lige toneel sinds de tweedelige Geschiedenis van het drama en van het tooneel in Nederland van J.A. Worp (1904-1908). Aan dit nieuwste, fraai uitgevoerde theaterboek is door 78 verschillende auteurs meegewerkt. Het overzicht bestaat uit 120 bijdragen die telkens rond een bepaald evenement zijn geschreven of daarvan uitgaan. Op die manier komen ook de rederijkers(kamers) vanuit verschillende invalshoeken en situaties ter sprake: de lemmata ‘Rederijker’ en ‘Rederijkerskamer’ hebben in het Register trouwens, samen met ‘Shakespeare’, ‘Speelstijl’ en ‘Vondel’, de meeste pagina-verwijzingen achter zich. Ook de activiteiten van De Fonteine worden geregeld belicht, onder andere in de bijdrage van Flor. Demedts, hoofdman van De Fonteine, waarin, onder het jaar ‘1831’, gewezen wordt op de rol van de kamer in de vervlaamsing van het Gentse toneelrepertoire (tegenover vertalingen of bewerkingen uit het Duits en het Frans) en het streven naar een beter taalgebruik (zie pp. 404-409: ‘De Gentse Fonteine hervat haar voorstellingen. Van Vlaamse taalijver naar Vlaams theater’; verder over De Fonteine op pp. 50-52, 98-105 en 427-431).
Het devies ‘In Liefde Bloeyende’ geldt ten slotte ook voor de studie van de vijftiende- en zestiende-eeuwse rederijkersliteratuur. Het gaat inderdaad ‘goed’ met dit onderdeel van de neerlandistiek. Steeds meer jonge vorsers blijken de weg naar de rederijkers te vinden. In het Ten Geleide van het volgende, reeds over enkele maanden te verschijnen Jaarboek, zal hierover meer worden gezegd. Hier beperken we ons tot het volgende:
Na het colloquium dat op 25 juni 1993 ter gelegenheid van het emeritaat van W.M.H. Hummelen aan de Katholieke Universiteit te Nijmegen werd georganiseerd en waarvan de bijdragen in het vorige jaarboek onder de gastredactie van B.A.M. Ramakers als Spel in de verte. Tekst, structuur en opvoeringspraktijk van het rederijkerstoneel zijn uitgegeven, werd nog in november van hetzelfde jaar, van 10 tot 13 november 1993 precies, een colloquium over de ‘ars rhetorica’ tussen Middeleeuwen en Moderne Tijd georganiseerd door de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen te Amsterdam. Onder de noemer ‘Rhetoric - Rhétoriqueurs - Rederijkers’ werden verschillende onderzoekers uit onderscheiden disciplines, met name specialisten in de humanistische rhetorica, romanisten, neerlandici en kunsthistorici, samengebracht: de eersten met bijdragen over ontwikkelingen in de rhetorica's van Agricola en Melanchthon, de romanisten en neerlandici met beschouwingen