Jaarboek De Fonteine. Jaargang 1967
(1967)– [tijdschrift] Jaarboek De Fonteine– Auteursrechtelijk beschermd[Een esbatement van tcloen van armoe]Ga naar margenoot+Item hier begint Een esbatement van T[c]loen van Armoe De personages sijn dese
| |||||||||||
Begint
pover geselle compt al singende voort op de wijse
[1.]
Met eenen vrijen moetGa naar voetnoot1
Gaen ick mijn werck beginnen.
Venus dat vrouken zoet
Mijn dickwils treuren doet,
5[regelnummer]
Dus stel ick mijn om winnen.Ga naar voetnoot5
2.
Het moet gewonnen sijn,
Salmen anders ijet verkeren.Ga naar voetnoot7
Die schoone jonge vroukens fijn
Roepen: haelt wijn, haelt wijn!
10[regelnummer]
Dats om de borst te smeeren.
3.
Tgoet is ter werrelt gestelt
En sal ter werrelt blijven;
Menich herte daerom quelt
En hem selven ter neder stelt,
15[regelnummer]
Dus wil ick vreucht bedrijven.
4.
Bacchus, O Prince schoon,
Wilt u dienaer gratij geven!
Het sap van uwen croonGa naar voetnoot18
| |||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||
Geeft ons tot eender loon,
20[regelnummer]
Wij die in eeren nu leven.
Hier spreeckt hij
Dits immer die duijvel! ten is geen Cloen,Ga naar voetnoot21
Hoe veel icker off naije, tblijft eeven groot,Ga naar voetnoot22
Des desperatie in mij doet groeijen quaet vermoen.
Dits immer die duyvel! ten is geen cloen,
25[regelnummer]
Want als ick mijn meijn int werck te spoen,
So dunckt mij wassen, dit is die noot.Ga naar voetnoot26
Dits immers die duijvel! ten is geen Cloen,
Hoe veelle icker off naije, tblijfft even groot.
Wist ick met leechgaen te winnen mijn broot,
30[regelnummer]
Ken naeijde, dats bloot // noch steeck noch halff daer toe,Ga naar voetnoot30
Dus en weet ick van versuftheijt niet wadt ick doe,
Want die armoe maeckt mijn pladt buijten zinnen.Ga naar voetnoot32
quaet regiment twijff spinnende seijt
Ick moet op winnen // tgheen dat ick gae spinnen,Ga naar voetnoot33
Bij uwen oorlove, uijt minnen // geselle bemint,
35[regelnummer]
Want quaet regiment // spint datse vint
Bij haer ontrint // en woeltet opt cloen van armoe.
pover
Ga naar margenoot+Ick en heb met u haspelen niet te doen,
Al gaedij u spoen // om dat te winnen neerstich en stijff,
Ick sidt en naeij vant cloen // van armoe, al gout mijn lijff,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Vatt mijn motijff // dies gelijckx is noyt gevonden,
Twaer onmogelijck, off die duijvel isser in gebonden,
hoort mijn vermonden // want tsou ander[s] minderen metter tijt.Ga naar voetnoot42
wel bedegen
Ontbeijt, pover geselle, hoe compt dat ghij sijt
Dus vroech int crijt // om te wercken? dit verwondert mij // vrij,
| |||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||
45[regelnummer]
Ghij plaecht dus niet te woelen.
pover
Voor waer, ghy en saechtet niet veel van mij,
Maer mij maeckt ontblij // die armoe, ick seght u bloot,
Ende al naeijde ick seven jaer naer mijn doot,
Ken soudet ter noot // niet vernaeijen, meen // ick.Ga naar voetnoot48
wel bedegen
Sijdij oock nuchteren?
pover
Wadt trouwen, neen // ick.
50[regelnummer]
Eer ick oijt wracht had ick ontbeeten.
wel bedegen
En waer hebdij dan geweest?
quaet regement
Waij, hij heeft nergens geseeten,
Dat moettij weeten // dan staende voor ons schappraije.Ga naar voetnoot52
wel bedegen
Hoe dat compt immer bij saecken?
pover
55[regelnummer]
Tis om dat ick een com aff wil maecken,Ga naar voetnoot55
Verstaet mijn spraecken // seer haestich met allen fris.
wel bedegen
Die redene waer bij?
pover
Omdat mijn hert gevallen is
Opt gemack expris // want nu en heb ick geene
Ter werrelt so lieff als haer alleene.
60[regelnummer]
Dit hebben mij certeene // eenighe luijden geraeijen:
Op dat ick armoe mocht vernaeijen,Ga naar voetnoot61
Thart soude mij verfraeijen // en crij[g]en weelde op een cort.
quaet regement
Dats noch een deel tijts te vort,Ga naar voetnoot63
Hoe hij hem port // mocht hij gemackx crijgen, gebuer,Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Tsal hem certeijn al werden zuer.
| |||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||
In een uuer // is armoe niet te vernaeijen ende gemaeckt te crijgen,Ga naar voetnoot66
Ga naar margenoot+Mits quaet regement... tsa, tes best dat wij swijgen.Ga naar voetnoot67
Laet hem nae sijn naem vrij hijgen // ick sout hem wel jonnen,Ga naar voetnoot68
Had hijt gedaen.Ga naar voetnoot69
pover
En ick segge: haddijt dus cleijn niet gesponnen,
70[regelnummer]
Ick sout bijder zonnen // aff naeijen zonder pijne.Ga naar voetnoot70
wel bedegen
Och, ghij pleecht gaeren bij tgeselschap te sijne,
En off hij u ten fijne // quam haelen, wat segdij er van?
pover
Dat en waert eerste niet, bij sint jan,
Maer laet den man // herwaerts eens comen valcken;Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Ick sou tgeselschap also wel verschalcken,
Ick wed om twee balcken // ghij souter om lachen als ghijt siet.Ga naar voetnoot76
wel bedegen
Ghij segget, maer ick en geloves niet.
Help, quae[m] tgeselschap, griet // hier eens voor bij rennen!Ga naar voetnoot78
quaet regement
Gebuere, hij sals hem met allen ontwennen.Ga naar voetnoot79
wel bedegen
80[regelnummer]
Tjan, het staet hem oock te doenne,
Maer wanneer saechdij doch tgeselschap?
pover
Maer gisteren nae noenne,
Bij mijn capproenne // noijt sint quam icker ontrent.Ga naar voetnoot82
wel bedegen
Bij gans mingelen! so hebdij u wel ontwent,
Tsij u bekent // als ghij hem sint gisteren niet en saecht.
