Zo zijn de beide geliefden in de dood verenigd. De enige metgezellin van Hero in haar eenzame burcht is een oude dienares; bij Ovidius is zij haar voedster. In de beide tradities spelen overigens de ouders nauwelijks een rol. In 1494Ga naar voetnoot(17) verscheen bij Aldus Manutius in Venetië de Griekse tekst van Musaeus tegelijk met een Latijnse vertaling in proza.Ga naar voetnoot(18) Door deze | ||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| ||||||||||||||||||||
publicatie werd het verhaal een van de meest populaire van de zestiende eeuw.Ga naar voetnoot(19) Dat kwam eigenlijk door een misverstand. Men verwarde namelijk Musaeus met de gelijknamige, mythische tijdgenoot van Orpheus. Musaeus zou dus zelfs een voorganger van Homerus geweest zijn en zijn gedicht ouder dan de Ilias.Ga naar voetnoot(20) In de zestiende eeuw verschenen vele drukken van het Griekse gedicht, vaak voorzien van de Latijnse vertaling van Manutius' editie.Ga naar voetnoot(21) Ook kwamen er weldra allerlei bewerkingen in de verschillende volkstalen op de markt.Ga naar voetnoot(22) Eén daarvan is het spel van zinne Leander ende Hero.Ga naar voetnoot(23) De auteur kende de versie van Ovidius, maar ook die van Musaeus.Ga naar voetnoot(24) Dat blijkt uit het feit dat het liefdespaar elkaar ontmoet in de tempel van Venus tijdens een religieus feest. Net als bij Musaeus neemt deze ontmoeting veel ruimte in beslag. De kern, het verliefd worden door het oogcontact dat de twee maken, wordt gedetailleerd door de toneelschrijver onder woorden gebracht.Ga naar voetnoot(25) Tot nu toe was niet bekend via welke weg de dichter van Leander ende Hero toegang had tot het werk van Musaeus.Ga naar voetnoot(26) In het volgende | ||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| ||||||||||||||||||||
hoofdstuk zal ik laten zien dat de dichter Musaeus kende uit de vertaling van niemand minder dan Clément Marot. | ||||||||||||||||||||
Musaeus en Marot
De moeder gingh na de kercke,
De dochter gingh haren gangh.
Marot heeft met zijn werk een onuitwisbare invloed in de Nederlanden gehad. Zijn psalmberijming is immers eeuwenlang, in de bewerking van Petrus Dathenus, hier gezongen. Ook heeft hij aan de wieg gestaan van de prille Nederlandse renaissancepoëzie door zijn invloed op Lucas d'Heere.Ga naar voetnoot(27) Voordat in oktober 1541 te Lyon bij Gryphius Marots L'histoire de Leander et de Hero verscheen, was het werk reeds populair. Er waren toen tot de grote ergernis van de schrijver al drie piratenedities verschenen.Ga naar voetnoot(28) Marot vertaalde de tekst uit het Latijn.Ga naar voetnoot(29) Het is een knap werk: hij heeft de prozaïsche Latijnse tekst omgezet in elegante, Franse verzen,Ga naar voetnoot(30) terwijl hij tegelijkertijd heel dicht bij de oorspronkelijke woorden is gebleven. Soms was hij evenwel gedwongen iets weg te laten, soms heeft hij iets toegevoegd ter verduidelijking of ter verdieping, of vanwege het rijm. Een paar van die toevoegingen zijn | ||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| ||||||||||||||||||||
ook te vinden in Leander ende Hero. Zo woont bij Marot Hero ‘En une tour dessus la mer assise / Où ses parens bien jeune l'avoyent myse’ (vers 61-62). In de Latijnse vertaling staat alleen: ‘Turrim a parentibusGa naar voetnoot(31) apud vicinum habitabat mare: zij bewoonde een voorvaderlijke toren vlak bij de zee.’ Er is hier dus geen sprake van dat Hero al jong naar de toren werd gestuurd. In het origineel wordt juist benadrukt dat het teruggetrokken leven een keuze is die Hero zelf gemaakt heeft. Dit ene woord ‘jeune’ gaf de auteur van Leander ende Hero op zijn beurt weer de inspiratie voor het hele eerste tafereel. De vader van de pas geboren Hero wordt ten tonele gevoerd. Hij vraagt Apollo naar de toekomst van zijn dochter en hij hoort dat zij zal sterven, indien zij verliefd wordt. Op grond van deze voorspelling stuurt hij haar ter plekke naar een eenzame toren samen met haar voedster. Ook het volgende detail uit Leander ende Hero is overgenomen van Marot. Nogal verrassend voor de nietsvermoedende lezer is de raad die de voedster aan Hero geeft in het derde spel: Om dat niemant voorts en zou ontdecken ons secreten,
Zoo zult ghy des daechs blijven draghen
V religieuse habijten, zonder te zijn vervleten,
Op triumphante habijten oft langhe kraghen,
...
Tsdaechs zult ghy maecht schijnen, tsnachts zult ghy vrijen.Ga naar voetnoot(32)
(III 375-383)
In het toneelstuk was het tot dan toe nauwelijks naar voren gekomen dat Hero een religieuze achtergrond had. Ze ging dan ook niet naar de tempel van Venus vanwege haar godsdienstige taken als priesteres, maar voor de ontspanning. Het enige wat verder aan een godsdienstige kant van Hero doet denken is het feit dat zij samen met haar voedster in een ‘convent’ woont. In het gedicht van Marot staat dit: | ||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| ||||||||||||||||||||
Quant à Hero, pour si seurement faire
Que ses parens ne congneussent l'affaire,
Tousjours d'habit de nonnain se vestoit
Et de jour vierge & de nuict femme estoit. (v. 513-516)
De raad van de voedster is gebaseerd op deze tekst. Het opmerkelijke is dat op verschillende plaatsen Hero door Marot een priesteres wordt genoemd; de toevoeging ‘nonnain’ van Marots tekst is evenwel niet in het Latijnse voorbeeld te vinden. Daar luidt de tekst als volgt: ‘Ast Ero longa induta veste suos latens parentes / Virgo diurna, nocturna mulier: wat Hero betreft, zij hield, gekleed in lang gewaad, haar geheim verborgen voor haar ouders, maagd overdag, 's nachts vrouw’ (p. 307). De raadgeving dat Hero ‘religieuse habijten’ moet dragen is terug te voeren op het werk van Marot. Als Leander het in de laatste nacht toch waagt naar de overkant te gaan, spreekt hij op het toneel al zwemmend deze woorden: Somtijts verheffen haer de golven tot inde locht,
En dan vallen sy tot inder Hellen gheheel onzocht:Ga naar voetnoot(33)
De Goden moeten verbittert zijn op my Leander,
Want de winden die strijen al d'een teghen d'ander,
Boreas die verheft hem teghen Nothus,
En Eurus die stormt teghen Zephyrus. (IV 231-236)
Noord tegen Zuid, Oost tegen West. De namen van de winden staan zelfs in dezelfde volgorde als bij Marot: ... ja les ondes ensemble
S'entrebatoyent, l'eau sallée s'assemble
Tout en un mont, les flotz sont jusqu'aux cieulx,
La terre esmue est des ventz en touz lieux
Par leur combat, car Boreas se vire
Contre Notus, Eurus contre Zephire. (v. 553-558)
In zijn nood roept Leander goden aan. In de Latijnse vertaling zijn het er drie ‘aequoream Venerem / ... ipsum regem Neptunum maris | ||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| ||||||||||||||||||||
/Atthaeae non Boream immemorem ... puellae: Venus, de godin van de zee ... Neptunus zelf, de koning van de zee, Boreas die het Attische meisje niet vergeten was’ (p. 311). Bij Marot worden dat Venus, Thetis, Neptunus en Boreas ‘qui tant labouré as / Au faict d'amour pour la pucelle Atticque’ (v. 565-567). Thetis is er dus bijgekomen. In het toneelstuk is de opsomming als volgt: Venus, Tethis, ..., Boreas, ‘ghy zijt immers ghedachtich, / Dat ghy met Orythia vreucht waert verpachtich,’ ... en Neptunus (IV 255-276). De toevoeging van Tethis op deze plaats kan hij alleen maar bij Marot hebben aangetroffen.Ga naar voetnoot(34) Leander ende Hero volgt de grote lijnen van Marots L'histoire de Leander et de Hero.Ga naar voetnoot(35) Het toneelstuk bevat dezelfde drie hoofdmomenten. Het eerste spel van Leander ende Hero, de ontmoeting in de tempel en de afspraak, komt overeen met vers 81-416 van Marot, het tweede spel, dat gaat over de eerste liefdesnacht, komt overeen met vers 417-506 en het vierde spel, de nacht van de catastrofe, met vers 545-602. Het derde spel bestrijkt de tijd tussen de eerste en de laatste nacht (vers 507-544). De auteur heeft Marot als voorbeeld genomen, maar hij gaat zijn eigen weg. Een belangrijke verhaallijn die hij heeft toegevoegd, is Apollo's voorspelling aan het begin. Dit orakel blijft tot het einde toe een belangrijke rol spelen en geeft het stuk spanning.Ga naar voetnoot(36) De dichter volgt niet alleen de hoofdlijnen; ook op kleinere schaal werkt hij gedeelten van het gedicht van Marot uit tot hele scènes. Als Leander Hero zijn liefde heeft verklaard, heeft zij drie bezwaren. In de eerste plaats kent zij Leander helemaal niet: | ||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| ||||||||||||||||||||
Si est ce en vain que m'as propos tenu,
Car veu que errant tu es & incongneu
Et qu'en toy n'a secureté de fiance
Comment peulx tu avoir mon alliance? (v. 319-322)
Verder: ... j'ay mes parens au contraire. (v. 325)
Tenslotte zou een heimelijke verhouding weinig kans hebben: Tu ne pourrois cacher l'amour furtive;
Car en tout temps les langues sont amyes
De faulx rapportz & toutes infamyes;
Et ce que faire en secret on pretend
En plain marché male bouche l'entend. (v. 328-332)
Deze zelfde argumenten komen, in iets andere volgorde, voor in het toneelstuk. Ook de formulering heeft veel te danken aan het Franse voorbeeld: ‘si est ce en vain que...’ 'tIs te vergheefs dat ghy my van liefde spreect,
Oft verhaelt dat ick v behulpich kan wesen,
Nadien my onbekent is wat v ghebreect. (I 717-719)
Ze moeten natuurlijk altijd rekening houden met Calumnije die altijt gheern haer leet wreect
Met haer adherenten en valsche fenijnighe tonghen,
En envije die altijt den stock teghen d'Amoureusen trect.
