Woord vooraf
Op 10 september 1981 wordt professor dr. A. van Elslander zestig. Bij deze gelegenheid bieden zijn collega en zijn medewerkers hem als blijk van erkentelijkheid de opstellen aan die hier zijn bijeengebracht in een afzonderlijk deel van het Jaarboek der Soevereine Hoofdkamer van Retorica ‘De Fonteine’ te Gent.
Het is ongetwijfeld een zeer gelukkige omstandigheid en voor de medewerkers ook een groot voorrecht dat deze hulde-opstellen een plaats konden vinden in juist die reeks, waarvan professor Van Elslander sedert 1944 ononderbroken de redactie heeft verzorgd. Onder zijn leiding zijn de Jaarboeken van ‘De Fonteine’ immers uitgegroeid tot een ruim gewaardeerde publikatie op het gebied van de rederijkersstudie. Dat professor Van Elslander tijdens zijn nu al meer dan drieëntwintigjarig hoogleraarschap aanvankelijk in het bijzonder deze studie heeft bevorderd, blijkt ook hier uit het onderzoek dat door zijn medewerkers wordt voortgezet. Om zijn stimulerende belangstelling voor de rederijkersliteratuur in het licht te stellen is in dit hulde-album vooraf een lijst opgenomen van de licentieverhandelingen en proefschriften die onder zijn leiding, later ook met de begeleiding van enkele van zijn medewerkers, aan de rederijkersliteratuur werden gewijd.
De belangstelling van professor Van Elslander bleef echter niet beperkt tot de rederijkersperiode: hijzelf is verder nog werkzaam geweest op het gebied van de middeleeuwse literatuur en heeft zich de jongste jaren vooral toegelegd op de studie van de Vlaamse literatuur van de tweede helft van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw: o.m. Van Nu en Straks, met hierin vooral Cyriel Buysse, August Vermeylen en Karel van de Woestijne. Zijn veelzijdige belangstelling en de uitgebreidheid van zijn leeropdracht zijn ook hier weerspiegeld in de bijdragen van zijn medewerkers, waarin zowel de literatuur van de negentiende als die van de twintigste eeuw, naast de theoretische literatuurstudie aan bod komen.
Het is onze wens dat professor Van Elslander ook na zijn zestigste de tijd en de goede gezondheid gegund mogen zijn om de navorsingsprojecten die hem nauw aan het hart liggen te verwezenlijken.