Jaarboek De Fonteine. Jaargang 1984
(1985)– [tijdschrift] Jaarboek De Fonteine– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 97]
| |||||||||||
De ‘Spiegel der Minnen’:
| |||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||
visie wil verschaffen op de werkelijkheid, kan daarbij haast niet om deze kosmische faktor heen. Dit is ook wel gebleken uit onderzoek op dit gebied in anderstalige letterkundesGa naar voetnoot(4); studie van het werk van Chaucer bv. heeft overtuigend aangetoond, dat Chaucer een zeer grondige en gedetailleerde kennis van de astrologie bezat, die hij in zijn werk veelvuldig en doelbewust toepaste voor bv. het motiveren van een karakter of gebeurtenisGa naar voetnoot(5). Voor onze eigen letterkunde komen we op een tot nu toe verwaarloosd terrein. Ik ben er echter van overtuigd, dat onderzoek ruime perspektieven kan openen. Dit hoop ik te kunnen demonstreren aan de hand van Colijn van Rijssele's Spiegel der minnen. Mijn volgend betoog is vooral een poging om enkele astrologische en anderszins verwante motieven een voorlopige plaats te geven in hun relatie tot de rest van het spel. Ik begin met enkele gegevens over de Spiegel der minnen. Zowel over het stuk als over de auteur ervan weten we heel weinig. De schaarse informatie komt op het volgende neer: Colijn van Rijssele was in 1498 lid van de Brusselse Broederschap van de Zeven WeeënGa naar voetnoot(6). De Spdm is een omvangrijk toneelstuk, verdeeld in zes spelen met elk een eigen ‘prologhe’ en ‘conclusie’. De eerste editie werd in 1561 bezorgd door Coornhert. Het spel moet echter vóór 1530 bekend zijn geweest, omdat de vrouwelijke hoofdpersoon genoemd wordt in een refrein uit de bundel van Jan van DoesborchGa naar voetnoot(7). Het werd herdrukt in 1577 en 1617. In 1913 verscheen de dissertatie van M.W. Immink, waarin zij de tekst uitgeeft met inleiding, aantekeningen en woordenlijst; Immink geeft een betrouwbare teksteditie, maar volgens mij schiet haar interpretatie op essentiële punten tekortGa naar voetnoot(8). | |||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||
Ik geef nu eerst een korte samenvatting van ‘die materie’ van de Spdm, met wat kommentaar. Dit 1e nivo blijkt vragen op te roepen, die het nodig maken het stuk ook op een 2e en 3e nivo te bekijken. Het 2e nivo is dat van het wereldbeeld in fysieke, materiële zin. Op dit nivo horen de astrologische en de daarmee samenhangende medische en zeg maar psycho-fysiologische aspekten uit het stuk thuis. Het 3e nivo is dat van het wereldbeeld in ethischreligieuze zin. Als we deze drie nivo's doorlopen hebben, zijn we naar ik hoop een stapje dichter bij een interpretatie van inhoud en strekking van het stuk. Het eerste nivo is dat van de handeling van het binnenspel, voorzover deze zich tussen menselijke personages afspeelt. In het kort gebeurt het volgende: Te Middelburg zijn Dierick den Hollander, een rijke koopmanszoon, en Katherina Sheermertens, een arme linnennaaister, verliefd op elkaar geworden. Dit tot misnoegen van de wederzijdse familie: hààr vader twijfelt aan de eerbaarheid van Diericks bedoelingen; Diericks ouders achten een huwelijk zeer ongewenst om Katherina's armoede en lage stand. Ze bedenken een list, waardoor Dierick door zijn oom in Dordrecht ontboden wordt. Dierick durft niet te weigeren, ook omdat hij tegenover zijn ouders zijn liefde voor Katherina nooit heeft willen toegeven. Hij neemt afscheid van Katherina, die hem na lang aarzelen een haarlok meegeeft, en belooft haar, na een maand weer terug te zijn. Zodra hij in Dordrecht is, wordt Dierick echter ziek van liefdesverdriet, zodanig dat hij zijn afspraak met Katherina niet kan nakomen. Het meisje wordt daardoor wantrouwend en reist met haar ‘neve’ als man verkleed naar Dordrecht. Ze ontmoeten Dierick in de herberg van diens oom. Als ze gedrieën eten en drinken, probeert de neve een verklaring van Diericks gevoelens voor Katherina uit te lokken. Dierick doet zich echter voor als een verstokt vrijgezel. Tenslotte vraagt de neve rechtstreeks: Wat wildy veel loochenen dat elck een siet?
Katherina Sheermertens / die en kendy niet
Die te Middelburch lijnwaet te naeyen plach?