(I 720-722)
Bovendien zou de vader tegen een liefdesverhouding zijn. Dit punt is in het toneelstuk erg belangrijk. Het krijgt dan ook de meeste aandacht en is daarom naar de laatste plaats geschoven. Hero zelf is op de hoogte van Apollo's orakel. Ze noemt het en weidt breed uit over de wreedheid van haar vader.Ga naar voetnoot(37) | ||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| ||||||||||||||||||||
In het tweede spel is er een paar keer sprake van een wisseling van scène tussen Abydos en Sestos, steden aan weerskanten van de Hellespont. Ook hier gebruikt de dichter de tekst van Marot als scenario. Tegelijkertijd wordt het verhaal aangepast aan de normen van de rederijkers. Elke scène begint en eindigt met de sinnekens, die net als ‘Dedalus’Ga naar voetnoot(38) heen en weer vliegen over de Hellespont. In de eerste scène wacht Leander vol verlangen aan de oever van de zee op het vallen van de nacht (II 43-67 en Marot v. 417-426). In de volgende scène hangt Hero op de burcht in Sestos de lantaarn buiten het raam. Zij is zo verliefd dat zij zich wil overgeven aan ‘synen wille’ (II 108-143 en Marot v. 427-430). De derde scène: Leander ziet het baken. Hij verstopt zijn kleren en gaat het water in (II 194-252 komt overeen met Marot v. 431-460). De vierde scène: Hero wacht intussen vol ongeduld op Leander (II 269-293 komt overeen met v. 461-464 van Marot). Als Leander arriveert, ontvangt Hero hem aan het strand met een hartelijk welkom en een handdruk (II 331-359 is Marot v. 465-472). De volgende scène speelt zich af in Hero's kamer. Bij Marot begint het liefdesspel meteen. In het toneelstuk echter brengt Hero een dronk uit op de echte liefde. Leander zet bij het drinken zijn lippen op de plaats waar zijn geliefde net gedronken heeft. Dat er een liefdesspel volgt, komt de toeschouwer te weten uit het opgewonden commentaar van de sinnekens, die net als in Mars ende Venus tot in de details beschrijven wat er binnen plaatsvindt (II 397-425 komt overeen met v. 473-492 van Marot). Het tweede spel eindigt volgens de traditie van de rederijkers met een wachterliedGa naar voetnoot(39) en het afscheid van de geliefden. Afgezien van het slot volgt de toneelschrijver Marot op de voet; minder dan 80 Franse versregels werkt hij uit tot een compleet spel met twee hoofdpersonen, twee sinnekens en een wachter. Uit het voorafgaande is duidelijk geworden dat de schrijver van Leander ende Hero de vertaling van Marot heeft gekend en gebruikt. | ||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| ||||||||||||||||||||
Het is interessant om te zien met welke vaardigheid hij gedeelten van dit epische gedicht in renaissancestijl als een scenario gebruikt en omwerkt tot een traditioneel rederijkerstoneelstuk. | ||||||||||||||||||||
Ovidius en Van Ghistele
Om daer mee te behouden
's Konincks soone van jaren was jonck.
De schrijver van Leander ende Hero kende niet alleen Musaeus in de bewerking van Marot, maar ook de twee brieven van Leander en Hero uit Ovidius' Heroides. Deze brieven geven de gemoedstoestand weer van de geliefden vlak voor hun dood. Zij hebben elkaar al nachtenlang niet gezien vanwege aanhoudend stormachtig weer en leggen hun gevoelens op schrift vast. De toneelschrijver gaat bij Ovidius te rade voor de karaktertekening van de beide hoofdpersonen. Hij ontleent aan de brieven de stoerheid van Leander, die het durft op te nemen tegen de elementen en tegen de goden. In Hero's brief is al sprake van enige twijfel aan de standvastigheid van Leanders liefde; in het toneelstuk geeft Hero bij het uitblijven van Leander in steeds sterkere bewoordingen uiting aan haar jaloezie en angst dat Leander niet meer van haar houdt. Een aantal personages van het toneelspel is ontleend aan Ovidius, Leanders ouders bijvoorbeeld, ook al worden zij in de brieven slechts één keer genoemd.Ga naar voetnoot(40) Ovidius' voedster krijgt een belangrijke rol toegewezen.Ga naar voetnoot(41) Verder is de droom van Hero over een aangespoelde | ||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| ||||||||||||||||||||
dolfijn overgenomen uit haar brief. Er wordt in het toneelstuk zelfs gezinspeeld op de briefvorm van het voorbeeld. Hero zegt tegen haar voedster: ‘Kost hy niet ghekomen door't weders dangieren, / Hy mocht my schrijven.’ (III 398-399) De schrijver van Leander ende Hero kende de Heroides van Ovidius in de vertaling van Cornelis van Ghistele, Der Griecxser Princerssen ende Jonckvrouwen clachtige Sendtbrieven. Dit werk, dat te Antwerpen in 1553 bij De Laet verscheen, had veel succes en is vele malen herdrukt.Ga naar voetnoot(42) Dat de schrijver van Leander ende Hero deze bewerking kende,Ga naar voetnoot(43) wordt duidelijk, wanneer men een aantal passages naast elkaar legt. In de ‘declaratie’ wordt de zee tussen Sestos en Abydos ‘cleyn zee’ (f.Q2r.) genoemd, in het toneelstuk ‘kleyn Zee’ (I 795). In beide werken heet de ongelukkige Helle, naar wie de Hellespont is genoemd, Helles. Van Ghistele: ... doen Helles de maecht verdranck
En was niet stuerder de zee, duer welck sneuen
Sy den naem noch behouwen heeft met ondanck,
Haer is wreetheyts genoech doen toegheschreuen. (f.Q5v.)
In het toneelstuk zegt Atropos tegen Leander: Ghy hadt v voor 'tperijckel moghen wachten,
Wat zoudt ghy gaen in Zee swemmen by nachten?
Daer ghy wel wist dat in voorleden tijen
Helles in dit water was komen in lijen,
Daer af dese Zee Hellespont heeft behouden den name,
Soo de weerelt door daer af strect de fame. (IV 307-312)
In de brief schrijft Leander, hoe hij dikwijls aan de kust op een ‘steenclippe’ zit uit te kijken over zee naar Hero's baken. Hij doet een beroep op Boreas, want die is toch zelf ook eens verliefd geweest.Ga naar voetnoot(44) | ||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| ||||||||||||||||||||
Drijmaels hebbick mijn cleederen wtgeschoten al,
Drijmaels spranck ick in dzee sonder verreysen,
Maer Boreas repugneerde my int t'vloten al,
En dede my fellijck te rugge deysen.
O ongenadige Boreas, wat muechdy peysen?
Waerom wildy aldus den minnaer bestrijen?
Wat soudy dan doen (hoe muechdy v dus veysen)
Haddy noyt liefde geproeft in voorleden tijen?
Al sydy nu vercoelt ghy moetet belijen
Men sach v na Orythiam eens branden vierich
Die v sou belet hebben doen eenich soet verblijen
Denct hoe ghy oock sout geweest hebben crayierich.
Spaert doch den minnaer, weest wat manierich
Te minder quaet sal HippotadesGa naar voetnoot(45) v toe schrijuen siet.
Die een ander plaecht, en sal ongeplaecht blijuen niet. (f.Q3v.)
Deze scène komt ook voor in Leander ende Hero aan het slot van het derde spel. Leander zit aan het water. Het is al de zesde nacht, maar het waait nog steeds te hard om over te zwemmen. Hij maakt de goden van winden en zee precies dezelfde verwijten: O Borea ghy zijt wel weert ghelaect,
Dat ghy dus maect,, den meester naect
In dees Landouwen,
Door v stormende winden, niet om verkouwen,
En kan ick ghehouwen,, ter goeder trouwen
Mynen rijt en stont:
Vervloect zy Oeolus... (III 486-492)
O Goden hoe zijdy dus wreedelijck bedacht,
Dat ghy myn liefde versmacht,, nu niet en acht,
Daer ghy oock plocht te boeleren?
Die v solaselijck domineren,
Lustich courtiseren,, en hoveren
Oock hadde belet,
Ghy hadt mistroostich al murmureren
En lamenteren,, loopen verturberen
Met kloeck opzet
| ||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| ||||||||||||||||||||
Al die v hadden willen brenghen in't percket,
En ghy houdt my in't net,, waerom en hebdy dan met
My gheen medelijen?
O Goden hoe meucht ghy dus benijen
Wt puerder envijen,, myn jonstich vrijen,
Zonder te peysen
Dat ghy in plaetse van my te kastijen,
Tot allen tijen,, behoort te mijen,
En voorspoet in't reysen
Te verleenen, daer ghy my ter contrarien doet deysen,
Dat ghy my aen doet. (III 507-527)
In beide fragmenten wordt dezelfde gedachte tot uitdrukking gebracht: ook de goden hebben liefgehad en ze zouden flink opgespeeld hebben, als iemand hen zou hebben gehinderd in hun liefde. Zij zouden daarom toch medelijden moeten hebben met een minnaar. Beide dichters maken bovendien in deze passages gebruik van dezelfde rijmklanken op -eysen en -ijen en dezelfde rijmwoorden ver(r)eysen, deysen, peysen en tijen.Ga naar voetnoot(46) Aan het eind van het derde spel zit Leander nog op de kust uit te kijken over de woelige zee; in het vierde spel wordt hij al zwemmend ten tonele gevoerd. Gelukkig treft hij halverwege het toneel, uitgeput als hij is, een ‘steenclippe’ aan: Nu Godt lof ick ben tot aen de steenklip gheswommen,
Daer ick dickwils op heb gheklommen,
Om myn vermoeyde leden wat te rusten. (IV 247-249)
Terwijl hij op de rots uitrust, doet hij opnieuw een beroep op Boreas:Ga naar voetnoot(47) O Borea, ghy zijt immers ghedachtich,
Dat ghy met OrythiaGa naar voetnoot(48) vreucht waert verpachtich,
O Oeole bevrijt my ghy van alle wee. (IV 273-275)
| ||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| ||||||||||||||||||||
Leander heeft veel tekst uit te spreken, terwijl hij aan het zwemmen is. Dit zou wel geïnspireerd kunnen zijn door Van Ghisteles vers: ‘Sprack ick int swemmen met soeten gepeyse’ (f.Q4r.). Hero verlangt zo naar Leander dat zij hem tegemoet zou willen zwemmen (II 314). Ook bij Van Ghistele is zij dat van plan (f.R3v.-R4r), maar ze wordt tegengehouden door haar voedster (f. Q4v.). De volgende versregels zijn eveneens terug te vinden in het toneelstuk. Leander schrijft: De sterre Elice, en Arctos in desen,
Wil ic oock niet volghen, hoe claer sy staen ten toone.
Na geen sterren en vraecht mijn liefde wtgelesen,
Ia al siense som na Andromedes, oft Ariadnes croone
En al blinct Parrasis in den hemel schoone,Ga naar voetnoot(49)
Al hoore icxse al prijsen, ick slacht den doouen.
Hy is dwaes die de sterren wilt te seer gheloouen. (f.Q6r.)
