Jaarboek De Fonteine. Jaargang 1991-1992
(1994)– [tijdschrift] Jaarboek De Fonteine– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 167]
| |||||||||||||||
Onvoltooide literatuur
| |||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||
Antwoorden op zulke vragen liepen zeer uiteen en stonden soms diametraal tegenover elkaar. Aanvankelijk werd veel bevrediging gevonden in de gedachte, dat het allereerst om aanpassingen ging ten dienste van een leespubliek. Drama en verzen zouden zijn omgezet in proza, maar hier en daar bleef wat staan van de oorspronkelijke tekst of opvoering, al dan niet met opzet. Hoe dan ook moest alles begonnen zijn bij rijm of repertoire, dat nu naar een andere gebruikssfeer overgebracht werd en wel die van de individuele lezer. Deze opvatting vond vooral steun in de, overigens spaarzame, voorbeelden van ontrijming van oude versepiek bij de produktie van zogenaamde prozaromans.Ga naar voetnoot(2) Bij pamfletachtige rijmverslagen van blijde inkomsten, het ommegangstoneel en al die andere publieke vertoningen ligt het anders. Dit vluchtige drukwerk, soms versierd met enkele al even simpele houtsneden, zou alleen kunnen fungeren als een soort souvenir voor hen die het bewuste evenement hadden bijgewoond of aanschouwd. Deze veronderstelling werd vooral gevoed door het opzichtige gedrag van de ‘verslaggever’. Iemand als de Brusselse stadsrederijker Jan Smeken, van wie verschillende van dergelijke teksten bekend zijn, aarzelt niet om zich telkens tussen het gerapporteerde en de lezer op te stellen met (quasi?)-verwonderde vragen, gissende interpretaties en komische toevoegingen en vervormingen. Het lijken vooral bezoekers en dus mede-getuigen van het evenement te zijn aan wie zulke exercities besteed zijn. Want wat moet iemand met die literaire buitelingen, als hij niet weet wat er in het echt te zien was? Maar misschien volstond het ook wel, dat men als potentiële lezer verondersteld werd met vergelijkbaar spektakel vertrouwd te zijn.Ga naar voetnoot(3) Thans is men eerder geneigd om juist al die dramatische passages in verzen en rijmverslagen vol capriolen te zien als aanpassingen aan het publiek dat men met deze drukwerkjes op het oog had. Alles zou beginnen bij een epische tekst, in proza of verzen, die men voor de druk geheel of ten dele berijmde en/of dramatiseerde. En ging het om een publieke manifestatie, dan kon de gedrukte versie daarvan slechts een publiek bereiken als het bij de hand genomen werd door een eigenzinnige ‘verslaggever’. | |||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||
Bart Ramakers herinnert er in zijn bijdrage aan hoe Hummelen met zijn oratie van 1971 voor een doorbraak zorgde van de visie, dat zulke dramatiserende versdialogen in de prozaromans geen resten van wat dan ook waren maar het resultaat van een retoricaal geïnspireerde bewerkingstechniek, die het publiek van deze teksten moest emotioneren.Ga naar voetnoot(4) Resoort verscherpte in zijn dissertatie deze opvatting door aan te tonen, dat de refreinen in de prozaroman De borchgravinne van Vergi bewuste ingrepen van de bewerker verraadden om het publiek zo sterk mogelijk te emotioneren. Daarbij wees hij tevens op navenante retorica-oefeningen in het onderwijs, die moesten scholen in het literaire vermogen om alle denkbare emoties van beroemde personages uit het verleden op rijm te verwoorden. Coigneau tenslotte overtuigde sterk in zijn Mariken van Nieumeghen-editie van 1984 met het betoog, dat hier geen sprake is van voor de druk aangepast toneelrepertoire, maar van een dramatische verlevendiging van een oorspronkelijke prozalegende gebaseerd op een Mariamirakel.Ga naar voetnoot(5) Deze meer recente visies lijken in beginsel op de goede weg. Dramatiseringen en andere versificaties in verhalende teksten zijn bewust aangebracht om te verlevendigen en te emotioneren. Maar dat is slechts het halve verhaal. Aan de andere kant staat de beoogde lezer. Lezer? Laat iemand zich in zijn eentje, met het opengeslagen boekje in de hand of op de knie, van zijn stuk brengen door die dramatische verlevendigingen op rijm of die opdringerige vertellers? Het is meer dan tijd om de aandacht te richten op het beoogde en feitelijke consumptiegedrag met betrekking tot verhalende, al