Ghy en vrydese noyt dan nacht en dach! (3383-3386)
Waarop Dierick zijn liefde loochent met de woorden: Ick en droegher seker noyt liefde toe /
Al sprack icker teghens ick wast haest moe.
| |||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||
Merckt bi u selven / al isse schoone /
Sy ware my te snoode van persoone. (3387-3390)
Na deze minachtende uitlating voegt hij nog toe, dat hij wel gek zou zijn zich zo te vergooien, en hij konkludeert: Dus prijs ick noch onghebonden best. (3397)
Een van de aanwezige sinnekens (waarover straks) geeft hierbij overigens als commentaar: Twas contrarie zijn meeninghe dat hy sprack
Omdat hy liefs sekreet soude helen. (3448-3449)
Katherina vermoedt dat echter niet en is ontzet. 's Nachts steelt ze de gordel waarin Dierick haar haarlok bewaart. Pas als ze weer terug is in Middelburg, twijfelt ze aan de juistheid van haar handelwijze: misschien meende Dierick zijn woorden niet. Als Dierick de volgende morgen zijn gordel mist, is hij radeloos. Uiteindelijk laat zijn oom hem, doodziek, naar Middelburg terugbrengen. Wanneer zijn ouders een ‘croonspel’, een soort dansfeest, voor hun huis organiseren om hun zoon wat op te vrolijken, komt Katherina daar dansen met Diericks gordel om. Nu smeekt Dierick zijn ouders, Katherina te halen: hij moét haar spreken. Katherina weigert echter, hem te bezoeken: ze zegt, niet aan de oprechtheid van zijn gevoelens te kunnen geloven, en bang te zijn voor het verlies van haar goede naam. Als Dierick hoort dat Katharina niet komt, is hij wanhopig. Hij sterft na tot inkeer te zijn gekomen. Toevallig hoort Katherina bij een kerkbezoek dat Dierick is gestorven; kort daarop sterft ook zij, gekweld door berouw en zelfverwijt. Volgens haar eigen wens wordt ze in Diericks graf begraven.
Deze samenvatting vertoont wel een aantal trekken van een ‘conventionele’ ongelukkig aflopende liefdesgeschiedenis. Ik noem er een paar:
| |||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||
In deze opzichten is de geschiedenis te vergelijken met bijvoorbeeld die van Piramus en Thisbe, Hero en Leander, Romeo en Juliet, en er zijn ook enkele overeenkomsten met Lanseloet van Denemarken. Er zijn overigens ook veel liefdesgeschiedenissen die in zeker opzicht vergelijkbaar zijn (waarbij nl. ook stands- en/of godsdienstverschil een belemmering vormt, waarbij ook sprake is van tegenwerking en scheiding), maar die desondanks toch goed aflopen. Ik denk dan bijvoorbeeld aan Floris en Blancefloer, Esmoreit en Damiet, Margarieta van Limborch en Echites. Een centrale gedachte in beide soorten gevallen is de volgende: de liefde is een universele kracht die werkt zonder aanzien des persoons waar het zijn of haar sociale status, bezit of godsdienst betreft; liefde ontstaat tussen personen die een bepaalde natuurlijke affiniteit tot elkaar hebben. Deze affiniteit wordt in een aantal Middeleeuwse theoretische beschouwingen over liefdeszakenGa naar voetnoot(9) verklaard uit overeenstemming in complexie of in geboorteconstellatie. Als ideaal geldt: volledige overeenstemming; de partners zijn als het ware ‘tweelingzielen’. Wanneer een dergelijke liefde eenmaal ontstaan is, is zij standvastig in alle rampspoeden, tot zelfs in de dood. Wordt een dergelijke liefde tegengewerkt, dan is dat zeer tragisch en betreurenswaardig: we zien dan een volmaakte liefde tussen doorgaans onschuldige en sympathieke gelieven te gronde gaan door toedoen van bekrompen, materialistische slechteriken. Als we deze opvatting van liefde, die we een idealistische, en, met een anachronisme, ‘romantische’ zouden kunnen noemen, vergelijken met wat er in de Spdm gebeurt, dan blijkt er eigenlijk een heleboel niet te kloppen. Ter illustratie:
| |||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||
En tenslotte, n.b.:
Om te kunnen begrijpen wat er in de Spdm gebeurt en waarom, moeten we ons eerst bezighouden met de funktie van de in het stuk aan de dag tredende werkelijkheidsvisie. Daarin kunnen we twee lagen onderscheiden:
We beschouwen nu eerst de ‘natuurlijke’, dat wil zeggen de materiële, stoffelijke werkelijkheid. Een sleutel daartoe vormt een aantal in de Spdm optredende personages, die niet voorkomen in mijn zojuist gegeven samenvatting. Nu blijkt dus, dat die samenvatting eigenlijk heel onvolledig was. Ik heb het alleen gehad over de interaktie tussen die personages die ‘mensen van vlees en bloed’ voorstellen. Daarnaast treden nog twee kategorieën andere personages op, die een zeer belangrijke rol spelen. De eerste groep bestaat uit drie zogenaamde ‘sinnekens’; ze heten Begheerte van Hoocheden, Vreese voor Schande en Jaloers Ghepeyns. De tweede groep bestaat uit Saturnus, Phoebus, Venus en Leo. In het stuk zelf wordt tussen beide groepen een nauwe relatie aangegeven: Begheerte en Vreese zijn kinderen van Leo, zoals ze bij hun eerste optreden al meedelen. Als Leo zelf ten tonele verschijnt, ontvangen ze van hem instrukties. Jaloers Ghepeyns wordt op een daarvoor passend moment door Saturnus gebrouwen in een grote ketel, de ‘ketel der memorien’; hij ontvangt zijn opdrachten van Saturnus. We zien dus dat de sinnekens (Immink noemt ze: ‘de verpersoonlijkte slingeringen en weifelingen van het menselijk hart’Ga naar voetnoot((10)) voortgebracht worden door en ondergeschikt zijn aan leden van de tweede kategorie. En deze tweede kategorie bestaat uit personifikaties van de invloed die uitgaat van drie planeten en een teken van de dierenriem. Terzijde: het doet misschien wat vreemd aan, dat een uiteenzetting over de materiële, | |||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||
stoffelijke werkelijkheid in de Spdm begint bij juist die figuren uit het stuk die op ons de meest ‘onstoffelijke’ indruk maken. Naar middeleeuwse opvatting echter was astrologische invloed zo stoffelijk, reëel en konkreet als het maar kan. Nu kunnen we ons afvragen: wat is de aard van de invloed, die déze bepaalde planeten uitoefenen? en: op welke wijze wordt hun invloed gekonkretiseerd? Gelukkig heeft het stuk zelf hierover heel wat informatie te bieden. Een belangrijke sleutelscène is het optreden van Saturnus, Phoebus en Venus aan het begin van het eerste spel. Saturnus opent met een schildering van zijn nogal angstwekkende invloed en een voorspelling van de droeve afloop, waarbij die invloed een fatale rol zal spelen. Venus en Phoebus tonen medelijden; Venus vraagt zich af, of alles praktisch uitvoerbaar is. Dat hangt nl. ook van de complexie van de betrokkenen af. Nu geeft Poebus een zeer essentiële uiteenzetting over de astrologische invloeden op de hoofdpersonen. Uit zijn zeer kryptische bewoordingen is de volgende informatie te destilleren:
Op grond van deze informatie nemen de drie aanwezige planeten elk het hem of haar passende aandeel in de intrige op zich:
De taak die elke planeet hier op zich neemt stemt geheel overeen met de invloed van die planeet volgens de astrologische traditie. Nu is een verwijt, dat de Spdm wel gemaakt isGa naar voetnoot(11), dat de planeten wél allerlei voornemens uiten, maar dat ze die niet uitvoeren: het eigenlijke werk wordt namelijk volkomen zelfstandig door de sinnekens opgeknapt. Ik zal proberen uit te leggen, waarom dit verwijt volgens mij geheel ongegrond is. | |||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||
De meest prominente astrologische invloed, m.n. in het eerste gedeelte van de Spdm, is de invloed die voortvloeit uit de krachtige Phoebus-Leo-kombinatie. In Leo staat Phoebus nl. optimaal sterk; hij heeft daar vijfvoudige kracht (afhankelijk van zijn stand in de tekens van de Dierenriem kan de sterkte van elke planeet variëren van + 5 tot -5)Ga naar voetnoot(12). Op het toneel wordt die invloed belichaamd door Begheerte van Hoocheden en Vreese voor Schande. Hoe moeten we ons de relatie tussen deze nogal ongelijksoortige figuren voorstellen? Van groot belang hiervoor zijn denkbeelden over de vorm die hemelinvloed hier op aarde geacht werd aan te nemen. Ik citeer uit Hugo de Argentina's Compendium Theologicae Veritatis: ‘Superiora influunt in inferiora virtutem motivam, sensitivam, ac omnium generabilium perductivam’Ga naar voetnoot(13). Woordelijk vertaald: ‘De hemellichamen doen in het aardse instromen het vermogen (of: de kracht) om te bewegen, om te groeien, om waar te nemen met de zintuigen en de kracht die alles tot voortplanting beweegt’. Nu maak ik een kleine omtrekkende beweging. Want met de hier genoemde virtutes komen we terecht op het gebied van de middeleeuwse medische fysiologie. Die heeft een lange traditie: via de Arabische medische wetenschap