Ten geleide
Weer moet dit Ten geleide met een droevige mededeling beginnen. Op 13 oktober 2002 overleed, op tweeënnegentigjarige leeftijd, de ‘Nestor’ van De Fonteine, onze ere-griffier Arthur Metdepenninghen. In hem verliest onze kamer een trouw en beminnelijk bestuurslid. Men leze in dit Jaarboek het in memoriam van Freddy van Besien, archivaris der Fonteine.
Bijna twintig jaar geleden, in 1984 om precies te zijn, verscheen in het Jaarboek van De Fonteine 1982-1983, door K. Iwema uitgegeven, ingeleid en van aantekeningen voorzien, de tekst van de twee op elkaar aansluitende spelen van Eneas en Dido van Cornelis van Ghistele. Nu wordt in dit Jaarboek een geannoteerde editie van de vier spelen van Leander ende Hero bezorgd: de eerste twee door Koen van de Sype, de laatste twee door Caroline van Caeneghem. Eneas en Dido en Leander ende Hero behoren tot de vier zogenaamde ‘romantisch-klassieke’ toneelstukken die in 1621 in Rotterdam onder de titel Den handel der Amoureusheyt (ten onrechte) op naam van Jan-Baptist Houwaert zijn uitgegeven. Leander ende Hero is het jongste van de vier en het enige waarvan niet ook een handschriftelijke versie is overgeleverd. De anonieme auteur schreef het vierdelige stuk waarschijnlijk in de jaren zeventig van de zestiende eeuw. Deze datering wordt voorgesteld door Willem van Bentum die bijzondere aandacht aan de bronnen van Leander ende Hero heeft besteed. Zijn bijdrage gaat in dit Jaarboek bij wijze van inleiding aan de uitgave vooraf. Aan de editie zelf is nog een analytische inhoudsopgave van de vier spelen toegevoegd.
In de twee volgende bijdragen staan de Hollandse rederijkers centraal. Steunend op het rijke materiaal dat hij met F.C. van Boheemen in het Retoricaal Memoriaal (1999) heeft samengebracht, geeft Th.C.J. van der Heijden een belangrijke aanzet tot een sociale stratificatie. Henk J. Hollaar belicht vervolgens de merkwaardige aanwezigheid van drie Leidse groepen op de Rotterdamse rederijkerswedstrijd van 1561.
De Redactie