85[regelnummer]
Dus mach hem seer verlangen.Ga naar voetnoot85
pover
Bijlo gebuere, dat macht, tsij u gewaecht.
wel bedegen
Ontwentdij u voort, so prijss ick u ten cuere.Ga naar voetnoot86
| |||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||
pover
Siet, crijcht hij mij meer in desen valuere,Ga naar voetnoot87
Ick wilde dat ick hiete huijchachter alle mijn leven.Ga naar voetnoot88
quaet regement
Hij salt geselschap willen begeven
90[regelnummer]
En armoe vernaijen // even // wadt soude hem deeren?
pover
Ja vrij, als icker mij wil toekeeren,
Maer mijn heere // Pover geselle hiet ick // wiet schaet off baet.
quaet regement
Ghij heb jmmers een schoonen draet,
Daer mee, mijn verstaet // soude armoe verhaeren rechts.Ga naar voetnoot94
pover
95[regelnummer]
Dats zo, nu sal ick gaen naeijen, knechts,
Al waert om mijn lijff // siet.Ga naar voetnoot96
wel bedegen
Daer kaerken, daer!
pover
Maeckt geen gecijff // sijet
Tot mijn ongerijff // siet // al waer armoe noch so swaer,
Ick segt en roept hier openbaer,
100[regelnummer]
Ick salse vernaeijen voorwaer // heb ick mijn wille,
En trouwen tgemack // so sidt ick stille.Ga naar voetnoot101
quaet regement
Dan hebdij rust.
wel bedegen
Vrij, spaert handen noch voeten!
pover
Ick salt noch aff naijen om mijn versoeten,
Dus wil ick maecken geen gevaerte.Ga naar voetnoot104
wel bedegen
105[regelnummer]
Jae jae, also vist het vercken onder den staerte,Ga naar voetnoot105
Seijlt nae die caerte // ghij compt binnen den percken.
pover
Alle mijn hert dat is wercken.
| |||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||
Als een mach mercken: had icker mij altoos dus toegestelt,
Armoe dit cloen waer over lang gevelt;Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
Twert u gespelt // als waerder noch meer op gewonnen.Ga naar voetnoot110
quaet regement
Ego, hij most wel preecken connen!Ga naar voetnoot111
Nu, het is begonnen // ick en sals hem niet beletten.
wel bedegen
Wil hijt dus wijsselijcken aensetten,
So sije icker een gadt in.
quaet regement
Tjan, hij en sal syn leden niet spaeren!
wel bedegen
115[regelnummer]
Dese armoe is groot en moeijliick.Ga naar voetnoot115
pover
Het is oock het cleijnste gaeren
Dat ghij oijt saecht aenvaeren // en stijff gewonden.Ga naar voetnoot116
wel bedegen
Ick vernaeijde eens van armoe xx ponden,
Vaet mijn vermonden // en twas oock dus groot voorwaer.Ga naar voetnoot118
pover
Ende oock dus cleijn van gespint?Ga naar voetnoot119
wel bedegen
Neent, nieuwers naer,
120[regelnummer]
Dat seg ick u eenpaer // als die wel bekende.
pover
Dat u den heer alle vreucht toesende.
Hoe lange naeijdij eert quam ten ende
Van uwer armoe // wilt mijn doch dat verclaren.
wel bedegen
Ten was niet min den twintich jaren
125[regelnummer]
Ga naar margenoot+Was ick int beswaeren // dat weet ick wel certeen,Ga naar voetnoot125
Dat icker over naeijde.
| |||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||
Twintich jaeren! wie soude so lange haeijen?Ga naar voetnoot128
pover
Ick ducht ick armoe nimmermeer sal vernaeijen,
130[regelnummer]
Thart gaedij mij ontpaeijen, voor waer geseijt.Ga naar voetnoot130
Maer creechdij daer oock een wijff mee? doet mij bescheijt.
wel bedegen
Jae ick, in trouwen.
pover
Hoe hietse?
wel bedegen
Maer Rijcheijt,
Al hier geseijt inder waerheede.
Al den arbeijt die ick oyt dede
135[regelnummer]
Ter selver stede // eer ick armoe vernaeijde met grooter pyne,
Daer aff rijckheijt doen weer was medecijne,Ga naar voetnoot136
Doen ick trouwde ten fijnne. // desgelijcks van desen
Sal u lieff // gemack oock medecijn wesen.
Leeft sonder vreesen // van al den arbeijt die ghij doet
140[regelnummer]
Vernaeijt ghij armoe.
pover
Diet doen mochte twaer goet.
Tis den dijvel verwoet // dit cloen, tis bloot.
Wist ick ergent halff gemack vinden ter noot,
Ick troudese bijder doot // ick en naijde niet langer vur noch tijt.Ga naar voetnoot143
Hoort wel bedegen off ghijs van stade sijt
145[regelnummer]
Soe segt mij hier int crijt // het rechte bedietGa naar voetnoot145
Hoe ghij armoe vernaeijde, tes sotter geschiet,
Dan off icket oock also begonne.
wel bedegen
Maer tsomers sont ick oppe voor de sonne,
Dan naeijde ick tot dat ick niet meer sien en mochte.
150[regelnummer]
Twsinters twee uuren op eer den dach quam ick wrochte,
Al vielt mij onsochte // ick sadt savons telve bij der kaersen.Ga naar voetnoot151
quaet regement
Tjan! met sulcken quackel maersenGa naar voetnoot152
| |||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||
En can hij hem niet behelpen, daer hebdij [t]slodt.
Waij, so lange te wercken, waij ist al sodt!Ga naar voetnoot154
155[regelnummer]
Hoe sijdij dus bodt, hij souder hem niet toe connen pogen.Ga naar voetnoot155
pover
Gans Evelen! wie soude in sulcks hebben gesogen?Ga naar voetnoot156
Off ick savonts most naeijen bijder kaersen lichte,
Tsoude mijn oogen beroven tgesichte.
Segt, haddij slichte // off leckerlicke aze?Ga naar voetnoot159
wel bedegen
160[regelnummer]
Goet roggenbroodt ende verschimmelde case.
Mij en was een blase // nae ander spijse geen verlanck,
En als icker goet dunne bier toe dranck,
Dan leeffde ick al had ick geweest een grave.
[quaet regement]
Ga naar margenoot+Och lacen! dats seecker nu een cranke have.Ga naar voetnoot164
165[regelnummer]
Ick mijn keeltgen liever lave // met hamburger mout.
Maer die tijt was beter.
wel bedegen
Tjan, niet veel mijn reden betrout,
Tbeste was water [cout] // daer hem menich in versmoort.
pover
Dat laeten wij daer. Segt mij voort:
Tgeselschap, stondt dat niet in uwen prijs?Ga naar voetnoot169
wel bedegen
170[regelnummer]
Ja, tsheijlige daechs in vrolicker wijs,
Maer werckendaechs en wast geen maniere.
pover
Ja, ginck ghij dan te viere inden wijne?Ga naar voetnoot172
wel bedegen
Neen, altoos te biere.