gaat ze terug op de klassieke, met name op Aristoteles, Hippocrates en Galenus. Een belangrijk onderdeel ervan bestond in het onderscheiden en in het lichaam lokaliseren van alle menselijke vermogens. De onderscheiden vermogens variëren van zuiver fysieke tot naar onze opvatting overwegend of uitsluitend psychische of intellektuele; deze werden soms in het hart, maar meestal in de hersenen gelokaliseerd. En op één van die virtutes, nl. de virtus motiva, moet ik eerst wat verder ingaan. Dit is een kracht die zowel een fysiek als een psychisch aspekt omvat. Enerzijds wordt ermee bedoeld: het vermogen zich voort te bewegen in mechanische zin, dus het fysieke apparaat van zenuwen, spieren e.d. Anderzijds is het ook de kracht die zich van dat fysieke apparaat bedient, het vermogen dat beweging beveelt. We zouden hier kunnen spreken van ‘motieven’ of ‘beweegredenen’ | |||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||
in een vrij letterlijke zin; in beide termen zien we overigens de gedachte aan de ‘virtus motiva’ nog duidelijk weerspiegeld. Volgens o.m. AvicennaGa naar voetnoot(14) vertoont deze virtus motiva appetitiva twee verschillende soorten uitwerking. De eerste is de virtus motiva concupiscibilis, de tweede de virtus motiva irascibilis. De eerste is een soort begeerte die streeft naar het verkrijgen van iets dat nuttig of aangenaam geoordeeld wordt. De tweede is het streven te ontsnappen aan iets dat zich als ongewenst of schadelijk voordoet. Een latere, beknopte maar boeiende, en geheel bij de medische traditie aansluitende uiteenzetting over deze materie vinden we in Coornherts Zedenkunst dat is wellevenskunste, Ie boek, hoofdstuk 2 en 3Ga naar voetnoot(15). Daarin bespreekt hij de hogere, resp. de lagere krachten van de menselijke ziel. De hogere krachten, die van het gemoed, dienen de beide lagere krachten te bestieren. En deze lagere krachten zijn: een ‘antreckelycke’ of ‘begheerlycke krachte’, en een ‘afschouwelycke’ of ‘afkeerlycke krachte’. Deze beide lagere krachten dienen goed in toom gehouden te worden door de hogere, waartoe behoren: kennis, oordeel en rede. Het hangt van iemands oordeel af, of hij de primitieve en op zichzelf redeloze lagere krachten van zijn ziel ten goede of ten kwade aanwendt. Als iemand bijvoorbeeld iets terecht als goed beoordeelt, dan is het verstandig zijn ‘begheerlycke krachte’ daarop te richten; wanneer hij ten onrechte iets slechts voor goed aanziet, is dat funest. Het is dus zaak dat iemand leert, zijn ‘wilde sinnekens te bestieren’. En nu zijn we weer terug bij de Spiegel der minnen. Op grond van mijn uiteenzetting over planeetinvloed en virtus motiva lijkt de volgende voorstelling van zaken mij wel aantrekkelijk: beide sinnekens Begheerte van Hoocheden en Vreese voor Schande vertegenwoordigen de beide aspecten van wat Avicenna de virtus motiva appetitiva noemt; Begheerte van Hoocheden is uiteraard de virtus motiva concupiscibilis, Vreese voor Schande de virtus motiva irascibilis. Zij vormen dus de drijfveren, ‘motieven’ of ‘beweegredenen’ van Katherina en Dierick in de meest letterlijke zin, de lagere krachten van hun ziel. Hier zien we de invloed van de kosmos duidelijk weerspiegeld: in het algemeen veroor- | |||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||
zaakt hemelinvloed de virtus motiva, en de aard van beide sinnekens vindt zijn oorzaak in de specifieke invloed, nl. die van Phoebus en Leo, die zij belichamen. Nu het derde sinneken, Jalours Ghepeyns. Hierover kan ik wat korter zijn. In het derde spel zien we, hoe Saturnus Jalours Ghepeyns brouwt in een grote ketel, de ‘ketel der memorien’. Ook hier kunnen we weer te rade gaan bij de middeleeuwse psycho-fysiologie. Volgens een op Galenus' leer berustende theorie kan het menselijk brein in drie cellen worden verdeeld. De voorste, ‘phantasia’, is warm en droog; de middelste, ‘cogitatio’ is warm en vochtig; de achterste cel, ‘memoria’, is koud en droogGa naar voetnoot(16). Alexander Neckam verklaart hiermee in zijn De naturis rerum Aristoteles' bewering dat alleen melancholici vernuftig zouden zijn: door hun koude en droge complexie is hun geheugen, dat ook koud en droog is, voortreffelijkGa naar voetnoot(17). Dat in dit geval Saturnus de generatieve kracht is, is niet vreemd: ook