Op het toneel zegt Leander, als hij het licht van Hero niet meer ziet, en bijna verdrinkt:
Ick en plach naer Elicen noch Arcton niet te vraghen,
Naer Ariadne kroone noch naer den waghen,
Ick en hadde oock gheen zorghe voor verdrincken
Als ick myn Liefs lanteerne zach blincken. (IV 241-244)
Een echo van zijn stoere woorden: Ick zal tzavonts de Zee overswemmen als de koene,
Zonder myn armen te sparen, zoo Godt weet,
Ick en heb Boot, schip, noch Schippers van doene,
Ick en zal oock niet wachten naer den saysoene
Van dat de Mane oft Sterren zullen blincken. (I 812-816)
| ||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| ||||||||||||||||||||
Bij Van Ghistele gelooft Leander niet in de sterren; op het toneel toont Leander zich eveneens sceptisch: ...dat sy in alle manieren de dwasen slachten,
Die de Waerzegghers vraghen naer gheluck oft ongheval. (I 786-787)
‘De dwasen slachten’: de tekst van het toneelstuk en Van Ghisteles brief vertonen opnieuw een inhoudelijke en een woordelijke overeenkomst. Tot slot is er de droom van Hero. Zij is in slaap gevallen en droomt dat een dolfijn aanspoelt:
My droomde dat ick arriveren zach met den vloede
Eenen Dolphijn, en het dunct my noch waerachtich,
Die hem zelven op tzant werp met krachten krachtich,
En zoo hy bleef ligghen op 'tzant uyt het diep,
Zoo docht my dat hy daer sterf onzachtich,
Door dat hem 'twater van den vloet ontliep,
En doen docht my noch dat ick myn Voester riep,
Om dat sy my den Dolphijn zou helpen uyttrecken. (IV 399-406)
Hero gelooft overigens wél in de voorspellende kracht van dromen: ‘het dunct my noch waerachtich.’ Ook bij Van Ghistele doet zij dat:
Mi docht, ick sach comen swemmen sonder geschille
Eenen Dolphijn naer dlant, noyt vremder geschien.
Wonderlijcken droom moet somtijts wat bedien.
So haest als de vloet hem werp op tsant drooghe,
Dwater ontginck hem en dieven tsamen. (f.R4v.-R5r.)
Weer vertonen de parallelle teksten opmerkelijke overeenkomsten. Bij vergelijking van de verschillende versies van het verhaal van Hero en Leander blijkt dat de schrijver van het spel van zinne gebruik heeft gemaakt van Marots vertaling van Musaeus voor de structuur en de verhaallijn. De bewerking van Ovidius' Heroides van Van Ghistele diende voor de karakterisering van de twee hoofdpersonen en voor de invulling van allerlei details. Deze werken verschenen voor het eerst in druk respectievelijk in 1541 en 1553. | ||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| ||||||||||||||||||||
De Spiegel der Minnen en Leander ende Hero
Wat stack sy op drie keerssen,
Drie keerssen van twaelf int pont.
Het is niet onmogelijk dat de auteur van Leander ende Hero door de Spiegel der Minnen op het idee gekomen is de stof uit te kiezen voor een toneelstuk. In elk geval is de invloed van Colijns werk groot. In beide toneelstukken is het grondthema hetzelfde: twee geliefden zijn geografisch van elkaar gescheiden.Ga naar voetnoot(50) Bovendien zijn de ouders tegen de liefde. Toch proberen de minnaars de barrières te overwinnen. Uiteindelijk wordt die scheiding de oorzaak van hun ondergang, maar in de dood zijn ze verenigd. De volgende verzen in de Spiegel der Minnen bevatten kort het verhaal van Hero en Leander: Ick weet een materie van beschee:
Den minnaars teender recreacien.
Hoe dat Leander verdranck in de zee,
By eender lantaerne die waeyde in twee,
Welck Ero met liste ten burch uut hinck:
Dies Leander snachts tot zijnen lee,
Twater duerswam ende tot haer ginck.Ga naar voetnoot(51)
Ten laetsten hem swaters stroom bevinck,
Dat hy inde zee bleef ende verdranck:
Dies Ero noyt wonderlijcker dinck
Van grooten drucke inde zee oock spranck. (v. 55-65)Ga naar voetnoot(52)
| ||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| ||||||||||||||||||||
Dat de schrijver van Leander ende Hero deze verzen gekend moet hebben, blijkt uit de woorden van Leander, als hij zijn eerste afspraak met Hero maakt: Zoo wilt eenen lanteern met licht ten Borgh uytsteken. (I 820)
De overeenkomst is verrassend. De ‘lantaerne ... / Welck Ero met liste [=behendig] ten burcht uut hinck’ is enigszins pleonastisch een ‘lanteern met licht’ geworden. Hier kan natuurlijk oorpronkelijk ook ‘met liste’ hebben gestaan. Deze woorden uit de Spiegel der Minnen blijven doorklinken in het toneelstuk. Hero's antwoord op Leanders voorstel luidt: ‘Het brandende licht... / Zal ick noch t'avont uytsteken’ (I 842-843). Als zij 's avonds op Leander wacht, zegt zij: ‘Dus wil ick gaen halen,, zonder dralen / Mynen lanteerne, en steken het licht correct / Ter veynsteren uyt’ (II 111-113).Ga naar voetnoot(53) Hero hangt dus steeds een lantaarn uit het raam. Dat is in overeenstemming met het slot van het toneelstuk, waar Hero uit het raam moet kijken om te kunnen zien dat het licht is uitgewaaid (IV 414-416). Dat dit uithangen van een lantaarnGa naar voetnoot(54) niet helemaal voor de hand ligt blijkt al uit de illustratie bij het toneelstuk in de Handel der Amoureusheyt (f.Z5v.).Ga naar voetnoot(55) Hero kijkt peinzend uit over de woelige zee. Het lijk van Leander spoelt aan. Het baken is niet een lantaarn, maar een vuur boven op de toren. Dat is ook het geval bij Marot. Leander zegt daar: ...faiz moy sans plus ce tour
De me monstrer sur le hault de la tour
Quelque lanterne ou brandon flamboyant. (v. 377-379)Ga naar voetnoot(56)
| ||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| ||||||||||||||||||||
Ook uit het volgende blijkt dat het licht niet buiten het venster hangt: Hero tandis qui des creneaulx esclaire,
De son manteau couvroit la lampe claire,
Quant s'eslevoit quelque nuisible vent. (v. 461-463)
In de bewerking van Van Ghistele speelt het licht, vreemd genoeg, nauwelijks een rol.Ga naar voetnoot(57) Er wordt wel melding gemaakt van een baken boven op de toren. Leander schrijft immers dit: ‘Tvlammende vier dunct my van uwen toren blaken.’ (f.Q3r.)Ga naar voetnoot(58) Hero schrijft haar antwoord aan Leander ‘omtrent den lichte bouen in den toren’. (f.R3v.). Inzake het baken van Hero sluit de schrijver van Leander ende Hero zich niet aan bij Van Ghistele en Marot, maar bij de Spiegel der Minnen. In de Spiegel der Minnen komt het verhaal van Hero en Leander een tweede maal ter sprake, als de ‘Medecijn Meester’ Diericks ziekte diagnostiseert: ...Tis sulck een letsele,
Dat den mensce dies versuft wort ende rasende,
In verwoetheyt buyten memorie dwasende.
Daer zijn hondert menschen by bedorven,
Onteert ende desperaet ghestorven.
...
Ghelijck als Ero recht min noch meer mee
Duer Leander haer selven verdranc in de zee.
...
Tis een evel soo fel ende puytertier,
Dat alle tormenten te boven gaet. (v. 2312-2327)Ga naar voetnoot(59)
Hero wordt hier genoemd als slachtoffer van dezelfde ziekte waaraan Dierick lijdt, liefdesverdriet.Ga naar voetnoot(60) ‘Onteert ende desperaet ghestorven’: | ||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| ||||||||||||||||||||
beide dingen zijn inderdaad van toepassing op de Hero van het toneel. De schrijver van Leander ende Hero heeft in dit opzicht de Spiegel der Minnen weer als voorbeeld genomen. In beide spelen is het Saturnus die de vrouwelijke hoofdrolspeelster ten ondergang laat voeren. In Leander ende Hero geeft hij Atropos de opdracht om bij Hero ‘Goddeloose desperatie’ te verwekken: Die haer zinnen zoo stellen zal in variatie,
Dat syse tot zulcken raserije bringhen,, zal,
Dat sy door 'tmeskief en groot turbatie
Haer onghebaeyicheyt niet konnen dwinghen,, zal,
Maer dat sy mistroostich ter veynsteren uytspringhen,, zal.
(IV 182-186)
Dit gebeurt ook. Als Hero ziet dat Leander verdronken is, zegt zij wanhopig: Och nu moet ick zonder confortatie
In desperatie,, sterven de bitter doot:
...
Zoo zal ick ten lesten my zelven ontlijven,
Want ick en wil in 'sweerelts conroot
Sonder myn Lief niet langher leven blijven. (IV 454-461)
De woorden van Hero, voordat zij in het water springt, doen sterk denken aan de woorden van Dierick, als hij ziek te bed ligt. Vol zelfmoordgedachten zegt hij:
Comt alfs ghedrochte ende wilt my plaghen
Verslaet my met blicxem ende met dondere.
Ghy serpenten wilt my tlijf af knaghen.
Dootstekers vermoort mi, ic en sal niet clagen.
Huysen, berghen maect my slevens sondere.
Verslint my aerde als een verslondere
Des levens, ick wil in u versincken.
Verdrinct my wateren en hout my tondere
Soo langhe dat ick my mach verdrincken
...
Comt helsch vier wilt my tleven mincken. (v. 5266-5278)
| ||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| ||||||||||||||||||||
Hero's laatste woorden zijn: Och! ick beghin naer de doot te haken,
Komt Serpenten en Draken,, wilt my verslonden,Ga naar voetnoot(61)
Springht uyt Cerbere met v helsche Honden,
En bijt met v fenijnighe tanden in myn hielen:
Komt voort ghy dry Furien en wilt my vernielen,
Komt voort Iupiter met uwen vyerighen donder,
Versmacht my fortselijck, en worpt my onder
De groote berghen, zoo ghy de Reusen hebt ghedaen,
Oft wilt my met uwen blixem verslaen:
Komt Neptune wilt my den buyck vol waters schincken,
Opdat ick ghelijck myn Lief mach verdrincken. (IV 487-497)
In de Spiegel der Minnen houden de sinnekens Katherina, ‘van drucke half desperaet’ (v. 5839) vanwege Diericks dood, de spiegel van ‘daghelijcx verwijt’ voor (v. 5842). Hero krijgt, als Leander verdronken is, van Atropos te horen: En dan zal v Vadere komen te weten
Dat ghy gheboeleert hebt, en gheen maecht en zijt,
En dan zult ghy door daghelijcx verwijt
Verteeren miserabelijck... (IV 444-447)
| ||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| ||||||||||||||||||||
Tenslotte heeft ook de tekening van Hero's karakter veel te danken aan de Spiegel der Minnen. Het voorbeeld is Katherina. Als Leander vanwege het aanhoudend stormachtig weer maar niet komt opdagen, blijkt Hero, tamelijk onverwachts, een jaloerse aard te hebben. In steeds sterkere bewoordingen geeft zij uiting aan haar argwaan tegen de mannen in het algemeen en Leander in het bijzonder. De invloed van de Spiegel der Minnen is niet alleen te bespeuren in de keuze van de stof, maar ook in details. Vergelijk bijvoorbeeld maar de volgende twee passages waarin de sinnekensGa naar voetnoot(62) aan het woord zijn:
Jalours ghepeyns
Sy [Vreese voor schande] maect van heymelijcke camer catten,
Al enghe maechdekens.