Met drie off vier[e] verdranck ick een can, ende niet boven.Ga naar voetnoot173/
pover
Maer dickwils gingtdij inder stoven,
| |||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||
175[regelnummer]
Als ghij doort sloven // moe gewrocht waert?
wel bedegen
Neen neen, dat gelt docht mij was best bespaert,
Mijn vrient vermaert // t viel maer eens tsjaers.
quaet regement
Venij Creator! wadt hoor ick, Domine quae paers!Ga naar voetnoot178
Doet uijt die kaers // wij mogen blijven verduldich.
pover
180[regelnummer]
Maer ick storve van rouwen!
wel bedegen
Voort bleeff ick inde taveernne niemant schuldich,
Al had ick menichvuldich // bij tgeselschap geweest.
pover
Jae seecker, wel bedegen, so eest
Dat ghij door goet regement nae uwen zin
Armoe vernaeijde.
wel bedegen
So ist gevaeren meer noch min,
185[regelnummer]
Want armoe, dit cloen, is sulckx van aerden,
Al naeijde hij euwelijcken die niet en spaerdenGa naar voetnoot186
En die hem vant quaet geselschap niet en wil vervremen,Ga naar voetnoot187
Het soude eer vermeerderen dan affnemen,
Verstaet mijn teemen // dat weet niemant ter werelt sowel als ick.Ga naar voetnoot189
pover
190[regelnummer]
Ontbeijt, maeckt ghij u draeijen oock so dick?Ga naar voetnoot190
wel bedegen
Niet dicker dan op die rechte maete.
Al wasser oock eenich geruchte op straete
Daermen sach vechten met haete // off hoorde deen dander schelden,
Off speelkens spelen, tgeviel mij zelden
195[regelnummer]
Dat ick van mijn werck om ging.
[quaet regement]
Ga naar margenoot+Tjan, dat waer quaet voor Pover geselle sijn ding,
Hij soude gering // het ende willen wetenGa naar voetnoot197
| |||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||
Ende besien den feeste.
wel bedegen
Twaer nochtans beter opt wercke geseten,
Soude armoe sijn verbeten // tot zijnder boeten.Ga naar voetnoot199
pover
200[regelnummer]
Moetme[n]t also besueren?
quaet regement
Ja, salment besoeten.
Wildij Armoe vernaeijen, doet dat hij u heet.
wel bedegen
Dickwils sadt ick op mijn werck besweet,
Met oorloff // dat ghijt weet // tnadt droop op mijn naet.
pover
Datgelooff ick wel dat ghij daet,
205[regelnummer]
Mijn wel verstaet, ick sidt oock en sweet als een das.
wel bedegen
Wadt sloech die clocke?
pover
Ick meent elve was
Nae mijn compas // want mijn buijck is om eeten genegen.
wel bedegen
Aldieu dan // alst elve is geslegen,
So ist nae douwe plegen // goe luijder maeltijt.Ga naar voetnoot209
quaet regement
210[regelnummer]
Adieu, Wel Bedegen // gebruijckt oft ghijt van staijen sijt.Ga naar voetnoot210
Compt tonser jolijt // couten, cloppen naeder noenne.
wel bedegen
Tjan, dat wil ick gaerne doenne.
quaet regement
En helpt pover geselle den tijt doorbringen.
pover
Nu heb ick genaeijt sonder veel te singen
215[regelnummer]
Met groote verstringen // dat mij de leden duncken breecken.Ga naar voetnoot215
Sal ick eeuwelijck tvercken deur die Coe moeten steecken?Ga naar voetnoot216
Die oogen mijn leecken // dits den duijvel, ten is geen zoch.Ga naar voetnoot217
Aal naeijde ick mijnder derden, Armoe dochGa naar voetnoot218
Creech ick tent noch // so waert te verdraegen.Ga naar voetnoot219
| |||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||
quaet regement
220[regelnummer]
Pover geselle, u en baet geen claegen,
Loopen noch jaegen // ghij moeter toe zoecken een ander raet.
pover
Die Wel bedegen die hout nu staetGa naar voetnoot222
Ende heeft rijckheijt sijn wijff neven sijn zijden.
Dus sal ick mee staet houwen bij termijn van tijden,Ga naar voetnoot224
225[regelnummer]
Hebben sonder vermijden // gemack tot mijnen wenschen,
Als ick Armoe vernaeijt hebbe.
quaet regement
Rramp salich mensche!
Scharp condij vollen u pense // dus ist verloren genaeijt.Ga naar voetnoot227
pover
Ga naar margenoot+Bij wadt reden dat?Ga naar voetnoot228
quaet regement
Maer dat ghij sult sitten een jaer oft .2. ongepaeijt,
Hoe dick dat ghij oock u draeijen scheert,
230[regelnummer]
Eer ghij Armoe vernaeijt te pijne weert.Ga naar voetnoot230
Segt ongesesseert // wanneer suldij vernaijen al?
pover
Siet, die welbedegen [heeftet] immer gedaen.Ga naar voetnoot232
quaet regement
Dat was maer een geval.
Ken acht niet een bal // wat die welbedegen dee.
Wijster mij noch ses in deser stee,
235[regelnummer]
Die Armo[e] vernaeijt hebben, hoet hem gevel.Ga naar voetnoot235
Hij seijdet u doch selven, dat weetij wel,
Ten was geen spel // dat hijer twintich jaeren over sadt.
En soudij anders niet eeten dan hij daer adt,
Ick seght u pladt // ghij soudt eer seven jaer sijn doot,
240[regelnummer]
Eer dese jaeren verliepen, want d'armoe is groot
Waer deur ghij noot // most lijden en druck en pijne.
pover
Ick hebt al dat [tot] Armoe behoort te sijne,
Dies beclaech ick tmijne // en al die syn van leden swack.
| |||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||
quaet regement
Voorwaer, [ick] naem veel liever eenen zack
245[regelnummer]
En liep een lanck rack//biddende onder die luijden broot// goet.Ga naar voetnoot245
pover
Och! had ick doch halff gemack, eer ick nade doot // wroet,
Wantet mij die noot//doet//ick soudese trouwen.
Och neen! dies mach icket // thooft met beijd die handen clouwen.
Mer om alle druck te verdouwen // en aen deen zijde te setten,
250[regelnummer]
So wil ick een lietgen zingen; misselijck wie er [op] gaet letten.Ga naar voetnoot250
pover singt
Een beelde jent/heb ick geprent
Int hart dat sij doorwont;
Sij ist, ick kent, // die mij verblent,
Dat seg ick goet rondt.