zijn invloed is koud en droog, zoals blijkt uit de door die invloed veroorzaakte melancholische complexie. Bovendien maakt Saturnus' invloed de mens o.m. angstig, bezorgd, achterdochtig en weinig geneigd, goeds van anderen te denkenGa naar voetnoot(18). Wanneer we ons nu dit tafereeltje voorstellen: Saturnus, die Jalours Ghepeyns brouwt in de ketel der memorien, zien we eigenlijk een uitstekend gemotiveerde allegorie-in-een-notedop: we zien nl. de personificatie van een bepaalde kosmische kracht inwerken op dat deel van het menselijk brein dat bij uitstek aan zijn invloed onderhevig is, waardoor hij in dat brein een kracht wakker roept die volledig bij die invloed past. We zien hier het proces plaatsvinden, waarin een astrologische invloed in een fysieke aandrift wordt omgezet. Ik hoop dat ik voldoende duidelijk gemaakt heb dat de sinnekens niet op eigen gezag opereren, en dat de planeten wel degelijk hun voornemens waarmaken; het is juist zo, dat de sinnekens daarbij als hun instrumenten fungeren. Hieraan wil ik nog een kleine kanttekening over de rol van de sinnekens toevoegen. Ten opzichte van de hoofdpersonen zijn zij | |||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||
géén gelijkwaardige tegenspelers. Het kontakt beperkt zich tot inblazingen van de kant van de sinnekens. Uit hun scènes-apart komen ze wel naar voren als intriganten, demonische figuren die erop uit zijn de hoofdpersonen in het verderf te storten. Voor ons zijn beide kanten moeilijk met elkaar te rijmen. We zullen moeten proberen, een veel minder geïntegreerd beeld van de mens als individu te begrijpen dan wij er nu op na houden; in de Spdm zien we, naar onze moderne begrippen ‘eigen’ gevoelens en gedachten als belagers van buitenaf voorgesteld. Op het toneel zien we dan ook niet, om een voorbeeld te noemen, Katherina's individuele Vreese voor Schande, maar dé Vreese voor Schande als menselijke aanvechting in het algemeen. Wat hier wel individueel is, is in dit geval de, astrologisch gemotiveerde, gevoeligheid van Katherina voor juist deze aanvechtingGa naar voetnoot(19). In samenhang met en aanvulling op de astrologische invloed vinden we in de Spdm veelvuldig referenties aan medisch-fysiologische opvattingen. Ook deze aspekten van het stuk zijn tot nu toe weinig onderkend. Enerzijds komt dat, doordat ze niet als zodanig herkend zijn; anderzijds door het artistieke nivo van het stuk, waardoor veel toespelingen door hun organisch funktioneren in hun context als het ware gecamoufleerd worden. Ze doen zich dan bijvoorbeeld als beeldspraak aan ons voor. Op enkele van die aspekten wil ik kort ingaan; ik kies er twee, die voor letterkundige oren ongetwijfeld vertrouwd zullen klinken, nl. de complexie en de voorstelling van liefde als ziekte. De complexie van Katherina en Dierick is een belangrijk gegeven in het stuk: beiden zijn melancholici, wat gemotiveerd wordt door hun conceptie onder Saturnus. In verband hiermee citeer ik een tekst over de zeven planeten: ‘Ende als Saturnus regneert, wort dan een vrouwe met kijnde, dat kijnt soude sijn van couder naturen ende droge’Ga naar voetnoot(20). Het feit dat beide hoofdpersonen dezelfde complexie hebben, is volgens een gangbare middeleeuwse opvatting een voorwaarde | |||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||
én een verklaring voor het ontstaan van liefde tussen henGa naar voetnoot(21). De keuze van déze bepaalde complexie ligt daarbij veel minder voor de hand. Wanneer het de bedoeling was geweest, een ideaal liefdespaar te beschrijven, had het eigenlijk om twee sanguïnici moeten gaan, mensen met de complexie die op zichzelf, maar zeker als het om liefde gaat, als de meest ideale werd beschouwd. De melancholicus daarentegen, een somber, argwanend en broeierig type, had als minnaar een bepaald slechte reputatieGa naar voetnoot(22). Bovendien zijn er voor hem extra risico's; ik citeer een complexie-tekst over de melancholicus: ‘ende wort hy oeck ontsteken van vrouwen mynnen, hy sal daer alsoe vast aen blyven dat hy lichte mach sterven (...)’Ga naar voetnoot(23). Deze extra risico's voor de melancholicus zijn des te erger, wanneer wordt ingecalculeerd dat hij niet alleen de geringste hoeveelheid en daardoor meest kwetsbare hersenen heeft van alle vier de temperamentenGa