dan niet fictieve teksten in de volkstaal, zoals de drukpers die in toenemende hoeveelheden vanaf het laatste kwart van de vijftiende eeuw begint te verspreiden. Daarbij springen meteen twee bewegingen in het oog. De eerste is, dat de drukkers zelf de gebruiksmogelijkheden en het geschikte publiek voor zulke teksten zo ruim mogelijk omschrijven en adverteren. Letterlijk iedereen kan van de tekst genieten: edelman, koopman, dagloner, bedelmonnik of vrouw, analfabeet of geletterde. En dat mag luisterend gebeuren, lezend, voordragend, visualiserend, spelend, met zijn allen, met zijn tweeën, | |||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||
alleen. In dat laatste geval is er vervolgens ook weer de keuze om hardop te lezen, te fluisteren, alleen te kijken, zich te beperken tot de houtsneden, kapittelopschriften, te herlezen, te selecteren via de inhoudsopgave, te bladeren. En waarom zou men zich niet zo gedragen met zijn tweeën rond een boek? Of met nog meer?Ga naar voetnoot(6) Het tweede punt is, dat die drukkers uit de eerste eeuw tevens alles in het werk stellen om dat beoogde publiek met hun teksten in de volkstaal zo diep mogelijk te raken. Daarbij maakte het weinig uit of het om aanschouwelijke catechese ging, lijdensmeditaties, mirakelen, legenden, exempelen, ridderverhalen, evenementsverslagen of complete toneelstukken. Doel bleef lange tijd om de voor een breed publiek vertrouwde situatie van de gebruikelijke consumptie van ‘verhalen’ te recreëren of op zijn minst op te roepen. Ook de gedrukte tekst biedt zich allereerst aan als een medium voor publieke realiseringen, die al naar gelang de tekst en de omstandigheden konden lopen van simpel voorlezen tot aan spontane opvoeringen en andere verbeeldingen van de inhoud.Ga naar voetnoot(7) Daarnaast presenteert de gedrukte tekst in de volkstaal, heel voorzichtig, een nieuwe gebruiksmogelijkheid: je kunt de tekst ook stil in je eentje lezen. Dat is voor dit soort teksten en het publiek nog heel ongebruikelijk. Niet dat al die kooplieden en vrouwen niet zouden kunnen lezen. Natuurlijk wel. Maar deze vaardigheid paste je niet toe op fictie en andere verhalende vertelkunst. Die onderging je in een groepje, op een plein, in de hofzaal, om de tafel in de refter. Alleen lezen, met samengeknepen lippen, dat is iets nieuws, een extraatje dat die duivelse kunst van de typografie ook nog te bieden had. Daarom wijzen sommige drukkers in een voorwoord behoedzaam op juist deze mogelijkheid, met zorgvuldige instructies over hoe men het best te werk kan gaan. De overige gebruiksmogelijkheden spreken vanzelf. Pas na het midden van de zestiende eeuw krijgt langzamerhand het privé-lezen van literatuur in de volkstaal de overhand, wanneer zich voor het eerst een elite-literatuur in druk aanbiedt in de vorm van langere strofische teksten, sonnetten en zelfs toneelstukken.Ga naar voetnoot(8) | |||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||
Maar in de eeuw daarvoor moet de gedrukte tekst in de volkstaal aanzetten tot collectieve emoties, die al eeuwenlang in het openbaar door professionals als troubadours, sprooksprekers, bedelmonniken en volkspredikers werden losgemaakt. Terecht wijst Ramakers erop hoezeer in druk vastgelegde teksten en verslagen van wagenspelen en ander ommegangstoneel allereerst wilden ontroeren en tot medeleven of zelfs -lijden aanzetten. Daarbij speelt de ‘aanzien doet gedenken’-traditie uit de kringen van de Moderne Devotie een voorname rol. Die valt vervolgens in een veel bredere traditie van een levendige omgang met het gedrukte boek in de volkstaal, of het nu om specifiek stichtend materiaal ging, rijmverslagen van publieke manifestaties dan wel om spannende ridderverhalen.Ga naar voetnoot(9) Het verdient aanbeveling om steeds te overwegen of een gedrukte tekst in de volkstaal niet in de eerste plaats aanleiding gaf tot een al dan niet collectieve verlevendiging van de inhoud. Jan Smekens rijmverslag van het Brusselse sneeuwpoppenfeest uit 1511 lijkt daar direct op aan te sturen. Hij heeft de beschreven groepen van sneeuwpoppen in beweging gezet en laat ze allerlei handelingen verrichten, die de consumenten van de tekst als het ware aanzetten om de tekst voor te dragen of zelfs in beeld te