255[regelnummer]
Tsij godt geclaecht//ick ben geplaecht,
Want therte jaecht // nae haer roode mont.
Mocht ickse cussen, ick waer gesont.
Tgemack seer fier // deur haer bestier
Doet mij dus swaerlijck trueren.
260[regelnummer]
Haer soete manier//seer goedertier
En mach mij niet gebueren.
Tis al gedaen // men macht mercken plaen,
Men cant verstaen // sij willen haer bij mij niet vlijen,Ga naar voetnoot263
Want Armoe gaet mij bestrijen.
pover seyt
265[regelnummer]
Ga naar margenoot+Nu, dat ick niet keeren en can, dat wil ick lijen
En mijn druck vermijen // en mij tot wercken verstijven.Ga naar voetnoot266
tgeselschap een dronckaert
Had ick een crijt, ick soudt seecker schrijven
Dat ghy op[t] werck dus sijt vervallen.
quaet regement
Wij setten daer beijde oock om en kijven.
| |||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||
tgeselschap
270[regelnummer]
Had ick een crijt, ick soudt seecker schrijven.
pover
Wel waer gaen wij?
quaet regement
Wadt sots bedrijven.
pover
Alrede daer leijt den proij met allen!Ga naar voetnoot272
tgeselschap
Had ick een crijt, ick soudt seecker schrijven
Dat ghy opt werck dus sijt vervallen.
quaet regement
275[regelnummer]
Twas quaet genoch dat ickt hem mocht ontcallen.Ga naar voetnoot275
Dit cloen van Armoede zwaerder wecht dan zant,
Dat woude hij vernaeijen.Ga naar voetnoot277
tgeselschap
Help jae toch, haelt melck inde mant!
Nae mijn verstant // so hadde hij noch werck gelaten ondernae.Ga naar voetnoot278
Help godt hoe wechtet!
pover
Mits dat ick stae
280[regelnummer]
Naet gemack en berae // so had ickt gegist.Ga naar voetnoot280
tgeselschap
Bij sint Truijen, ghij hadt u zinnen gemist
Haddij langer gevist en in dees puntten gebleven.Ga naar voetnoot282
Gaen wij om een bierken, ick sal u raet geven
Dat ghij sonder verstrang en sneven gemack crijgen selt,
285[regelnummer]
Al en vernaeijde Armoe niet; ick weetet bestelt.Ga naar voetnoot285
Adieu, quaet regement, ick gaen van heen.Ga naar voetnoot286
quaet regement
Adieu u beijden!
pover
Nu ben ick te vreen,
Als ick u bij mijn zie treen//nu segt mij gereet,
Weetij geen Avontuer, seght my tbeleet
| |||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||
290[regelnummer]
Hier int secreet//sonder [...] ijet te vercrijgen?Ga naar voetnoot290
tgeselschap
Ick sal u wel leijen, condij slechs swijgen.
pover
Maer ick meen dat ick mach gecrijgen
Om tnaeijen te schouwen // dits tjagen en tvlien.Ga naar voetnoot293
tgeselschap
Hebdij inckt en pampier?
pover
Ick salder om sien.
295[regelnummer]
Maer seght mij tbedien//wadt wildijer mee maecken?
tgeselschapa
Al schrijvende soud ick naet gemack haecken;
Een minne brieffken, de saecken//verstaedijs...
pover
Jae ick, sijdijs wijs.
tgeselschap
Sal ick dichten.
pover
Condijt oock wel?Ga naar voetnoot299
tgeselschap
Jae ick, maer opt slichten.
300[regelnummer]
Ick hebse gemaeckt die peepten.Ga naar voetnoot300
pover
Twaer verdiende loon al misse dat wij darmoe sleeptenGa naar voetnoot301
Vuijt mijnen huijse bij schoonen daegen,
In rechter wraecken dattet alle menschen saegen.
Haer bejaegen // heeft mij dickwils gedaen veel spijts,
305[regelnummer]
Dus en laetet u niet verdrieten, al neemtet veel tijts,
Opt t'netste te schrijven, suldij, geselschap myn quant?
tgeselschap
Nu moet ick lachen met rijpen verstant,
Luij en leelijck buijten die mont int openbaer!Ga naar voetnoot308
quaet regement
Kee, maeckt eerst oft ghy niet en wert gewaerGa naar voetnoot309
| |||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||
310[regelnummer]
An Armoe mijn caer//eenige mindernisse.
pover
Al sout mij costen cruijcken en vlissche,Ga naar voetnoot311
Ick segt u ecxprisse // so sal [ick] Armoe refuseren, op dattet waer isGa naar voetnoot312
Dat het geselschap mij geseijt heeft.
quaet regement
Proeft eens oft noch so swaer is.
pover
Ick doet het seer gaernne.
quaet regement
Ick peijse dattet niet lichter een haer is.
pover
315[regelnummer]
Tes claer // fris // een onverduldich werck!Ga naar voetnoot315
Ken canse verroeren, tgelijckt een serck,
Nae ick bemerck // swaer van gewichte.
quaet regement
Waedt raet off ickse u aff help rollen?
pover
Wel mijn lieve nichte,
Al sijdij wat slichte // condijt gedoen, ten waer niet quaet.Ga naar voetnoot319
quaet regement
320[regelnummer]
Willen wijt beginnen?
pover
Tis oock mijnen raet.
Toont uwen daet // heft op sonder toven, weest geen beradere.
quaet regement
Hoe veel ist nu nadere?
pover
Laet leggen, ten is niet dan te swaerdere,
Quaet regement, om dat ghijer an heft.
quaet regement
Bij rechte redene diet wel beseft,
325[regelnummer]
Hierde waerheyt treft // contrarij, dats mijn vijrtuijt.Ga naar voetnoot325
Ick die wortel van dies! hou sou icks verdraegenGa naar voetnoot326
pover
Tcloen van armoe zalder nochtans vuijt,
Al soude ick branthaecken daer toe ordineren.
| |||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||
Oock soude ick het naeijen haest vuijt spijt versweerenGa naar voetnoot329
330[regelnummer]
En vercropen oock tsnijmes, borstelen en elsenen.Ga naar voetnoot330
quaet regement
Tjan, dat wae selssene!Ga naar voetnoot331
pover
Jae, wedstenen, spanriemen, peck ende borstelen.
(Pover voort)
wel bedegen (omt hoeckgen ziende)
So/soo/en sach ick noijt so tegen armoe worstelen,
So starck als pover geselle, des armen bloet.