Begheerte van hoocheden
Ke swijcht seg ick sotteken.
Jal.
Sy vercoopt menich ghebroken potteken,
Voor voet ende gave.
Begh.
Laet staen dat wantelen.
Jal.
Vreese voor schande cant al bemantelen,
Al drincken dees meyskens van calewaerts biere,
Alst buycxken plat blijft.
Begh.
Ja dats de maniere.
Vrees.
Schamele noodtruft en is gheen leckernije.
Jal.
Men steect oock menighe steke op zije. (v. 2599-2607)
De schrijver van Leander ende Hero vond dit blijkbaar een interessante dialoog. Hij heeft er graag aan ontleend: | ||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| ||||||||||||||||||||
Den Roover.
En ghy kondt immers wel metter daet
Enghe Maechdekens maken van sluypratten,
En eerlijcke Dochters oock vroech en laet
Van stille heymelijcke kamerkatten.
Liefs ghebruyck.
En ghy weet de verborghen schatten
Te krijghen van d'amoureuse zotten.
Den Roover.
En ghy verkoopt voor eerzame, de vuyl motten,
En voor goet en gave de ghebroken potten.
...
Liefs ghebruyck.
Schamelen nootdruft en is gheen leckernije,
Men moet zomtijts den lust der natueren verdrijven,
Men steect zoo menighen steeck op zije,
Maer sy zijn al maecht als den buyck wilt plat blijvend.Ga naar voetnoot(63) (II 494-509)
De schrijver van Leander ende Hero heeft verder twee hele taferelen van Colijn als voorbeeld genomen voor scènes in zijn eigen toneelstuk. Allereerst de scène van Saturnus. In de Spiegel der Minnen roept Saturnus, ‘een man qualijck gecleet / verbonden als een crepele’, Jalours ghepeys tevoorschijn uit een ketel (v. 2487-2537). Hij beveelt haar om met behulp van ‘Mars gramschappe’ en ‘wanhope die Judas de kele af beet’ het liefdespaar jaloers te maken. Dit is volgens Saturnus wat ‘Fortuyne’ aanraadt. Vervolgens gaat Jaloers ghepeys aan het werk met de twee ‘officiële’ sinnekens van het toneelstuk, Vreese voor schande en Begheerte van hoocheden. Precies hetzelfde gebeurt in Leander ende Hero. SaturnusGa naar voetnoot(64) roept Rampzalighe Fortuyne op. Zij moet samen met Atropos Leander gaan verdrinken in | ||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| ||||||||||||||||||||
de HellespontGa naar voetnoot(65) en daarna met behulp van Goddeloose desperatie Hero tot zelfmoord brengen. Ook hier wordt de opdracht door haar samen met de twee ‘officiële’ sinnekens keurig uitgevoerd.Ga naar voetnoot(66) In beide toneelstukken wordt de verliefde jongeman door zijn ouders ter verantwoording geroepen, wanneer zij de naam van het meisje te weten zijn gekomen.Ga naar voetnoot(67) In beide gevallen ontkent de zoon dat hij verliefd is op het genoemde meisje,Ga naar voetnoot(68) maar als hij alleen gelaten wordt, komt de reactie: bij Dierick berouw over het verraad van zijn tong: ‘O tonghe hoe condy dat ghespreken’ (v. 588) en bij Leander woede over de ‘nijders oft valsche tonghen’ van anderen. ‘O Goden der Hemelen 'tis al van't vercken, / ... / Och oft nu alle nijdighe tonghen, / Die de Minnaers verraden, waren afgevronghen, / ... / Kost ick als eenen Voghel in haer veynster vlieghen, / Oft als een Muysken in haer kamer kruypen, / Ick zou daer alle uren eens in sluypen’ (III 213-235). Deze laatste woorden lijken dan weer sprekend op de verzuchting van Katherina die zij slaakt als zij voor het huis van Dierick staat: ‘O camer ... / Waer ick een muysken ick croper binnen’ (v. 4301 en 4313). Leanders woorden zijn tevens een reminiscentie aan de zo trieste woorden van Dierick, wanneer hij ziek van liefde ligt te ijlen: ‘Daer loopt een muysken achter die camere. / Valsch wijf gaet uut mijnen ooghen, / Vangt dat voghelken tis in huys ghevloghen’ (v. 5365-5367).Ga naar voetnoot(69) Uit het voorgaande moge duidelijk zijn dat de auteur van Leander ende Hero de Spiegel der Minnen heel goed heeft gekend. Hij volgt het stuk na in details en in hele taferelen. Vooral het karakter en de laatste ogenblikken van Hero zijn beïnvloed door Colijn van Rijssele. Het is niet na te gaan hoe hij met het toneelstuk in aanraking is gekomen. Zou hij meegewerkt hebben aan een opvoering? Kende hij het van een voorstelling of van een handschrift? Was hij misschien in het bezit van Coornherts editie uit 1561 of 1577?Ga naar voetnoot70 | ||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| ||||||||||||||||||||
Houwaert en de hele Handel
Sy pluckt maer al de roosjes,
En die bladertjes laet sy staen.
Leander ende Hero is niet overgeleverd in de oorspronkelijke vorm. De tekst heeft een bewerking ondergaan. Door deze bewerking is het zicht op het oorspronkelijke toneelstuk enigszins vertroebeld. Ongetwijfeld is Johan Baptist Houwaert de bewerker geweest. Door hem er bij te betrekken is het misschien mogelijk meer inzicht te krijgen in wat van de oorspronkelijke auteur van Leander ende Hero is en wat te danken is aan de bewerker. Houwaert is zo goed als zeker degene geweest die de Handel der Amoreusheyt van 1583 heeft samengesteld en uit laten geven bij Jan Brecht in Brussel.Ga naar voetnoot(71) Zijn naam staat dan wel niet op de titelpagina, maar zijn zinspreuk ‘Houdt middelmate’ komt meerdere malen in het werk voor (f.A2r., Q1r. en R2v.). Bij rederijkers heeft zo'n zinspreuk bijna de waarde van een handtekening. De Handel der Amoreusheyt bevat ‘dry Boecken inhoudende dry ... Poetische spelen van sinnen van Jupiter en Yo met dry ... Dialogen oft disputatien van minnen’. De spelen zijn elk voorzien van een ‘prologhe’ en een ‘na prologhe’; elk spel wordt gevolgd door een ‘tussenspel’.Ga naar voetnoot(72) Het is heel goed mogelijk dat Houwaert na deze publicatie begonnen is aan het bewerken van andere amoureuze toneelwerken uit zijn verzamelingGa naar voetnoot(73) voor een tweede en misschien wel derde deel. Dit materiaal is blijven liggen; tijdens zijn leven kwam het niet meer tot een uitgave. Het is niet ondenkbaar dat de politieke situatie in de zuidelijke Nederlanden daarvan de oorzaak was. In 1585 ging Brussel over naar de hertog van Parma. Houwaert raakte daardoor uiteindelijk zijn functie, meester der Rekenkamer van Brabant, kwijt.Ga naar voetnoot(74) Sindsdien | ||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| ||||||||||||||||||||
heeft hij niets meer gepubliceerd. In zijn vrije tijd heeft hij nog wel een hele reeks van werken geschreven. Deze werden pas na zijn dood uitgegevenGa naar voetnoot(75) en hebben in de eerste helft van de 17de eeuw in de noordelijke Nederlanden een groot succes gekend.Ga naar voetnoot(76) Misschien wilde de Rotterdamse drukker Ian van Waesberghe de Ionghe, die uit Zuid-Nederland afkomstig was, van deze populariteit profiteren. In 1621 verscheen bij hem onder de naam van ‘Heer ende Meester Iohan Baptista Houwaert’ een tweede bundel met amoureuze spelen, de Handel der Amoureusheyt, dit keer in vier boeken. Dit werk bevat de volgende vier spelen Aeneas ende Dido, Narcissus ende Echo, Mars ende Venus en Leander ende Hero. De opzet lijkt op die van de eerste Handel. Sommige spelen zijn voorzien van ‘prologhen’ en ‘naerprologhen’,Ga naar voetnoot(77) andere van tussenspelen.Ga naar voetnoot(78) Houwaerts bemoeienis met deze Handel der Amoureusheyt blijkt uit de eerste proloog van Leander ende Hero. Daar heeft Houwaert gebruik gemaakt van het oorspronkelijke idee van Colijn van Rijssele:Ga naar voetnoot(79) er dienen zich namelijk, net als in de Spiegel der Minnen en in Jupiter en Yo, twee ‘fictionele ensceneurs’Ga naar voetnoot(80) aan op het toneel, die hier Amoureuse fantasije en Poëtelijck gheest heten.Ga naar voetnoot(81) Ze zijn op zoek naar een geschikt onderwerp. Uiteindelijk kiezen ze voor de stof die indertijd door Colijn was afgewezen, Hero en Leander, want ‘Dees materie en hebben wy noch niet speelwijs ghemaect’ (Ip 20).Ga naar voetnoot(82) Met | ||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| ||||||||||||||||||||
‘speelwijs maken’ wil Houwaert suggereren dat hij ter plekke een toneelspel improviseert voor een kijkerspubliek. In werkelijkheid bewerkt hij een bestaand toneelstuk voor een lezerspubliek.Ga naar voetnoot(83) In de volgende passage gaat de auteur in op het tot stand komen van de Handel der Amoureusheyt:
Poëtelijck gheest.
Want ons wercken en moghen niet blijven ghestaect,
Al zouden wy derhalven noch moeyte en kost,, hebben,
En op hope dat niet en zal zijn ghelaect
Den Handel der Amoreusheyt die wy begost,, hebben,
En in vier Amoureuse Boecken ghetrost,, hebben,
Moeten wyse volmaken voor de vrinden.
Amoureuse fantasije.
Want wy dees wercken over de twee deelen met lost,, hebben
Volbrocht, zoo laetse ons voor al volinden.
Poëtelijck gheest.
Ick ben te vreden, laet ons met kloeck onderwinden
De vadde ledicheyt verdrijven met krachte. (Ip 24-33)
Uit deze woorden wordt duidelijk dat de titel Handel der Amoureusheyt al vaststond en dat het werk gepland was in vier boeken, die misschien wel als het tweede deel van de Handel gepubliceerd moest worden. Daar Leander ende Hero het vierde boek is, kan men concluderen dat de bewerking van de drie spelen die voorafgingen, in de ogen van de bewerker, dus voltooid was.Ga naar voetnoot(84) Uit het feit dat verwezen wordt naar de andere spelen, blijkt tevens dat de proloog speciaal is geschreven om Leander ende Hero een plaats te geven in het geheel van de Handel der Amoureusheyt. Bovendien is er ook nog een ‘Naerprologhe’, die eindigt met de zinspreuk van | ||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| ||||||||||||||||||||
Houwaert: ‘Houdt middelmate’. De prologen en de epiloog van Leander ende Hero zijn dus speciaal voor de editie aan het toneelstuk toegevoegd. De schrijver van de proloog van Leander ende Hero was ongetwijfeld dezelfde man die de volgende woorden schreef: Soo constich, datse noydt niemandt en laeckte,
Want sy wel so playsantelijck ghetrost waren,
Als sy elegantelijck begost waren.