brengen. Of nog sterker: de tekst is pas goed te begrijpen als je hem naspeelt. En daar is hij ook voor bedoeld. Dit recept van actieve participatie uit een lange entertainerstraditie (nog zwak doorklinkend in het door vele cabarettiers verplichte meezingnummer) is aangescherpt door mystiek en devotionele meditatie-literatuur. Die pogen tot diepe zelfconfrontaties aan te zetten, waarbij de collectieve beleving weer is ingeperkt tot een persoonlijke ervaring van de hoogste orde. Maar ook, of juist, in je eentje lezend dienen de hevigste emoties opgewekt te worden.Ga naar voetnoot(10) De sensationele aanschouwelijkheid, waarmee zulke teksten de lezer telkens uitdagend confronteren, verloopt zeer expliciet. De ‘christenmens’ wordt direct aangesproken. In een tekst als Die vij. getiden op die passie ons heeren, omstreeks 1507 gedrukt door Thomas van der Noot, is het steeds ‘Siet’ of ‘Aenmerct’. De lezer wordt gedwongen om het beschrevene voor zichzelf te veraanschouwelijken, op de impliciete beschuldiging dat hij anders als christen ten enenmale tekort schiet: | |||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||
Siet nu voert hoe dijn schepper hem opheft van der aerden daer hij op ghevallen lach ende drooghet sijn aensicht vanden bloede: aenbedet ende volghet hem na. [...] Stelt u selven hierbij met innigher ende grooter begheerten ende aensiet nernstelic hoe ontfarmelijc ende droeflijc was dat aensien des kins totter moeder ende des moeders tot haren kinde. Si sach haers liefs kins minlijc aensichte altemael verbleecket ende ontverwet.Ga naar voetnoot(11) Op dit stramien is de hele tekst geschreven. Maar dit aanbevolen of beter gezegd afgedwongen gedrag valt in de bedding van een over het algemeen al actieve receptie van gedrukte teksten in de volkstaal. Literatuur en fictie horen hardop te worden gelezen; literair tekstverwerken gaat gepaard met geluid, of de tekst nu opgeschreven is of gedrukt. Verhalende teksten en oraliteit lijken sinds mensenheugenis in een onverwoestbare samenhang te staan. Daaraan verandert de drukpers vooralsnog niets. Aanvankelijk is ze weinig anders dan een variant van de verschriftelijking. En die diende slechts ter ondersteuning en dus vergemakkelijking en bevordering van die akoestische realisaties. Wel afficheert de drukpers zich voor deze tekstsoorten als een wonderbaarlijk multifunctioneel medium. Ze kan deze ondersteunende functie nog beter en voor veel meer mensen tegelijk vervullen, met in de marge bovendien de extra mogelijkheid om teruggetrokken in je eentje te lezen. En voor het eerst staan dergelijke zegeningen voor iedereen open, want de aanschaf van een gedrukt boek zou binnen ieders financiële bereik liggen. Maar het is niet alleen zo dat de orale verwerking van de tekst gewoon doorgaat, er is juist in deze periode van de beginnende drukpers tevens een hernieuwde belangstelling voor de voordracht. De rederijkers exploreren de retorica in alle hoeken en gaten, waarbij ook de ‘actio’ niet onopgemerkt bleef.Ga naar voetnoot(12) De voltooiing van al die refreinen, rondelen en balladen lag in de voordracht, op de kamer of voor een groter publiek, en al dan niet in competitie. Pas druk gesticulerend en bij een publieke manifestatie kon men de tekst tot zijn recht laten komen. De voordracht is een wezenlijk onderdeel van het literaire bedrijf der rederijkers, dat ten onrechte tot nu toe vrijwel onbestudeerd is gebleven. Ook daarom vormen al die thea- | |||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||
trale activiteiten de volstrekte apotheose van het rederijkersbestaan. Er vormt zich een zware traditie van voordragen onder de rederijkers, waarbij de geschreven of gedrukte tekst slechts bemiddelt. Die sluit aan bij een al eeuwenoude traditie van oraliteit. Steeds zoekt men de publieke ruimte zo gauw het om literatuur gaat, fictie of welke verhalende of lyrische tekst in de volkstaal dan ook. Gedrukte teksten met zulk materiaal blijven voorlopig in de eerste plaats aanzetten geven tot actieve verwerkingen van emotionerende aard. Dat gebeurt hardop lezend, alleen of anderen betrekkend bij wat de tekst oproept. En spreekt dat al niet vanzelf voor de consument, dan staat het er soms voor de zekerheid nog bij. Daarnaast en terzelfdertijd zijn literatuur en fictie in druk bedoeld als stimulansen voor een verdere en vooral diepzinnige en geëmotioneerde verwerking. De Camp van der doot, in 1503 gedrukt in Schiedam naar het Frans van Olivier de La Marche, wil daarover geen twijfel laten bestaan op de titelpagina: ‘Dit bouck is ghenoempt den Camp vander doot // Studeert hier inne want het is u noet’. En in het voorwoord: ‘Daerom sellen allen sterflijke menschen dit boeck [...] dicwijls overlesen ende mitter herten overdencken ende speculeren [...]’