Leijder is zijnder fortuijne so seer onsoet,
335[regelnummer]
Diet tgeselschap volgen, ende cranck regement
Diet huijs regeert, voorwaer ick kent,
Soe swaer ontrent // dat Armoe daer moet wesen.
tgeselschap metten brieff seijt
Nu hoort, pover geselle, ick sal der minnen brieff lesen.
Dit sij dan begonnen / met uwer vreden:Ga naar voetnoot339
340[regelnummer]
Gemack vercoren, uijt grooter genadicheden
Laet ick u weten wadt mij ontbreckt.
Noijt vrouwe minne mij so quellen deden
Dan duwe, want thart is op u vergeckt.
So waermen van reijne vrouwe spreckt,
345[regelnummer]
Daer hoor ick in deuchden van u gewaegen.
Macht sijt /u herte doch an mij lecht,
Ick blijff u dienstachtich alle mijn daegen.
Noijt minnaer mach meerder lieffde draegen
Dan ick tot uwaerts / boven alle die leven,
350[regelnummer]
Want ghij staet also in mijn behaegen,
Ken machs u mits desen niet te kennen geven,
Om dat ghij mijn troosten sout, sijt des gewes.Ga naar voetnoot352
En doedijs niet / so sal ick door rouwe sneven.
Mijn lieff die deuchdlijck en redelijck es,
355[regelnummer]
Eerwaerdige, laet u ontfarmen des.
tgeselschap steeckt den brieff toe seijt voort
Hier, pover geselle, gaet eert wert donckere
En saluteert mij die vrouwe ecxpres,
| |||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||
En toont u altijt als een ecxcelent jonckere.
Och, lachse nu over haer deure.
pover
O, dan waer ick een jonckere!
360[regelnummer]
Kan ickse spreecken // ick crijcht veulen opten stal.Ga naar voetnoot360
tgeselschap
Ghij en weet niet hoe sinnelijck dat haer salGa naar voetnoot361
Genoegen dat ghijse compt vrijen thuijs.
Met briefjen dus strijckt voor haer deur, quansuijsGa naar voetnoot363/4
Recht off ghijt niet en waert.
pover
Tsal seecker geschien.
tgeselschap
365[regelnummer]
Tis meer dan tijt.
pover
Ga naar margenoot+Ick hebse gesien
Ist als ick mien // in haer venster leggen gaepen.
Daer toe sijn nu alle die gebueren gaen slaepen,
Dus wil ick haer vercnaepen // dat seg ick u certeijne.Ga naar voetnoot368
tgeselschap
Gaet heenen en spreecke[n]se alleijnne,
370[regelnummer]
Hout die maenier heerlijck reijne//van een looze radt.
pover
Hem, seg, hem, ou gemack, zijdij dat?Ga naar voetnoot371
Spreeckt een woort pladt//nu op alle trouwe.
tgemack een rijcke vrouwe
Dat soude ick wel doen op dat ick wouwe,
Waert dat druck en rouwe // mocht keeren in geneucht.
pover
375[regelnummer]
Dat betrou ick u op uwer grooter deucht.
gemack
Mij geeft groot wonder dat ghij meucht
Achter straete gaen dus laete.
pover
Dats een teijcken dat ick u niet en haete,
| |||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||
Dus thoont u charitate // off ick blijff verlooren, moet ick u derven,
gemack
380[regelnummer]
Wadt segdij doch, lieff?
pover
Voorwaer, ick soudt besterven
Can ick u niet beerven//dat seg ick u vrij.
gemack
So wilt mij dan reden seggen waer bij.Ga naar voetnoot382
pover
Gaern, gemack lieff, hoort nae mij,
Maer neempt sonder cij // desen brieff goet.Ga naar voetnoot384
385[regelnummer]
Sij sal u der saecken wel maecken vroet,
En leestse metter spoet//ter eeren van mij, nae u vermogen;
Ick sal mij so lange om swijgen poogen.
gemack leest den brieff
Ontbeijt, pover geselle, vrijdij mij oock dus zeere?
pover
Jae ick, gemack, en dat op eere.
gemack
390[regelnummer]
Woondij alleen? maeck dat bekent//mij[n].
pover
Neen ick, in trouwen, quaet regement // fijn
Moet te mijnent ontrent//sijn, al duncket u confuijsen.Ga naar voetnoot392
gemack
Nu hoore ick abuijse!//wat machse maecken?Ga naar voetnoot393
pover
Sij regeert mijn huijse.
gemack
Condij geen ambacht?
pover
395[regelnummer]
Jae ick, en trouwen, naeijen.
gemack
Metter naelden?
pover
Neen, mer met borstelen ende draeijen,
Ga naar margenoot+En sonder delaeijen // [t]cloen // daer ick mijn draen of scheer
Dat hiet Armoe.
| |||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||
gemack
Nu seght mij meer
Niet tot uwer oneer. Armoe Tcloen, isset oock groot?
pover
400[regelnummer]
Jaet, te helfte grooter dan mijn hoot.Ga naar voetnoot400
Maer een ding bloot// is dat mij seer hindert.
gemack
Wadts datte?
pover
Maer wadt icker aff naeij, [t]niet en mindert.
Dat is dat mijn deert, mij wel aensiet.
gemack
Dats bijlo een groot verdriet.
405[regelnummer]
Anders niet //dan twee dingen die u deert.
pover
Ick bidts u dat ghijt mij vercleert.
gemack
Teen is dat quaet regement u huijse regeert,
Tander ongesimuleert// is dat u tgeselschap verschraeijt.Ga naar voetnoot407
Haddij neerstich geweest // en Armoe vernaeijt,
Bij avontuere ghij hadt mij gepaeijt / en gecregen.
pover
410[regelnummer]
Sulckx heeft mij geseijt mee//die wel bedegen,
Wadt baet geswegen // al valt mij tfortuijn rebel.
gemack
Hij seijde u die waerheijt ende niet el.
pover
Maer tgeselschap seijde ick soude u crijgen wel
Midt desen brieven snel// aen u te sennen.
gemack
415[regelnummer]
Neen, dat en can ick niet bekennen.Ga naar voetnoot415
Maer weetij wadt u proffijtelijcken dochte?Ga naar voetnoot416
pover
Wadts datte, op dat ick u crijgen mochte?
Doet mij daer aff het rechte bediet.
gemack
Ten eersten dat ghij tgeselschap met allen verliet,Ga naar voetnoot419
| |||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||
420[regelnummer]
Dus voor u siet // en laet oock in geender manieren
Quaet regement u huijs te regieren.