Dat was namelijk niemand minder dan Houwaert.Ga naar voetnoot(85) Natuurlijk is het ook nog mogelijk dat een onbekende de prologen van Leander ende Hero heeft geschreven en hier met de uitzonderlijk zeldzame betekenis van het woord ‘trossen’ teruggrijpt naar Pegasides Pleyn. Dit zou echter teveel vergen van het voorstellingsvermogen. De schrijver van beide passages moet wel Houwaert zijn. Zou deze proloog van Leander ende Hero geen zinspeling kunnen bevatten op de gebeurtenissen van 1585, die voor Houwaert zulke belangrijke gevolgen hadden? Voordat Poëtelijck gheest en Amoureuse fantasije het eens werden over het onderwerp van het op te voeren toneelstuk, was eerst een actueel onderwerp voorgesteld: Willen wy dan de hooghe glorie
En de victorie,, van onsen Prince by bringhen? (Ip 9-10).
Dit zou kunnen slaan op de inname van Antwerpen of Brussel in 1585 door de hertog van Parma. Diezelfde woorden ‘victorie’ en ‘Prince’ komen ook voor in het gedicht dat Houwaert heeft gemaakt voor de intocht van Parma in Brussel.Ga naar voetnoot(86) Op de titelpagina van dit ongepubliceerde werk staat: ‘Den Welghecomen van den hooghgeboren, Dorluchtighen ende Victorieusen Prince van Parma binnen de stadt Brussele.’Ga naar voetnoot(87) De ‘vadde ledicheyt’ waarvan in de proloog sprake is, zou het gevolg kunnen zijn van Houwaerts ontslag. Dat hij | ||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| ||||||||||||||||||||
zijn nieuwe vrije tijd nuttig wil gaan besteden, kan men opmaken uit de woorden: ‘ons wercken en moghen niet blijven gestaect.’Ga naar voetnoot(88) Van de andere spelen van de Handel der Amoureusheyt, namelijk Aeneas ende Dido, Narcissus ende Echo en Mars ende Venus, bestaat een tweede versie in handschrift. Bij vergelijking blijkt dat de spelen in druk een bewerking hebben ondergaan wat de prologen betreft. Aeneas ende Dido is proloog en epiloog kwijtgeraakt, de twee andere spelen hebben juist prologen erbij gekregen. De toneelstukken zelf hebben eveneens een bewerking ondergaan. Door die veranderingen hebben ze bepaalde kenmerken gemeenschappelijk. Als die kenmerken voorkomen in Leander ende Hero, zou daaruit geconcludeerd kunnen worden dat ook dit spel een bewerking heeft ondergaan. De meest opvallende verandering is dat de soms uiterst vrijmoedige taal van de sinnekens op seksueel gebied is gekuist en afgezwakt. Dat is tenminste het geval in de Narcissus ende Echo en Mars ende Venus.Ga naar voetnoot(89) Nu is het opmerkelijk dat Houwaert in Leander ende Hero niet ingegrepen heeft in de obsceniteiten. De taal van de sinnekens kan, zoals het nu gedrukt staat, nauwelijks hitsiger. Er zijn evenwel prologen en een epiloog aan de vier spelen toegevoegd; en dat alleen al is een bewijs dat Leander ende Hero een bewerking heeft ondergaan. Kenmerkend voor de gedrukte versies is dat slordig omgesprongen wordt met de lijsten van personages.Ga naar voetnoot(90) Soms worden de namen van de spelers van tussenspelen en van de prologen toegevoegd. Dat is gebeurd bij Mars ende Venus en bij het eerste spel van Narcissus ende Echo. De proloogspelers van Leander ende Hero zijn steeds aan de ‘Namen der Personagiens’ toegevoegd. Soms ontbreken echter namen van de hoofdrolspelers.Ga naar voetnoot(91) In het eerste spel van Leander ende Hero is dat het geval met Apollo, die toch een belangrijke rol heeft. Een merkwaardige fout komt voor in het eerste spel (I 489-497). Daar wordt het sinneken Amoureuse affectie twee keer aangeduid | ||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| ||||||||||||||||||||
met de naam Amoureuse fantasije, één van de spelers uit de proloog. Deze vergissing kan niet gemaakt zijn door de auteur en ook niet door de zetter, maar wel door de man die de proloog geschreven heeft en bezig is een afschrift te maken van het stuk. In een uithoek van zijn geheugen zat die naam nog. Opvallend is voorts de behandeling van mythologische, historische en bijbelse namen. De rederijkers hebben de gewoonte in hun werk kwistig bijbelse en heidense namen rond te strooien. Houwaert vervangt in de klassieke spelen de bijbelse namen door voorbeelden uit de geschiedenis of mythologie.Ga naar voetnoot(92) Eén voorbeeld uit Narcissus ende Echo: Diana is zich aan het baden in een fontein. De jager Acteon wil haar verkrachten, maar door de volgende bezwering verandert hij in een hert: Also waerlyck als pharao by hemGa naar voetnoot(93) versanck,Ga naar margenoot+
besweer ick u dorperheit onpassible
up my te baerene sulck werck horrible.
Alzo waerlyck als 〈ick〉 Aman plaegdeGa naar margenoot+
De Hester met vilonijen jaegde,Ga naar margenoot+
daer hy aen syns selves galghe om hinck,Ga naar margenoot+
en door die cracht die my behaegde,
duen tsweert van Minerva craegdeGa naar margenoot+
Olefernem, de van Judith die doot ontfinck,Ga naar margenoot+
so besweer ick u... (v. 819-828)
In de gedrukte versie zijn de bijbelse namen vervangen door mythologische. Het is natuurlijk onmogelijk om te weten te komen of er bijbelse namen in Leander ende Hero hebben gestaan, laat staan welke. Eén mythologische naam valt echter uit de toon, die van | ||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| ||||||||||||||||||||
Midas. De context is als volgt: Hero heeft het lijk van Leander zien aanspoelen. Zij is wanhopig. Atropos en Goddeloose desperatie proberen haar tot zelfmoord te brengen door haar de schuld te geven van Leanders dood: zij is immers in slaap gevallen en heeft het licht laten uitgaan:
Goddeloose desperatie
'tFeyt dat ghy bedreven hebt,
Atropos.
Is argher dan moort.
Goddeloose desperatie.
'tIs Midae werck,
dat ghy v Lief dus hebt brocht om den hals. (IV 478-479)
Midas kreeg ezelsoren vanwege kritiek op Apollo's kunst. Hij was een onverstandig man misschien,Ga naar voetnoot(95) maar geen verrader. In de zestiende eeuw was hij het toonbeeld van een domme criticus.Ga naar voetnoot(96) In de originele tekst heeft hier ongetwijfeld gestaan: ‘Tis Judas werck.’ In een soortgelijke situatie zeggen de sinnekens in de Spiegel der Minnen: ‘Tis Judas werck...Veel arger dan moort’ (v. 2448 en 2463). Dierick heeft zich immers niet gehouden aan zijn afspraak met Katherina. Het zal de oorzaak worden van hun dood. Katherina vindt het ‘argher dan moort’ dat Dierick op reis moet naar Dordrecht (v. 1826) en als zij zijn gordel steelt, noemt zij haar daad ‘Judas wercken’ (v. 3579). Houwaert heeft de neiging fouten te verbeteren en de mythologie te normaliseren.Ga naar voetnoot(97) In Narcissus ende Echo wordt ‘Troyen’ als voorbeeld | ||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| ||||||||||||||||||||
van een stad die verwoest werd door toedoen van een vrouw, vervangen door ‘Percepolis’ (v. 554).Ga naar voetnoot(98) Troje kan immers nog niet verwoest zijn, want verderop in het spel doet Serfeles van Troje mee aan het toernooi (v.1317). In de klassieke spelen is Atropos (of Antropos)Ga naar voetnoot(99) de god van de dood. In de gedrukte versies is zij een godin geworden.Ga naar voetnoot(100) Orpheus is in de handschriften behalve muzikant ook de god van de nacht en van de dromen.Ga naar voetnoot(101) In de druk wordt dat rechtgezet: daar heet hij Morpheus. Zijn tegenhanger is Phoebus, de god van de dag. Apollo is daarentegen de god van de voorspelkunst. Phoebus en Apollo treden in de spelen soms op als twee verschillende personages. In Mars ende Venus staan zij zelfs tegelijkertijd op het toneel (v. 643-721). In de gedrukte tekst zijn zij weer één persoon geworden. Phoebus en Morpheus worden in Leander ende Hero in een adem genoemd als de goden van dag en van nacht (II 108-109, 463-467), terwijl Apollo in het eerste spel de god is die een orakel uitspreekt. Heeft in de oorspronkelijke versie misschien Orpheus gestaan in plaats van Morpheus? Het is in elk geval niet onwaarschijnlijk dat in het originele spel Atropos een man was. ‘Zij’ neemt zich immers voor | ||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| ||||||||||||||||||||
een ‘capruyn’ te gaan dragen als teken van rouw vanwege de dood van Hero en LeanderGa naar voetnoot(102) en een capruyn is eerder een mannendracht.Ga naar voetnoot(103) Als Atropos een vrouw zou zijn, zouden de slotscènes van het spel (meer dan 200 verzen) beheerst worden door alleen maar vrouwen, vijf in het totaal. Op papier is dit natuurlijk niet onmogelijk, maar op het toneel geeft dat een onevenwichtige indruk. Houwaert gebruikte graag bij de klassieke eigennamen de Latijnse naamvalsvormen. In de handschriftversie van Narcissus en Echo en Mars ende Venus komen ze maar weinig voor.Ga naar voetnoot(104) In het afschrift van Aeneas en Dido staan er meer. Dat is ook niet verwonderlijk. Van Ghistele kende Latijn; hij heeft zelfs poëzie in het Latijn geschreven.Ga naar voetnoot(105) Toch maakte hij in Aeneas ende Dido slechts spaarzaam gebruik van Latijnse naamvalsvormen. In Leander ende Hero daarentegen komen de naamvallen bijna systematisch voor.Ga naar voetnoot(106) De meest excentrieke vormen zijn in dit stuk te vinden.Ga naar voetnoot(107) Wanneer men kijkt naar de naam Leander, blijkt dat steeds de naamvalsvorm wordt gebruikt die in het zinsverband past,Ga naar voetnoot(108) behalve als deze naam in rijmpositie staat.Ga naar voetnoot(109) Dat lijkt mij een teken dat het origineel niet dat | ||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| ||||||||||||||||||||
buitensporige gebruik van naamvallen kende. Het is natuurlijk ook niet wenselijk in een toneelstuk dat bestemd is voor een openbare opvoering, intensief Latijnse naamvallen te gebruiken. Het gedeelte van het publiek dat niet of nauwelijks naar school is geweest, zal het nut van al die verschillende vormen niet kunnen inzien. Het is verwarrend dat op het toneel één en dezelfde persoon wordt bedoeld met Jupiter, Jove en Jovis en dat Venus dezelfde godin is als Venerem. Op papier geven die naamvallen minder problemen. De lezer kan nog eens rustig terugbladeren. Een gedrukt werk is natuurlijk vanzelfsprekend bestemd voor een meer ontwikkeld publiek. Tenslotte zijn de teksten herspeld en is de taal gemoderniseerd.Ga naar voetnoot(110) Misschien rijmt daarom armen op beschermen (II 253-255) en op ontfermen (IV 504-505). Dit alles wijst er op dat het binnenspel eveneens een bewerking heeft ondergaan. Degene die het binnenspel heeft bewerkt, was vast en zeker dezelfde als de schrijver van de prologen: Houwaert. | ||||||||||||||||||||
Houwaert, Marot en Van Ghistele
En die blies uyt die keerssen
Daer verdroncker dien jongen helt.