naar voetnoot(24), maar dat liefde in het algemeen, ongeacht iemands complexie, melancholie veroorzaakt, wat kan leiden tot een ernstige aantasting van de fysieke en psychische gezondheid. Op deze opvatting over liefde wil ik ook even ingaan. Wij zijn niet gewoon liefde te beschouwen als een object van de medische wetenschap. Uit een aantal plaatsen in de Spdm blijkt echter duidelijk, dat de liefde in haar wat meer excessieve vorm beschouwd werd als een gevaarlijke fysieke aandoening. In overeenstemming met bv. Andreas Capellanus' De amore libri tresGa naar voetnoot(25) en Die RoseGa naar voetnoot(26) wordt liefde omschreven als een door het denken aan de geliefde veroorzaakte ziekte. Deze opvatting vindt haar oorsprong in de medische traditie; we vinden haar ook bij Avicenna, die spreekt van ‘een ziekte of melancholische kwelling van de geest, waarbij iemands geest volledig gefixeerd is op zijn geliefde’Ga naar voetnoot(27). Volgens | |||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||
Ibn Hazm komt het hierdoor, dat scheiding tussen gelieven leidt tot ziekte, magerte en wegkwijnen. Een goede arts ziet overigens wel verschil met een ziekelijke aandoening van zuiver fysieke oorsprong. Ik citeer uit De ring van de duif: ‘Zulke dingen zijn het gevolg van het voortdurend met iets bezig zijn. Wanneer iemand er volkomen bezeten van raakt en de melancholie hem in haar greep krijgt, is er niet langer sprake van liefde, maar van waanzin en krankzinnigheid. Als men verzuimt dit reeds in het eerste stadium met geneesmiddelen te behandelen kan het ernstige vormen aannemen. Vereniging met de geliefde is dan nog het enige redmiddel’Ga naar voetnoot(28). Dit blijkt uit de Spdm, wanneer Diericks oom, hevig bezorgd, diens urine door een arts laat onderzoeken. Deze arts ziet direct dat liefdesverdriet de oorzaak is van Diericks ziekte en hij raadt dan ook hereniging met Katherina aan als enig geneesmiddel, al vreest hij, dat het zelfs daarvoor al te laat is. In een vroeger stadium van Diericks ziekte had diens oom de gebruikelijke remedies tegen melancholie - vooral het luisteren naar muziek en afleiding door aangenaam gezelschap - al geprobeerd, maar zonder resultaat. Als Diericks laatste poging om Katherina te spreken mislukt is, wordt zijn aandoening sterk verhevigd. Als Jalours Ghepeyns hem dan het gif ‘Wanhope van Lieve’ laat drinken, wordt dat hem fataal. Ik citeer opnieuw Ibn Hazm: ‘Wanneer de verliefde in het stadium komt, dat alle hoop verloren en ieder verlangen teniet gedaan is, kan vereniging met de geliefde hem niet meer baten, en iets anders evenmin, daar het bederf zijn hersens dan definitief heeft aangetast, hij niets meer weet en de kwaal hem geheel in haar greep heeft’Ga naar voetnoot(29). Dat het nu met Dierick zo ver gekomen is, beseft hij zelf ook: Al quame myns hertsen troost tot my
Uut liefden vry
Ende maecte van trooste groot ghecry
Tsoude my cleen verhoghen.
Ick ben te verre int nette ghetoghen. (5339-5343)
Ik moet het wat dit onderwerp betreft hierbij laten. Aan deze voorbeelden had ik er nog vele kunnen toevoegen. Ik hoop wel aannemelijk gemaakt te hebben, dat de medische aspekten de as- | |||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||
trologische gedeeltelijk overlappen en dat verder onderzoek ervan ons ongetwijfeld een beter inzicht kan verschaffen in het hoe en waarom van de handeling in de Spdm. We hebben gezien, dat Katherina en Dierick blootstaan aan zeer ongunstige astrologische invloed; deze invloed konkretiseert zich in hun slechte complexie en bedient zich van een aantal zeer boosaardige sinnekens. Dit brengt ons tot de laatste, zeer principiële vraag: Kunnen Katherina en Dierick wel verantwoordelijk worden gesteld voor hun eigen gedrag? Zijn ze niet eerder de onschuldige slachtoffers van die zo funeste invloed? En hiermee komen we aan het derde nivo: het ethisch-religieuze. De hoofdvraag is hét belangrijkste vraagstuk van de middeleeuwse astrologie: impliceert astrologie fatalisme? Oefenen de hemellichamen een dusdanige invloed uit, dat de vrije wil van de mens wordt uitgeschakeld? Het antwoord op deze vraag is uiteraard: nee. Twee geliefde uitspraken hierover waren: ‘De verstandige mens beheerst zijn sterren’, en
‘De sterren neigen, maar zij dwingen niet’.