Voor alle bestieren // vernaeijt Armoe op dat ghij condt,Ga naar voetnoot422
Dan sal mijn maegen ter selver stont
Daer toe raeden, goet ront // en ick neem u dan gaerne.
pover
425[regelnummer]
Och lacij! so staet mij u noch lang te ontbaerne.
Nu, ick twerck aenveerne // en dat op bede
En vertoeff ick niet langer met.
gemack
Siet, daer is uwen minne brieff mede;
Draechten op een ander stede //om mee te vrijen.
pover
Also moet hem die nachtmerrij noch rijen!
430[regelnummer]
Tfij tgeselschap, partijer//en u minnen brieff!Ga naar voetnoot430
gemack [binnen] en quaet regement seijt
Ou, pover geselle, hebdij tgemack tot uwen gerieff?
pover
Jae ick, godt ontferms.
quaet regement
Ontbeij, hoe verstae ick dat?
quaet regement
Is dat seecker waer?
435[regelnummer]
De'n die minnebrieven dierbaer//nu geen baet?
pover
Neense, niet een haer // met alle haer praet
Compter hulp noch baet//ramp heb hij diese gaff!
quaet regement
Hoe wel docht ickx.Ga naar voetnoot438
pover
Daer en compt niet aff.
Tis een verdurven draff // oft ten waer ickt vernaeijen conde,
440[regelnummer]
Tcloen van Armoe.
quaet regement
O noijt quader ponden!
| |||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||
Och watten ongesonden! // offt ghij alleen // waert!Ga naar voetnoot441
Wast hier om dat ghij so wel te vreen // waertGa naar voetnoot442
En dat ghij Armoe so seer verstiet?
pover
Nu, ten quam nae mijnder menen niet,Ga naar voetnoot444
445[regelnummer]
Alsoot de menige geschiet // dus leg ickx neer.Ga naar voetnoot445
Nu wil ick Armoe gaen wercken weer;
Haelt mij tleer, want ick sidt op mij[n] pladt.
Ou, wadt wast dat den Welbedegen adt,
Segh mij doch dat// eer hij Armoe vernaeijde?
quaet regement
450[regelnummer]
Twaer goet dat de weerhaen eens omme draeijde!
Want roggenbroodt adt hij met vlaemsche kaese.Ga naar voetnoot451
pover
Also wil ick oock eeten voort.
quaet regement
Tis al vijsevase!
En acht niet een blaese // laet ons eeten also wij plaegen,
Want mijn oogen noijt pover geselle en saegen
455[regelnummer]
Die Armoe vernaeijde in haer daegen //al wildijt u pijnen.
pover (naeijende)
En mostij dese draeijen dus cleijn oock twijnen,
Nimmermeer naet schijnen //werde ick van Armoe ontslegen.Ga naar voetnoot457
wel bedegen vuijt
Ontbeijt, pover geselle, naeijdij weder?
pover
Jae ick, wel bedegen,
Op dat van mij niet wert gecregen meer ongevals.
wel bedegen
460[regelnummer]
Wel hoe compt dat bij?
pover
Och, ick heb[t] wederom aen den hals
Mits Armoe, god schen//mijn aenvaen bedrooch mij.
| |||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||
wel bedegen
Hoe voerdij met u vrijen?Ga naar voetnoot462
pover
Tgeselschap looch mij.
wel bedegen
Woude u gemack niet hooren?
pover
Eeven nae ist nu / alst te vooren.
Ick de arbeijt verlooren // met allen groot.Ga naar voetnoot464
wel bedegen
Maer bij gans Doot!
465[regelnummer]
Waer ick als ghij, ick wonne mij[n] broot
Om alle wederstoot // van mij te keeren,
Want tis tbegeeren // vande heer der heeren,
Sonder cesseren // vroech ende laet.
pover
Och, ick verstae seer wel uwen goeden raet;
470[regelnummer]
Mijn werck is quaet // geheel met allen,
Maer ick hoop, wilt godt, tsal wel beter vallen.
Dus niet meer te mallen // maer ghij, Quaet regement,
Ghij moet u mee beter schicken bij mij ontrent,
Sal ons convent // beter werden gesien.Ga naar voetnoot474
wel bedegen
475[regelnummer]
Bij quaet regement sietmen wonder geschien,
Nae tschriffs bedien // dus sijt niet te pradt.Ga naar voetnoot476
Gedenckt hoe dat // den rijcken man zadt
Dagelijckx en adt // en maeckte goedt chier,
Maer wadt den armen Lazarus badt,
480[regelnummer]
Hij gaf hem niet, pladt // waer deur hij quam in thelsche vier.
quaet regement
Ick ducht tsal mij werde[n] een swaer dangierGa naar voetnoot481
Mits allen hier // mijn leven te muijteren int goet,Ga naar voetnoot482
Want die werrelt staet mij aen met allen soet,
Ende tgeselschap doet // oock mijn man dick doolen.
wel bedegen
485[regelnummer]
O pover geselle, verlaet die tavaeren, die duijvelsche schoolen!
Wilt met gods woort niet folen // off ghij sult u bevlecken.Ga naar voetnoot486
| |||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||
Wilt oock niet als nabal in boosheijden vergecken,Ga naar voetnoot487
Maer u handen vuijtstrecken // tot arbeijden weest vlijtich,
So sal godt u weder spijsen en u ledekens decken
490[regelnummer]
Sonder vertrecken // wilt god die sulcke niet sijn verwijtich.Ga naar voetnoot490
pover
Wadt noot waert, mocht ick Armoe eens wesen verslijtichGa naar voetnoot491
Ende geheel affrijtich // so waer ick gepaeyt.Ga naar voetnoot492
wel bedegen
Och ja, wanneer ghij daer gestaedich off naeijt.
Als een vogel hem verfraeijt // en vliecht henen en hem niet en quelt,
495[regelnummer]
Soe heeft godt den mensch tot arbeijden gestelt.
Hoe welt u sinnen quelt // weest patientich.
pover
U reden luijden excelentich
Hoe wel se tormentich//vallen in mijn zinnen geheel.
Nu vrouwe, laet goet regement mee hebben sijn deel;
500[regelnummer]
Daer mee ick godt beveel // en blijve verduldich.
quaet regement
Och man ick kenne mij schuldich;
Seer menichvuldich // ken ick mij culpabel.