In 1582-1583 verschijnt bij Plantijn Houwaerts hoofdwerk Pegasides Pleyn, ook wel Lusthof der maeghden genoemd. Dit werk overtreft in aantal versregels de Ilias, Odyssee en Aeneis tezamen. Oude bekenden passeren de revue: Dido en Aeneas, Narcissus en Echo en in het tweede boek, dat ‘T'chieraet van die deughdelycke maeghden’ heet, Hero en Leander. Deze episode is toegevoegd als waarschuwend voorbeeld tegen pronken: Soo suldy ghy dochters ...
Altijt schouwen groot hoverdije,
| ||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| ||||||||||||||||||||
Van uytwendich verschiersel delicaet.
...
D'Vytwendich chieraet is dicwils occasie
Datter veel jonghe dochters comen in sneven, (p. 135)
Wat is het geval? Hero ging ‘verchiert als een Goddinne’ (p. 137) naar het feest. Maer dit was een van haer swaerste gebreken,
...
Dat sy geeren (naer noene) uytwendich verchiert,, was. (p. 136)
Omdat zij zo mooi is aangekleed trekt zij de aandacht van Leander, met alle fatale gevolgen van dien. In de traditie van het verhaal speelt verder kleding nauwelijks een rol. Alleen in het toneelstuk en in Pegasides Pleyn is Hero's kleding zo belangrijk. De overeenkomst is opvallend. Hero en haar voedster gaan in het toneelstuk naar Venus' feest ‘verciert ghelijck twee Goddinnen’ (I 242). Zij is getooid ‘Met onbekende rijckelijcke accoutrementen’ (I 215). In het toneelstuk is die kleding functioneel; ze dient een belangrijk doel: Dat ons niemant ter weerelt kinnen,, en zal,
Ick hope dat daer niemant beghinnen,, en zal,
Ons eenighe dorperheyt voren te legghen. (I 216-218)
De kleren dienen als een vermomming. Hero wil natuurlijk niet dat haar vader dit verboden bezoek aan de stad te weten komt.Ga naar voetnoot(111) Bovendien wordt Leander verliefd op Hero vanwege haar mooie ogen. In liefdesverhalen worden jongemannen toch niet verliefd vanwege iemands kleren?Ga naar voetnoot(112) Houwaert gebruikt de kleding alleen maar als voorwendsel voor zijn moralisaties. | ||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| ||||||||||||||||||||
In Pegasides Pleyn is Hero een ‘nonne’ die onder de hoede van een voedster in een ‘covent’ leeft. Hieruit wordt meteen al duidelijk dat Houwaert gebruik maakt van de traditie van Musaeus én die van Ovidius. Bij het dichten had hij de vertaling van Marot opengeslagen naast zich liggen. Dat wordt duidelijk, wanneer men zijn vertaling legt naast de overeenkomstige Franse passages. Een paar willekeurige voorbeelden: O noble vierge, il ne fault qu'on te die
D'Athalanta, ... (v. 277-278)
O Edel maghet, ick en derff u niet segghen
Hoe Athalanta... (v. 142)
Si est ce en vain que m'as propos tenu,
Car veu que errant tu es & incongneu
Et qu'en toy n'a secureté de fiance. (v. 319-321)
MAer tis te vergeefs dat ghy,, my,, van minnen,, segt
...
Want een uytlander die hier is onbekent,
En daer gheen sekerheyt in en is, noch trouwe,
En behoort gheen dochter te zijn obedient. (v. 144)
L'oeil est la voix, & quant frappé se sent,
La playe coule & droit au coeur descent. (v. 177-188)
Maer d'ooghe is den wech die met loose trecken
Ter herten doet sincken die smertighe voncken,
Liefde compt door d'ooghen in t'herte ghesoncken. (v. 138)
Houwaert volgt de loop van het verhaal. Hier en daar vertaalt hij één of twee Franse versregels letterlijk. Vervolgens gaat hij met de stof aan de haal. Hij parafraseert, verkort, breidt uit, wijst voortdurend vooruit naar de tragische afloop, maar vooral: hij moraliseert. Na een regel of vijf à vijftien kijkt hij blijkbaar weer in de Franse tekst en vertaalt weer een vers letterlijk. Een langer voorbeeld van zijn werkwijze: Ce n'est pas chose aux Vierges bien propice,
D'administrer à Venus sacrifice,
| ||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| ||||||||||||||||||||
Venus ne prent aux pucelles plaisir,
Ses vraiz statutz, si tu as le desir,
De les sçavoir & ses misteres dignes,
Ce sont anneaulx, nopces, lictz & courtines.
Puis qu'aymes doncq Venus doulce & traictable,
Ayme la loy d'amour ... (v. 259-266)
TEn is voor die maeghden bequame,, niet
Veneri sacrificie te doene,
V offerande en is haer aenghename,, niet,
Sy prijst die dochters die stoute zijn en coene,
En die daghelijckx recreeren in t'groene,
Veneris dienst is spelen, dansen, en springhen,
Daer sy de liefde met plach te voene
Van d'amoreuse dochters, en jonghelinghen,
Bagghen, ketenen, juweelen, en ringhen,
Houdt sy voor offerande van weerden.
Venus lacht als de maeghden giften aen veerden.
DIendy Veneri boven,, dander Goddinnen,, dan
Wilt haer wet volghen ... (v. 141-142)
Met deze woorden probeert Leander Hero ervan te overtuigen, dat een maagdelijke status niet past in Venus' eredienst. Bij Marot is die eredienst respectabel. Er is sprake van een trouwring en een bruiloft. Volgens Houwaert echter wil Venus alleen lichtzinnig vertier. De trouwring is vervangen door een reeks van frivole geschenken! Leanders woorden, die wervend zouden moeten zijn, hebben bij Houwaert een afkeurend toontje gekregen. Houwaert heeft eveneens Van Ghisteles vertaling van Ovidius' liefdesbrieven geraadpleegd.Ga naar voetnoot(113) Ook bij hem heet de Hellespont ‘cleyne zee’ (p. 144). Bij de volgende twee passages is het duidelijk dat hij Van Ghistele er bij opgeslagen heeft: AL sien de schippers in Zee van verren
Naer Elicen en Arcton by vlaghen,
Naer Parrasin en naer meer ander sterren
| ||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| ||||||||||||||||||||
Als Ariadnes croone, en naer den waghen,
In al dees sterren heb ick cleyn behaghen. (p. 146)
Door de toevoeging ‘Parrasin’ is het duidelijk dat Houwaert hier niet op het toneelstuk teruggaat, maar rechtstreeks op Van Ghisteles vertaling. EN Hero lach slapende en droomde,, doen,
Datter eenen Dolphijn quam gheswommen naer t'lant,
Daer sy droomende aff verschroomde,, doen,
Haer docht soo saen de vloet hem werp op t'sant
Dat hem dwater ontginc met tleven, en want
Hero door desen droom van sinnen ontpaeyt,, was
Is sy ontspronghen ... (p. 151)Ga naar voetnoot(114)
Als men de dromen met elkaar vergelijkt, blijkt weer dat de versie van Houwaert direct terug gaat op Van Ghistele. Twee auteurs, Houwaert en de anonieme schrijver van het toneelstuk, hebben dus dezelfde bronnen gebruikt. Marot en Van Ghistele, en op hun eigen manier verwerkt. Hier wordt ons even inzicht gegeven in de werkwijze van de rederijkers. Dat het web van invloeden en verwijzingen nog ingewikkelder in elkaar zit, moge blijken uit het volgende hoofdstukje. | ||||||||||||||||||||
Houwaert en Leander ende Hero
‘Och moeder,’ seyde sy, ‘moeder
mijn hoofje doet mijnder soo wee.’
In Pegasides Pleyn komt een aantal elementen voor die niet zijn ontleend aan Marot of Van Ghistele. Houwaert kende nog een derde versie van het verhaal van Hero en Leander, namelijk het toneelstuk. Waarschijnlijk had hij, toen hij werkte aan Pegasides Pleyn, al een afschrift van het toneelstuk in zijn bezit. Enige jaren later zal hij immers een bewerking van dit stuk maken.Ga naar voetnoot(115) Als hij dan prologen | ||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| ||||||||||||||||||||
aan het stuk toevoegt, verwerkt hij daarin een aardig idee, dat hij al eerder had gebruikt in Pegasides Pleyn. Rijmend op ‘Leander’ staat er in de eerste ‘prologhe’: Hy en kost, ghelijck den Salemander,
Den brant niet gheblusschen, tot synen lee,
Met synder kouder natueren, dies hy quam in wee
In Hellespont, daer hy syn liefde moeste af-spoelen. (Ip 42-45)
In Pegasides Pleyn staat: En dees twee Steden die zijn ghescheyen
Met een cleyne Zee al van d'een dander,
Hier heeft Cupido gaen den vloetGa naar voetnoot(116) bereyen
Daer ghemeynlijck in leeft den Salemander,Ga naar voetnoot(117)
En heeft een jonghelinck ghenaempt Leander,
En een maeght die Hero hiet, in liefden verblint. (p. 136)
Uit deze twee citaten moge eens te meer blijken dat Houwaert inderdaad de schrijver is van de prologen van Leander ende Hero. Het toneelstuk is beslist niet een bewerking van deze episode uit Pegasides Pleyn. De volgende voorbeelden moeten duidelijk maken dat Houwaert afhankelijk is van de toneelversie. Ondanks het slechte weer zwemt Leander naar de burcht van Hero. Halverwege is een rots. Die rots daar midden in de zee komt verder nergens voor in de traditieGa naar voetnoot(118) en is in een verhalende tekst eigenlijk overbodig. Op het toneel echter levert die rots een mooie scène op. Leander komt vanuit Abydos aangezwommen over het voortoneel. Hij ziet het baken van Hero niet meer: Want ick en zien 'tlicht niet 'tmoet uyt zijn ghewaeyt,
Dies word' ick van zinnen nu gheheel ontpaeyt,
| ||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| ||||||||||||||||||||
'tHooft staet so verdraeyt,, dat ic niet en weet waer swemmen
Ghelijck den kreupele den berch moet opklommen,Ga naar voetnoot(119)
Soo moet ick roeyen teghen wint en stromme,
Dan komen de straffe baren en drijven my wederomme
Somtijts verheffen haer de golven tot inde locht,
En dan vallen sy tot inder Hellen... (IV 225-232)
Gelukkig is daar de rots. Hij klampt er zich buiten adem aan vast. Hij heeft al 30 regels tekst moeten uitspreken. Op de rots roept hij de goden aan om hulp, maar Rampzalighe Fortuyne en Atropos verschijnen. ‘Ick zal v in plaets' van wijn de bracke Zee doen smaken’ zegt Rampzalighe Fortuyne tegen Leander en ondanks zijn smeekbeden verdrinken de twee hem, vlak voor de ogen van het publiek. Leanders laatste woorden zijn voor Hero: Adieu alderliefste Hero Palleys van deuchden,
Ick moet, eylaes! nu van v Lief scheen,
....