Een uitvoerige weergave van het orthodoxe standpunt hierin wordt uiteengezet in Jan de Weerts Disputacie van Rogiere ende van JanneGa naar voetnoot(30). Dit standpunt komt op het volgende neer: De sterren oefenen inderdaad een belangrijke invloed uit. Het staat de mens echter vrij, zich aan die invloed te onderwerpen, of er zich tegen te verzetten. Met behulp van zijn wil, de rede en de goddelijke genade is hij ertoe in staat, zich te verzetten tegen de neigingen die de hemelinvloed hem oplegt; deze neigingen zijn slechts beproevingen. En beproevingen zijn uiteindelijk positief: omdat we zelf kunnen kiezen tussen goed en kwaad, mogen we hopen op loon, wanneer we met de hulp van de genade de juiste keuze maken. En als we vanuit deze gedachte de Spdm aandachtig lezen, blijkt dat daar de suggestie van fatalisme bewust en zorgvuldig vermeden is. In de eerste plaats zeggen de planeten en Leo herhaaldelijk, dat zij naar vermogen en inzicht Gods raadsbesluiten uitvoeren: als deel van de schepping zijn zij aan het hoogste | |||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||
gezag onderworpen. In de tweede plaats doen zij zelf belangrijke uitspraken over de vrije wil, en wel juist in die cruciale passages, die zonder deze uitspraken wellicht een fatalistische indruk zouden maken, nl. daar waar zij zelf aktief ingrijpen in de handeling. Wanneer Venus bijvoorbeeld op het toneel verschijnt om de verliefdheid tussen Katherina en Dierick te bewerken, zegt ze zelf, dat hier een reine liefde zal ontstaan Ten sy dat den wille wilt bestueren
Der complexie contrarie inder natueren
Uut gaven der goddelijcker sinnen. (363-365)
Zelfs hun verliefdheid had dus niet hoeven te ontstaan, ondanks de sterke natuurlijke aantrekkingskracht tussen Katherina en Dierick, wanneer zij hun wil en hun hogere geestelijke vermogens hadden weten te gebruiken. In de scène waarin Saturnus Jalours Ghepeyns brouwt, zegt hij veel ellende te veroorzaken wanneer God dat in zijn rechtvaardigheid toelaat én ‘soo menschen wille gheeft consent’; onder die voorwaarden kan hij ‘smenschen memorien’ in grote verwarring brengen. Wanneer de wil van de mens zich echter verzet, staat Saturnus machteloos, maar vaak gebeurt dat niet en dan doet de mens zelf de verkeerde keuzes. Ook Leo spreekt zich in zijn eigen optreden, in het zesde spel, in deze geest uit; volgens hem kan alle hemelinvloed door de mens ten goede of ten kwade worden aangewend, of ontkomen. Hijzelf veroorzaakt dan ook geen hoogmoed, maar alleen de neiging daartoe. In dit verband wil ik nog twee scènes aanroeren, die tot de ‘evaluatie’ binnen het stuk gerekend mogen worden: Diericks sterfscène, en de slotscène van Begheerte van Hoocheden en Vreese voor Schande. Dierick komt in zijn laatste heldere ogenblikken tot inzicht in zijn eigen fouten. Hij vraagt zijn ouders vergiffenis en uit spijt over zijn liefde, en vooral: zijn ‘onmate’ daarin. In de volgende klacht en gebed komt de volgende passage voor: Och wee den wille diet herte ontloock
Daer therte met crachtighe liefde inne doock.
Ick en wijts haer niet / ick wijtet my selven:
Ick hadde by maten moghen minnen. (5426-5429)
| |||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||
Dierick beseft nog net op tijd (daarvóór was hij geheel verblind door wanhoop en ‘frenesije’) dat hij de oorzaak van zijn dood aan zichzelf te wijten heeft. Gelukkig komt berouw nooit te laat: zijn ziel kan nu tenminste gered worden. Voor zijn ouders blijkt dit een grote troost. Nu de slotscène, na het afsterven van Katherina: De sinnekens reageren op Katherina's dood, maar moeten elders aan de slag. Ze beklagen zich erover, dat zij de schuld krijgen van wat de mensen zelf verkeerd doen: in de juiste mate kunnen ze ook ten goede gebruikt worden. De echte schuldige is de wil van de mens. Deze scène heeft veel ironische trekjes: de zelfverdediging van beide boosdoeners doet wat komisch aan, door de verontwaardigde toon van verdrukte onschuld die ze aanslaan. Toch hebben ze gelijk, wanneer hun uitspraken gerelateerd worden aan het voorafgaande. Nu we toch aan het moraliseren zijn, blijkt het ook uitstekend mogelijk om de fouten en zwakheden van Katherina en Dierick uit te drukken in termen van zonden. Ik geef een beknopt zondenregister. Begheerte van Hoocheden is, blijkens verschillende zondenboekenGa naar voetnoot(31) concupiscentia honoris, en dat is ofwel identiek met, ofwel een vorm van Superbia, de hoogmoed. In sommige teksten worden de zeven hoofdzonden met dieren vergeleken; de hoogmoed is aldaar: een leeuwGa naar voetnoot(32) (Terzijde: dit is zeker niet in strijd met de