Vergevet mij, ghij vindet mij voortaen stantabelGa naar voetnoot503
En heel laudabel in mijn hanteeren.
pover
505[regelnummer]
Diet niet en weet, macht hier leeren.
wel bedegen
Eerwaerdige versaemde, ghij vrouwen en heeren
pover
So wij gespeelt hebben ende dat uijt vreuchden,
Tcloen van Armoe is quaet om aff te scheeren.
wel bedegen
Eerwaerdige vrouwen en heeren
quaet regement
Wilt alle dinck doch ten besten keeren,Ga naar voetnoot509
510[regelnummer]
Dat bidden wij u altsaemen in deuchden.
wel bedegen
Eerwaerdige vrouwen en heeren
pover
So wij u gespeelt hebben uijt vreuchden,
| |||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||
Ecxemplij gratija, ghij jonge jeuchden.
wel bedegen
Daerom dooren die hem dick deur tgeselschap verfraijen,Ga naar voetnoot513
Die sneven in Armoe.Ga naar voetnoot514
quaet regement
Dats hier bekent.
pover
515[regelnummer]
Maer wie sijnt die met armoe meest sijn belaijen?
wel bedegen
Daerom dooren die hem dick deur tgeselschap verfraeijen,
Die sneven in Armoe.
quaet regement
Dats waer, want Armoe en connense niet vernaeijen,
Zoot blijckt.
pover
Dats u schuit, quaet regement.
wel bedegen
Dooren die hem dick deur tgeselschap verfraeijen,
520[regelnummer]
Die sneven in Armoe.
quaet regement
Dats hier bekent.
Hier mede uwen oorloff, vrienden present.
Die heer omnipotent // die wil u algelijcken
Brengen hier boven inder hemelen tent,
Die zuijver en jent // roept armen en rijcken.
525[regelnummer]
Neemptet in danck van die broeders van Trou moet blycken,
Al sijn haer practijcken // slecht om te prijsen.
Adieu, hier mede wilt godt die eer bewijsen.
Finis
Is lang in dicht 593 regulen
Per Trouw Moet Blijcken
| |||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||
Errata
|
blz. 60 | laatste regel suchbenen, l: suychbenen |
61 | midden, ‘Na de heer’ enz., l.: Nadat zij de heer gegroet hebben, enz. |
67 | de laatste noot hoort bij vs. 18 |
vs 348 | karing, l.: haring |
371 | gen, l.: ben |
- margenoot+
- 7 ro
- voetnoot1
- vrijen moet licht gemoed
- voetnoot5
- winnen verdienen
- voetnoot7
- ijet verkeren enigszins tot beteren staat komen
- voetnoot18
- croon de krans van wingerdloof en druiventrossen om Bacchus' hoofd
-
[tekstkritische noot]21 duijvel S: duuel
24, 26 en 27 in S niet voluit geschreven
31 weet G wadt; S: wat opschr. boven 33 spinnende S: spinnende ende dat opt cloen winnende
37 Ick en S: ken opschr. boven 43 Wel bedegen S: Die welbedrijuen een rijck man (verder echter steeds Bedeghen genoemd)
44 wondert S: geeft
- voetnoot21
- Dits ... duijvel dat is toch een duivelswerk
- voetnoot22
- off naije er naaiende van verbruik
- voetnoot26
- dunckt dunkt het
- voetnoot30
- noch ... toe geen anderhalve steek
- voetnoot32
- pladt rondweg gezegd
- voetnoot33
- en 38 winnen winden
- margenoot+
- 7 vo
- voetnoot39
- al gout als golde het
- voetnoot42
- tsou ... minderen het (kluwen) zou klemer worden
- voetnoot48
- vernaeijen met naaien te boven komen
- voetnoot52
- schappraije spijskast
- voetnoot54
- laete laat rusten; verlaat
- voetnoot55
- een com aff maecken tot een eind komen, af raken (van mijn armoede)
- voetnoot61
- Op dat mits
- voetnoot63
- te vort te ver; versta: zo ver is het nog lang niet
- voetnoot64
- hem port zijn best doet
- voetnoot66
- gemaeckt lees met de variant gemack
- margenoot+
- 8 ro
- voetnoot67
- Mits door toedoen tsa hier herneemt Q.R. zich, omdat zij zichzelf beschuldigt
- voetnoot68
- sijn naem zijn adem
- voetnoot69
- cleijn fijn, dun
- voetnoot70
- bijder zonnen nog bij dag
- voetnoot74
- valcken?
- voetnoot76
- balcken misschien voor balgen, blazen
- voetnoot78
- griet blijkbaar tot Q.R. gezegd
- voetnoot79
- hem ... ontwennen zich ervan (moeten) spenen
- voetnoot82
- sint nadien
- voetnoot85
- hem seer lees misschien: u seer nae hem
- voetnoot86
- ten cuere ten hoogste, uitermate
- voetnoot87
- valuere eig. schatting; hier misschien: aldus te schatten, te appreciëren toestand
- voetnoot88
- huijchachter blijkbaar anduiding van een sulachtige man; Huig komt verbonden met Haag in versch. denigrerende zegsw. voor (zie W.N.T. op Haag, 2de art.)
- voetnoot94
- verhaeren verdwijnen, op de vlucht slaan
- voetnoot96
- Al waert alsof het ware; lijf leven Daer kaerken flink zo, mijn beste!
- voetnoot101
- trouwen zeker, wel te verstaen
- voetnoot104
- gevaerte drukte
- voetnoot105
- vist vijst(?); de hier genoemde uitdrukking is niet van elders bekend
- voetnoot109
- gevelt overwonnen
- voetnoot110
- gewonnen gewonden
- voetnoot111
- Ego vgl. de variant, de gewone vorm (uit bi gode); most zou moeten
- voetnoot115
- cleijnste fijnste
- voetnoot116
- aenvaeren aanvatten, te lijf gaan
- voetnoot118
- Vaet mijn vermonden luister naar wat ik zeg (stoplap)
- voetnoot119
- nieuwers naer op geen stukken na
- margenoot+
- 9 ro
- voetnoot125
- int beswaeren in deze bezwaarlijke toestand
- voetnoot127
- hem ... verleen zich getroosten
- voetnoot128
- haeijen volharden (Rhet. Gloss.)
- voetnoot130
- Thart ontpaeijen de gemoedsrust ontnemen
- voetnoot136
- versta: dat werd door de verworven rijkdom weer goedgemaakt
- voetnoot143
- vur (uur) noch tijt geen ogenblik
- voetnoot145
- segt mij ... het rechte bediet maak mij eens goed duidelijk
- voetnoot151
- telve tot elf uur
- voetnoot152
- quackel maersen beuzelarijen; geleuter (?)
- voetnoot154
- ist lees: tis
- voetnoot155
- hem ... pogen zich zetten tot, toeleggen op
- voetnoot156
- gesogen lees: genogen?
- voetnoot159
- aze voer, eten
- margenoot+
- 9 vo
- voetnoot164
- een cranke have een pover ding
- voetnoot169
- Tgezelschap de (omgang met) gezellen, vrienden
- voetnoot172
- te viere lees wsch.: te biere of
- voetnoot173
- niet boven niet meer dan dat
- voetnoot178
- quae paers wat een ding, wat een toestand!