Oorlof ick moet nu scheyden van hier,
Adieu ô Alderliefste die ick oyt minde. (IV 326-341)Ga naar voetnoot(120)
‘Dout hem onder “twater” zegt Rampzalighe Fortuyne tegen Atropos, ick zal syn inde- / Veers v helpen zinghen op dit saysoen’ (IV 342-343). In Pegasides Pleyn komt Leander tijdens het overzwemmen ook halverwege een rots tegen: | ||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| ||||||||||||||||||||
DEn wint heeft hem terstont,, gheheven,, wedere,
Die Leandrum heeft gheveurt tot inde locht,
En daer naer tot inden gront,, ghedreven,, nedere
Tot aen een steenroetse daer hy te rusten plocht,
Daer hy op dam, en sprack hoe heb ick u vervrocht,
O Borea, die my drijft van mijns lief erven,
Sijt ghedachtich hoe ghy oock troost versocht,
Eer ghy Orythiae jonste cost verwerven,
...
O Godt der Zee, laet my sonder faliatie
Dees reyse volbrenghen, en by mijn liefswemmen,
Maer soo een creupelen moet den berch op clemmen,
Oft soo een schip teghen strom, en wint, moet varen,
Soo roeyde Leander teghen die Zeebaren. (p. 150)
Een kreupele die de berg moet opklimmen. Hier heeft iemand afgekeken! De ‘steenclip’ is op het toneel functioneel. De speler van Leander krijgt alle rust om zijn rol uit te spelen. Hij hoeft niet meer te doen alsof hij zwemt. Bovendien hebben Rampzalighe Fortuyne en Atropos zo een plek om te staan. In een verhalende versie heeft evenwel zo'n rots halverwege nauwelijks enig nut. Een tweede situatie die duidelijk aan het toneel is ontleend: als Leander de eerste nacht bij Hero aankomt, ontvangt zij hem volgens Musaeus en Marot met een omhelzing, heel begrijpelijk. Bij Houwaert echter ‘Hiet sy Leandrum, hertelijck willecomme’ (p. 147). Waarom geen omhelzing of kus? Hij herinnert zich hier vast de situatie op het toneel. Hero geeft daar Leander een hand en begroet hem met een rondeel, waarin vier keer ‘willekom(e)’ voorkomt en twee keer ‘hertelijcke willekom’,Ga naar voetnoot(121) dit ter vervanging van een omhelzing.Ga naar voetnoot(122) | ||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| ||||||||||||||||||||
Tenslotte heeft de voedster in beide versies het laatste woord. Op het toneel kan haar optreden niet gemist worden. Hero heeft immers gezegd: Ick wil op Leandrum springhenGa naar voetnoot(123) al schreyenGa naar voetnoot(124)
En om datmen ons in een graf onder ons beyen
Sou legghen zal ick hem vast houden in myn armen.Ga naar voetnoot(125) (IV 502-504)
Dat dit op zo'n manier gebeurt en dat de wens van Hero uitkomt, moet het publiek duidelijk te horen krijgen. Van ouders kant valt niet veel te verwachten. Alleen de voedster blijft over om de twee geliefden samen te begraven: Eylaes! sy ligghen hier d'een op d'ander beneven
Hero veynster, die noch wijt open staet.
O Goden der Hemelen willet my vergheven,
Dat ick den oorspronck ben van dit moordaet,
Had ickse niet ghehouden in haer quaet. (IV 536-540)
| ||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| ||||||||||||||||||||
En ick wilse beyde in een graf begraven,
Godt wil hun zielen met Hemelschen Nectar laven (IV 547-548)
Ondanks het sombere einde kan het publiek naar huis met de troostrijke gedachte dat de twee hoofdpersonen, die verenigd waren in liefde en dood, ook in het graf, misschien zelfs in de hemel, verenigd zullen zijn.Ga naar voetnoot(126) Bij Houwaert heeft de voedster ook het laatste woord, maar het enige wat zij bij hem doet is zich te buiten gaan aan zelfbeklag en rouwmisbaar. Zij geeft zichzelf de schuld net als op het toneel: ‘Door dat sy doorsaeck was van dit verstranghen’ (p. 152). Van begraven is echter geen sprake. De rol van de voedster is hier geheel overbodig. | ||||||||||||||||||||
Houwaert of Van Ghistele
‘Och mondelingh, kost ghy spreken!
Och hertje waert gy der gesont!’
Nu zou de gedachte kunnen oprijzen: kan het toneelstuk niet door Houwaert zelf geschreven zijn? Er zijn immers zoveel punten van overeenkomst. Hij heeft dezelfde bronnen gebruikt en hij kende het toneelstuk blijkbaar goed. Toch is dat niet erg waarschijnlijk. Daarvoor is het verschil in de behandeling van de stof en in de houding van de auteurs tegenover de liefde van de protagonisten te groot. Houwaert oordeelt en moraliseert zowel in de prologen van het toneelstuk, als in Pegasides Pleyn. Dat doet de auteur van het toneelstuk niet. Verder zijn in het toneelstuk de verschillende bronnen verwerkt tot een consistent geheel. Houwaert heeft daarentegen zijn verschillende voorbeelden naast elkaar gebruikt en achter elkaar gezet zonder er een eenheid van te maken. Enige voorbeelden. In het toneelstuk heeft Hero er genoeg van eenzaam in haar burcht te zitten. Ze wil er eens uit: Wy zitten hier alleene in swaer benouwen,
Daer wy niet en aenschouwen
| ||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| ||||||||||||||||||||
Eenighe Mans oft Ionghelinghen,
Dan zomtijts grove Schippers...
...
Ick moet myn jonghe natuere dwinghen,
Ick en mach danssen noch springen... (I 182-189)
Hier is bij Houwaert de tekening van Hero's karakter niet consequent. Enerzijds leeft zij uit vrije wil teruggetrokken, zoals dat bij Musaeus en Marot het geval is: IN ghesellschap en had sy gheen,, behaghen,
Sy was van joncx ghewoon nature te dwinghen,
Sy versmaeyde der maeghden gemeen,, misdragen,
Sy en ginck ter feesten, dansen, noch springen. (p. 136)
Anderzijds zegt zij tegen Leander: Wy passeren de tijt (in druck) met ons twee,
Maer het doet ons dickwils in therte wee
Dat wy niet en hooren dansen, noch springhen,
...
En voor schoon edele jonghelinghen,
Sien wy swerte plompe schippers by vlaghen,
Die in bedwanck leeft, heeft reden om claghen. (p. 145)
Dit komt weer rechtstreeks uit het toneelstuk. Ook het volgende is niet consequent in Hero's gedrag. Zij gaat graag ‘naer noene’ in prachtige gewaden gekleed, maar als zij een verhouding met Leander heeft, wordt haar doen en laten heel anders: EN om d'amoreuse oneeren,, te decken,
Sachmen Heronem alle morghen eert heeft gedaecht
Haer religieuse grau cleeren,, aantrecken:
Sy was tsnachts een vrouwe, en t'sdaechs scheen sy maeght. (p. 149)
Is trouwens dit ‘sachmen’ niet wat vreemd? Hoe kan men in een verhaalsituatie zien dat Hero voor dag en dauw religieuze kleren aantrekt? Het ‘sachmen’ lijkt eerder een herinnering aan een visuele toneelervaring. Er is bij Houwaert een zekere tweeslachtigheid, die te wijten is aan het feit dat Houwaert de versie van Marot en de toneelversie heeft samengevoegd zonder er diep over na te denken. | ||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| ||||||||||||||||||||
Het is niet geloofwaardig dat Houwaert de auteur van het toneelstuk is. Hij zou dan een toneelstuk van eigen hand hebben bewerkt om gepubliceerd te worden. Op zich zou dat natuurlijk wel kunnen, maar in zijn bewerkingen van Narcissus ende Echo en Mars ende Venus waren verzen met al te duidelijke seksuele toespelingen en obsceniteiten herschreven of weggelaten. Vooral de teksten van de sinnekens hebben het moeten ontgelden, maar ook in de andere dialogen ‘worden liefdeszaken vergeestelijkter, verfijnder voorgesteld’.Ga naar voetnoot(127) Zo wordt in het handschrift van Narcissus ende Echo van Echo gezegd: ‘sy heevet tvier in hoer kueckene’ (v. 619). Dat wordt in de gedrukte versie: ‘Haer herte is gheheel in liefden ontsteken.’ In Leander ende Hero is in dit opzicht niets veranderd. Van Hero zeggen de sinnekens: ‘het isser al brant / In't voor-portael’ (II 430-431). Het is onwaarschijnlijk dat Houwaert een bewerking heeft gemaakt van eigen werk zonder veranderingen aan te brengen in de obsceniteiten. Het meest lichamelijke en obscene stuk van de vier uit de Handel der Amoureusheyt zou in dat geval van zijn hand zijn, terwijl hij zoveel moeite heeft gedaan om de andere spelen te kuisen. Uit het feit dat Houwaert in Pegasides Pleyn gebruik heeft gemaakt van Leander ende Hero, blijkt dat dit toneelstuk gemaakt moet zijn vóór de editie van 1582. Wanneer hij Pegasides Pleyn heeft vervaardigd, is niet helemaal duidelijk. Houwaert zou het werk (in één winter!) geschreven hebben tussen zijn gevangenschap te Antwerpen in 1568-1569 en de publicatie in 1582-1583. Van Vinckenroye maakt aannemelijk dat het schrijven heeft plaatsgevonden tussen 1575 en 1580,Ga naar voetnoot(128) misschien in wedijver met Van der Noots Olympiados.Ga naar voetnoot(129) Gezien het tijdstip zou het mogelijk kunnen zijn dat Van Ghistele de schrijver is; maar ook dat is niet waarschijnlijk.Ga naar voetnoot(130) Wel komt de werkwijze bij de bewerking van een klassieke tekst enigszins overeen. Van Ghistele volgt in Aeneas ende Dido het eerste en vierde boek van de Aeneis op de voet. Hij wijkt nauwelijks van dit voorbeeld af, terwijl de auteur van Leander ende Hero veel vrijer tegenover zijn voor- | ||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| ||||||||||||||||||||