.Ga naar voetnoot(13) In het algemeen onderstrepen de drukkers bij de presentatie van de tekst de gevoelsmatige werkingen die ervan uitgaan. Dat sprak vanuit een middeleeuwse traditie waarschijnlijk wel vanzelf. Maar het vertrouwde publiek voor volkstalige teksten zou kunnen denken, dat het die effecten niet zelf tot stand zou weten te brengen met zo'n gedrukt boekje in de hand, zonder de hulp van een voordrager of entertainer. Lachen, huilen, troost, spanning worden in het vooruitzicht gesteld, naast diepe ontroering en onweerstaanbaar medeleven.Ga naar voetnoot(14) En daarom worden al die prozateksten ook opgesierd met verspassages, waarin de protagonisten de hevigste emoties uiten. Soms nemen ze de vorm aan van refreinen of van substantiële dramatiseringen, zelfs in die mate dat we menen met oorspronkelijk drama van doen te hebben zoals bij de Mariken van Nieumeghen. Maar het gaat juist om emotioneringstechnieken, die de tekst tot het gewenste leven moeten brengen. Ook deze hebben vaak een retoricale basis zoals Resoort met name voor de Borchgravinne van Vergi heeft laten zien.Ga naar voetnoot(15) | |||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||
Gedrukt proza zonder meer geeft aanleiding tot rationele receptie. Emoties komen pas naar boven met verzen en drama. Daarom ontwikkelden de Franse ‘rhétoriqueurs’ in hun lerende en betogende teksten een mengvorm van proza en verzen, die tegelijkertijd hoofd, hart en ziel zouden weten te beroeren.Ga naar voetnoot(16) De zogenaamde Bourgondische rederijkers van de late vijftiende en vroege zestiende eeuw volgden hen daarin na. In het voorwoord van de onlangs teruggevonden Loose vossen der werelt, in 1517 door Thomas van der Noot bewerkt naar het Frans, wijst hij nadrukkelijk op de betekenis van deze vorm. Sla niets over, want de tekst vormt wel degelijk een eenheid in wat zij over te dragen heeft. Het kwaad komt niet van buiten maar uit de mens zelf, immers de ene mens is voor de andere gelijk een wolf: ‘Welck boecxken ick in prose ghestelt hebbe, omdat te betre is te verstane ende omdat ment te betere int langhe scriven mach tgene dat den sin oerdeneert. Met den welcken ick reghelen in dichte ghemingelt hebbe inder manieren van vermaninghen, om tverstant der geenre diet lesen selen eenighe recreacie te ghevene’.Ga naar voetnoot(17) Veel rederijkerswerk in druk, gedramatiseerd of niet, stelt het geduld van de moderne lezer zeer op de proef. Het mag dan ook geen verbazing wekken, dat zulke moderne lezers helemaal niet bestaan. Slechts onderzoekers, aangevuld met een enkele student of scholier, pogen zich enig inzicht te verschaffen in die soms ellenlang voortslepende allegorieën of de banaal overkomende boodschappen op de korte baan. Natuurlijk is iedereen zich goed bewust van de tijdmachine: contemporaine opwinding is moeilijk zomaar na eeuwen terug te lezen. Maar misschien is er een nog veel fundamentelere belemmering tot een adequater verstaan van deze teksten. Wij lezen stil wat bedoeld was om aanleiding te geven tot een levendige (re)creatie van wat de gedrukte tekst aanbood. De tekst moest akoestisch voltooid worden, in een ontroerende of anderszins emotionerende seance. Die kon zich in eenzaamheid voltrekken, maar in de regel ging het om een publieke manifestatie rond een voorlezer of voordrager, tot aan collectieve opvoeringen van de gedramatiseerde gedeelten. | |||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||
Zo gaat lezen van gedrukte teksten in de volkstaal tot ver in de zestiende eeuw. Over die vormen van receptie moet nog veel uitgezocht worden. Als maar voorop blijft staan, dat wij het zijn die al die teksten zo saai gemaakt hebben. Onvermijdelijk. | |||||||||||||||
Literatuur
|
|