interpretatie van Leo als teken van de dierenriem; hetzelfde beeld van de leeuw ligt aan beide verbanden ten grondslag). Des coninx summe noemt als vorm van Superbia ‘ambici’ en omschrijft dat als ‘een gecke begheerte van hoecheden’Ga naar voetnoot(33). Dat deze fout in Katharina duidelijker aan de dag treedt dan in Dierick komt volgens mij alleen doordat hij op haar aktiverend werkt (hij spiegelt haar voor, dat ze door Dierick in te palmen rijkdom en status kan krijgen), terwijl bij Dierick het omgekeerde het geval is: daar werkt Begheerte van Hoocheden juist verlammend. Een andere uiting van hoogmoed is hypocrisie. Beide hoofdpersonen hebben duidelijk neiging tot veinzen. En Vreese voor Schan- | |||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||
de, die toch ook zijn goede kanten heeft, krijgt door de sinnekens eigenschappen toegeschreven die het mogelijk maken hem met ‘vuyl onreine hypocrisie’ te identificerenGa naar voetnoot(34). Onmate kan verwerpelijke vormen aannemen. Zo wordt in de Limburgse sermoenen een soort liefde veroordeeld, die zeer laakbaar is, ‘want si minnen creiaturen meer dan hun sceppere’Ga naar voetnoot(35). Hieraan maakt Dierick zich schuldig. Hij roept bijvoorbeeld op zijn ziekbed uit: Ic en sprake God vanden hemel niet so geerne
Als haren persone. (4798-4799)
Bij Katherina treedt dit verlies aan zelfbeheersing op, wanneer Dierick is teruggekeerd naar Middelburg: geheel verblind jaagt ze Vreese voor Schande, die ze niet eens herkend had, van zich weg; ze blijkt haar maagdelijkheid liever vandaag dan morgen kwijt te willen raken, waardoor het verdienstelijke van die maagdelijkheid wel enkele vraagtekens oproept. Als Saturnus Jalours Ghepeyns instrueert, krijgt hij het volgende advies: Neemt Mars gramschappe tot uwen helpe /
En wanhope die Judas de kele af beet /
Met hovaerdije die Lucifer tonder smeet. (2530-2532)
Naast Superbia zien we hier twee andere hoofdzonden: Ira (vooral in Katherina duidelijk: herhaaldelijk roept die om ‘wrake’) en Desperatio, een vorm van Tristitia, wat onder Acedia valt. Volgens Die spiegel der sonden zou Hiëronymus gezegd hebben, dat het feit dat Judas uit wanhoop zelfmoord pleegde God meer vertoornde dan zijn verraad van ChristusGa naar voetnoot(36). Wanneer Dierick zich dus geheel door vertwijfeling laat overmeesteren en zelfs uitroept: ‘Hadde ick een mes ic soude my selven bederven’, verdient hij daarmee eerder onze afkeuring dan ons medelijden. Jalours Ghepeyns tenslotte kunnen we gelijkstellen met Invidia. Kortom, we zien hier een tamelijk complete staalkaart van hoofdzonden. | |||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||
Aan het einde van mijn betoog gekomen, wil ik nu een korte balans opmaken. De Spiegel der minnen is een spiegel in twee betekenissen: hij geeft ons inzicht in de werkelijkheid zoals die in werkelijkheid is, én hij geeft ons een exempel, een waarschuwend voorbeeld. Het is een spiegel van de kosmos, dat wil zeggen: van de plaats van de mens in de kosmos. Als publiek kunnen wij het spanningsveld van kosmische en sociale krachten, waarin de hoofdpersonen zich bevinden, doorzien en beoordelen. De sociale laag speelt echter relatief een marginale rol. De hoofdpersonen zijn naar mijn mening zeker niet sympathiek bedoeld, al wordt hun gedrag niet alleen gemotiveerd maar ook op zeer knappe wijze begrijpelijk gemaakt. Daarmee wordt het echter beslist niet verontschuldigd. Voor hun eigen fouten zijn ze zelf blind tot op hun sterfbed, wanneer het - althans naar aardse maatstaven - te laat is. Toch zouden we zelfs dit nog als een ‘happy-end’ kunnen beschouwen, doordat beiden sterven met een helder inzicht in en berouw over de eigen fouten, en daardoor met een diep vertrouwen op Gods genade. Het publiek kan daar zijn voordeel mee doen, en kan leren op een verstandige wijze lief te hebben. We kunnen instemmen met Coornhert, die in zijn nawoord bij zijn editie van de Spdm het soort liefde als die van Katherina en Dierick aanduidt als een ‘ontsinnighe ende dolle sotheyt’, en met zijn mening dat ‘de dolinghe deser twee minaren niet te verschoonen en is / ten waer men de gemeen menschelijcke broosheyt tot een vijgheblat wilde gebruycken’Ga naar voetnoot(37).
Met deze voorlopige konklusie loop ik vooruit op de resultaten van mijn onderzoek naar de Spdm, waarover ik een dissertatie voorbereid. Ik hoop dat ik duidelijk heb kunnen maken, dat kennis van opvattingen over de materiële wereld, en van denkbeelden op psycho-fysiologisch en ethisch-religieus gebied, bij de interpretatie van dit buitengewoon rijke en boeiende stuk niet gemist kunnen worden. |
|