- voetnoot186
- die niet en spaerden die niet tevens spaarde, spaarzaam was
- voetnoot187
- vervremen vervreemden, afscheiden
- voetnoot189
- teemen praten, redeneren
- voetnoot190
- draeijen draden
- margenoot+
- 10 ro
- voetnoot197
- gering gauw; ende, einde, afloop
- voetnoot199
- boeten baat, verbetering
- voetnoot209
- nae douwe plegen ouder gewoonte
- voetnoot210
- oft ghijt van staijen sijt als het voor u de juiste tijd ervoor is (? vgl. Mnl. W. op stade, kol. 1847 onderaan)
- voetnoot215
- verstringen inspanning
- voetnoot216
- deze uitdrukking is niet van elders bekend
- voetnoot217
- zoch zog(?), dus iets dat baat geeft, waarmee men vooruit komt?
- voetnoot218
- mijnder derden met zijn drieën; hier misschien: voor drie
- voetnoot219
- tent ten einde, ten onder
- voetnoot222
- hout nu staet voert nu grote staat, neemt het er goed van
- voetnoot224
- bij termijn van tijden met verloop van tijd, op den duur
- voetnoot227
- Scharp ter nauwer nood
- margenoot+
- 10vo
- voetnoot228
- ongepaeijt ongetroost
- voetnoot230
- te pijne weert noemenswaardig
- voetnoot232
- geval toeval
- voetnoot235
- hoet hem gevel zoals dat hem (Welbedegen) gebeurde
- voetnoot245
- een lanck rack een heel eind; biddende bedelende
- voetnoot250
- misselijck wie men weet niet wie; de een of ander
- voetnoot263
- vlijen voegen
- margenoot+
- 11 ro
- voetnoot266
- mijn lees wsch.: mij in; verstijven tot volharden in
- voetnoot272
- den proij de boel
- voetnoot275
- ontcallen uit het hoofd praten
- voetnoot277
- Help ... mant lieve help! dat is zo iets als melk in een mand willen halen
- voetnoot278
- ondernae laten is niet van elders bekend
- voetnoot280
- berae te verbinden met ick stae in het vorige vers
- voetnoot282
- in dees puntten gebleven bij dit voornemen gebleven; zo doorgegaan
- voetnoot285
- ick weetet bestelt ik weet hoe je dat aan moet leggen
- voetnoot286
- wsch. moet dit vers aan Pover Geselle toegeschreven worden
- voetnoot290
- na sonder is wsch. arbeijt of iets derg. uitgevallen
- voetnoot293
- dits tjagen en tvlien dat is de hele toeleg
- margenoot+
- 11 vo
- voetnoot299
- opt slichten eenvoudigweg, simpeltjes
- voetnoot300
- peepten blijkbaar een mengvorm van de zwakke en de sterke vervoeging van pijpen, hier misschien op te vatten in den zin van klagelijk zingen (W.N.T., de bet. II, A, 1, b)
- voetnoot301
- corrupt; vgl. de variant
- voetnoot308
- buijten behalve; versta: je mond kun je roeren, maar verder...!
- voetnoot309
- maeckt lees met S: merckt probeer, onderzoek
- voetnoot311
- vlissche flesse(n)
- voetnoot312
- refuseren verstoten
- voetnoot315
- onverduldich niet te dulden, onuitstaanbaar
- voetnoot319
- slichte simpel (van geest); gedoen gedaan krijgen
- voetnoot325
- hier wordt de waarheid geweld aangedaan, nl. mijn (goede) aard
- voetnoot326
- wortel oorzaak
- margenoot+
- 12 ro
- voetnoot329
- versweeren afzweren, verloochenen
- voetnoot330
- elsenen elzen, priemen
- voetnoot331
- selssene zeldzaam, vreemd
- voetnoot339
- met uwer vreden met uw welnemen
- voetnoot352
- Om dat opdat
- voetnoot360
- ick ... stal dan zal ik slagen
- voetnoot361
- sinnelijck naar de zin, welgevallig
- voetnoot363/4
- quansuijs ... waert alsof het zonder enig opzet geschiedde, alsof je er maar toevallig kwam
- margenoot+
- 12 vo
- voetnoot368
- haer vercnaepen mij bij haar voegen, naar haar toe gaan
- voetnoot371
- ou hé
- voetnoot382
- reden waer bij de reden (oorzaak) waarom dat zo is
- voetnoot384
- sonder cij zonder voorbehoud, onverwijld (Mnl. W. op si, 6de art.)
- voetnoot392
- confuijsen iets schandelijks
- voetnoot393
- abuyse iets ergs, een misstand
- margenoot+
- 13 ro
- voetnoot400
- hoot hoofd
- voetnoot407
- verschraeijt vgl. de variant die vermoedelijk een juistere lezing geeft: dat gij plezier hebt in omgang met ‘geselschap’
- voetnoot415
- bekennen toegeven
- voetnoot416
- dochte van dogen deugen
- voetnoot419
- verliet 1. vliet
- voetnoot422
- Voor alle bestieren vóór alles; op dat ghij condt zo goed gij kunt
- voetnoot430
- partijer ruziemaker (Rhet. Gloss.)
- voetnoot433
- badt beter
- voetnoot438
- Hoe wel docht ickx dat heb ik wel gedacht
- voetnoot441
- ongesonden narigheid, beroerde toestand
- voetnoot442
- so wel te vreen ironisch op te vatten
- voetnoot444
- het kwam niet uit zoals ik gedacht had
- voetnoot445
- leg ickx neer zie ik ervan af
- voetnoot451
- vijsevase kletspraat
- voetnoot457
- Ontbeijt wacht, wel, hé
- voetnoot462
- looch mij loog mij iets voor, bedroog mij
- voetnoot464
- lck de arbeijt verlooren ik deed verloren moeite
- voetnoot474
- convent samenleving; huishouden
- voetnoot476
- pradt hoogmoedig
- voetnoot481
- een swaer dangier een moeilijke onderneming
- voetnoot482
- muijteren veranderen
- voetnoot486
- jolen lichtvaardig omgaan
- voetnoot487
- als nabal zie 1 Sam. 25, 2 vg.
- voetnoot490
- sulcke 1. saecke?
- voetnoot491
- wesen verslijtich te boven komen
- voetnoot492
- affrijtich vrij, los van
- margenoot+
- 14 vo
- voetnoot503
- stantabel standvastig; betrouwbaar
- voetnoot509
- keeren duiden
- voetnoot*
- Jaarboek 1966, p. 59-84.