beelden staat en geheel eigen verhaallijnen toevoegt. Van Ghistele had toegang tot de Latijnse teksten. Het Latijn van Vergilius schemert door de dialogen van Aeneas ende Dido heen. Van Ghistele had ongetwijfeld toegang tot de Latijnse vertaling van Musaeus, vele malen reeds uitgegeven, ook in zijn eigen stad Antwerpen bij Plantijn. Er is geen aanwijzing in Leander ende Hero te vinden dat de auteur vertrouwd is met Latijn of met het Latijnse voorbeeld. De perfecte naamvalsuitgangen zijn te danken aan Houwaert. Zelf is Van Ghistele veel zuiniger met het gebruik van naamvalsvormen. Verder zijn allerlei mogelijkheden die door zijn eigen vertaling van Ovidius' brieven worden geboden, ongebruikt gelaten. Bij Ovidius heeft Leander zittend op de kust een hele monoloog die zó ingevoegd had kunnen worden in het toneelstuk. Daar zit immers Leander uit te kijken over de stormachtige zee. Voor Hero aan de andere zijde van de Hellespont waren eveneens kant en klare teksten voorhanden. De dichter van het toneelstuk gebruikt Van Ghisteles vertaling wel, maar spaarzaam. Van Ghistele zou trouwens waarschijnlijk niet zo'n grappige vergissing gemaakt hebben: ‘Och kost ick als Amphion spelen zoete Musijcke, / De Dolphijnen zouden my helpen uyt versijcke.’ (IV 269-270) De verwisseling van Arion en Amphion ligt voor de hand, maar niet voor iemand die zo grondig thuis was in de rederijkerskunst én in Ovidius als Van Ghistele.Ga naar voetnoot(131) De schrijver van Leander ende Hero is vooralsnog onbekend. Vermoedelijk was hij in 1585 al overleden. Houwaert zou toch niet zijn handtekening ‘Houdt middelmate’ onder het werk van een nog levend auteur hebben gezet? De schrijver moet wel een tijdgenoot zijn geweest van Van Ghistele. Hij heeft immers gebruik gemaakt van diens Clachtighe Sendtbrieven, die voor het eerst verschenen in 1553. Het toneelstuk is dus, indien van een gedrukt exemplaar van dit werk gebruik is gemaakt, geschreven na 1553. Het is daarmee de jongste van de spelen met romantisch-klassiek gegeven die gepubliceerd zijn in de Handel der Amoureusheyt. Misschien is het mogelijk het tijdstip van opvoering nader te preciseren, als nogmaals gekeken wordt naar de inhoud. Het lijkt alsof het stuk gespeeld is tegen de achtergrond van geloofsafval en dreiging van oorlogsgeweld. In het laatste spel namelijk worden de goden van de Olympus door Jupiter samengeroepen om te vergaderen over | ||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| ||||||||||||||||||||
‘ghewichtighe zaken’. Dat levert een indrukwekkend tafereel op; de zeven planeetgoden verschijnen op het toneel samen met de goden van wind, vuur en water. Leander en Hero zijn even helemaal vergeten. De goden zijn bijeengeroepen om te oordelen over de mensheid, die vertegenwoordigd is door het aanwezige publiek. Sy zijn zoo vol malitie,, dat sy niet een haer
Op ons en passen, sy zijn zoo ondanckbaer,
Dat sy met sacrifitien noch oratien
Ons en dancken noch en loven vander hoogher gratien,
Die wyse daghelijcx goedertierlijck betoonen.Ga naar voetnoot(132) (IV 16-20)
Saturnus, Mars, Vulcanus en Oeolus stellen straffen voor die overeenkomen met het karakter en de functie van deze goden. Voor het publiek moeten hun woorden geklonken hebben als de bazuinen van het Laatste Oordeel. De goden stellen voor de mensheid te teisteren met pest, oorlog, honger, brand en overstromingen, en de dood. Gelukkig zijn er ook goden die de mensen willen verdedigen, Apollo, Venus en Diana. Het was voor het publiek ongetwijfeld een hele opluchting dat Jupiter uiteindelijk besluit één waarschuwend voorbeeld te stellen: Leander. Gezien het angstaanjagende, realistische karakter van de dreigementen lijkt een datering van het toneelstuk in de begintijd van de tachtigjarige oorlog niet onaannemelijk.Ga naar voetnoot(133) Ook het betoog van Mars om de mensheid te straffen met oorlog past goed bij deze tijd. Zijn redenatie gaat als volgt: vrede brengt weelde voort, maar door de overvloed van de rijkdom verschijnt hoogmoed. Door hoogmoed wordt jaloezie opgewekt en met de nijd komt tweedracht. Hiervan komt dan weer oorlog. Oorlog veroorzaakt ootmoedigheid en armoede. Hierdoor ontstaat er weer vrede. Dit was in die tijd een bekende gedachte. Misschien heeft de auteur de Besnijdenis-ommegang van 1 juli 1561 in Antwerpen bijge- | ||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| ||||||||||||||||||||
Afb. 1
De eerste gravure van de serie De kringloop van het menselijke handelen van Cornelis Cort naar een tekening van Maarten van Heemskerck. | ||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| ||||||||||||||||||||
woond. Dat jaar hadden de rederijkers van de kamer der Violieren negen pronkwagens ingebracht, waarop de kringloop van het menselijk handelen werd uitgebeeld. Op de eerste wagen werd een wereldbol meegevoerd, beschilderd met figuren van Rijkdom, Hoogmoed, Afgunst, Oorlog, Armoede, Nederigheid en Vrede.Ga naar voetnoot(134) Vervolgens kwamen zeven wagens elk gewijd aan een van deze figuren. De stoet werd afgesloten met een voorstelling van het Laatste Oordeel.Ga naar voetnoot(135) Deze optocht werd in bredere kring bekend, want in 1565 werden hiervan negen gravures uitgegeven naar tekeningen van Maarten van Heemskerck bij Hieronymus Cock. Ook van Maarten de Vos is een reeks prenten uitgegeven met ditzelfde onderwerp.Ga naar voetnoot(136) Terwijl in de optocht van de handelsstad Antwerpen de nadruk lag op vrede en welvaart, ligt in het toneelstuk het hoofdaccent op oorlog. Dit zou kunnen wijzen op oorlogsomstandigheden. Op grond van al deze gegevens zou ik voor Leander ende Hero een nadere datering willen voorstellen in de jaren zeventig van de zestiende eeuw. | ||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| ||||||||||||||||||||
Afb. 2
Voorstelling van het rad van fortuin op de titelpagina van Aitsingers De leone Belgico. Om het centrale rad staan de opeenvolgende stadia van de geschiedenis van de Nederlanden in elegante tegenstellingen vermeld: pax-bellum, ubertas-pauperies en luxus-luctus. Zie noot 136. | ||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| ||||||||||||||||||||
Naerprologhe
Adieu ...
Ick vaerder na't hemelrijk.Ga naar voetnoot(137)
De dichter van Leander ende Hero is door de Spiegel der Minnen geïnspireerd geweest. Als basis voor zijn toneelstuk nam hij L'histoire de Leander et de Hero van Marot. Het is goed te volgen hoe hij daarbij te werk ging. Bepaalde gedeelten van het gedicht heeft hij soms bijna regel voor regel uitgewerkt tot hele scènes. Verder blijkt dat hij ook Cornelis van Ghisteles Clachtige Sendtbrieven kende en gebruikte. Deze zelfde werken zijn ook door Houwaert - de rederijker die Leander ende Hero voor publicatie heeft bewerkt en voorzien van prologen - op geheel eigen wijze gebruikt voor zijn versie van het verhaal van Hero en Leander in Pegasides Pleyn. Bovendien blijkt dat Houwaert in zijn prologen van Leander ende Hero de invloed heeft ondergaan van de Spiegel der Minnen en in Pegasides Pleyn zelfs de invloed van Leander ende Hero. Hiermee is een heel literair netwerk blootgelegd. Het is fascinerend om te zien hoe in de tijd van de rederijkers dichters elkaars werk gebruikten, hoe zij het bewonderde voorbeeld verwerkten en hoe het ingewikkelde proces van ontlening en beïnvloeding in zijn werk gaat.Ga naar voetnoot(138) Nu zou men vanwege dit werkstuk de indruk kunnen krijgen dat de auteur van Leander ende Hero zelfs de geringste originaliteit mist. Dit is beslist niet het geval. Hij heeft het materiaal waar hij over beschikte op een kundige manier gerangschikt en gedramatiseerd. Daarbij heeft hij een aantal scènes toegevoegd die van eigen vinding zijn. Een gebrek van het overgeleverde verhaal van Hero en Leander is dat er zo goed als geen motivering wordt gegeven voor het feit dat Hero alleen woont en dat de liefde geheim gehouden moet worden. Een eenvoudig verbod van de ouders is weinig bevredigend. De oplossing die de toneelschrijver heeft bedacht is even origineel als vruchtbaar. Hij begint het toneelstuk met een scène waarin de vader van de pasgeboren Hero van Apollo te horen krijgt dat zij zichzelf en haar minnaar te gronde zal richten, indien zij verliefd wordt. De vader neemt meteen maatregelen om te verhinderen dat de woorden | ||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| ||||||||||||||||||||
van Apollo uitkomen.Ga naar voetnoot(139) Deze voorspelling beheerst het hele stuk. Het feit dat Hero alleen woont wordt hierdoor gemotiveerd. Het is nu ook begrijpelijk dat zij een liefdesverhouding aangaat. De kuisheid komt immers niet uit haar zelf voort, zoals dat bij Musaeus het geval was, maar is door de vader opgelegd. Geen wonder dat zij opstandig is en wil ontsnappen aan haar lot. Tegelijkertijd maakt de voorspelling die meteen al aan het begin is gedaan, een hecht geheel van het toneelstuk. De toeschouwers worden er in de loop van het stuk voortdurend aan herinnerd. Dat maakt het drama boeiend. De toeschouwers die meer ontwikkeld waren, kenden de afloop natuurlijk wel, maar door de voorspelling konden nu degenen die niet op de hoogte waren van het verhaal, toch meegenieten van de momenten van dramatische ironie. Hero is zelf op de hoogte van het orakel, maar beseft blijkbaar het belang ervan niet. Leander kan haar tenminste gemakkelijk met zijn betoog tegen voorspelkunst en waarzeggerij overhalen. De sinnekens zijn op de hoogte; de voorspelling is voor hen de aanleiding om hun destructieve activiteiten te beginnen. De ouders van Leander gebruiken het orakel als voorwendsel om Hero af te wijzen als geschikte vrouw voor Leander. Tenslotte geeft de voorspelling de auteur de mogelijkheid om goden ten tonele te voeren. In het laatste spel laat hij niet minder dan tien goden beraadslagen over het lot van Leander. Zij laten de voorspelling uitkomen. Zonder het orakel aan het begin zou deze godenvergadering wel erg abrupt zijn overgekomen. De maker van Leander ende Hero was misschien niet een groot dichter, maar hij was wel in staat een toneelstuk kundig in elkaar te zetten. | ||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| ||||||||||||||||||||
Afb. 3
Schematische voorstelling van de invloeden die het toneelstuk Leander ende Hero heeft ondergaan. | ||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| ||||||||||||||||||||
Literatuuropgave
| ||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| ||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| ||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| ||||||||||||||||||||
|
|