Jaarboek De Fonteine. Jaargang 1967
(1967)– [tijdschrift] Jaarboek De Fonteine– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een rederijkersfeest te Brugge in 1517
|
1. | De Brugse stadsrekeningen (S.R.) over het jaar 1516-17 (zie Bijlage I). |
2. | De Brugse Hallegeboden 1513-30 (zie Bijlage II). |
3. | Alle stadsrekeningen voor de periode, bewaard in het Algemeen Rijksarchief te Brussel, Fonds Rekenkamer (verder afgekort tot A.R.A. Rek.). |
De voorbereiding
Te welker gelegenheid het Brugse rederijkersfeest van 1517 plaatsvond, wordt in de bronnen niet uitdrukkelijk vermeld. Aangezien de wedstrijd samenviel met de H. Bloedprocessie, die in dat jaar op zondag 3 mei uitging, kan men veronderstellen dat de stad Brugge de plechtigheden heeft willen combineren. Het feit dat de uitgenodigde rederijkerskamers aan de processie deelnamen versterkt dit vermoeden. Het initiatief voor de wedstrijd moet derhalve wel van de magistraat en niet van de twee Brugse kamers uitgegaan zijn. Zoals dat overal het geval was, stond ook te Brugge de overheid in voor de kosten en de organisatie; het spreekt immers vanzelf dat de rederijkerskamers al die financiële lasten niet konden dragen. Men mag verder niet vergeten dat ‘toerisme’ in die dagen ook al een belangrijke bron van inkomsten was, - de organisatoren van het Gentse rederijkersfeest van 1539 gaven dit zelfs openlijk toeGa naar voetnoot(6).
Met het oog op de organisatie van het rederijkersfeest werden vanzelfsprekend verscheidene vergaderingen belegd. Zo weten wij dat de Brugse rederijkers in de ‘tresorye’ samenkwamen en dat zij daar 12 s. gr. verteerden, ‘mids dat zy langhe besich ende onledich gheweist hebben’Ga naar voetnoot(7).
Aangezien het Brugse rederijkersfeest een ‘interstedelijk’ karakter droeg, moest men ervoor zorgen dat mogelijke deelnemers tijdig verwittigd werden. Dit was de taak van een speciale commissie, samengesteld uit leden van de twee kamers, De Helighe Gheest en De drie Santinnen. Op de agenda van hun ‘diuerssche vergaderinghe’ stond immers ‘tstellen ende beleeden van den vutgheuene / ende quarte vanden spele’Ga naar voetnoot(8). Over die uitnodigingskaarten nu zijn heel wat details bekend. Ze werden ‘Jn vlaemsche’ opgesteld door een zekere Jan de Scherrere, die voor zijn ‘moyte’ 25 s. gr. ontvingGa naar voetnoot(9). Aangezien wij weten dat dit ‘met Reghelen’ gebeurdeGa naar voetnoot(10), kunnen wij veronderstellen dat die persoon een rederijker was. Voor de vertaling ‘Jn walsche’ zorgde Pieter de MilGa naar voetnoot(11).
Uit de stadsrekeningen blijkt verder dat twee soorten ‘quarten’ vervaardigd werden: ‘luxe-uitgaven’ en gewone. De stad kocht immers slechts ‘zes vellen parchemyns’, waarop men zowel de Vlaamse als Franse uitnodigingen neerschreefGa naar voetnoot(12). In totaal schijnen van die ‘luxe-uitgaven’ slechts vier exemplaren gemaakt te zijn: ze werden door een ‘verlichtre’ met het penseel bewerktGa naar voetnoot(13). De rest van de uitnodigingen - de gewone kaarten - werd dan door de ‘prentre’ Jan vanden Dale op stadskosten gedruktGa naar voetnoot(14). Waarom nu die twee soorten? De stadsrekeningen zeggen het ons niet, maar we kunnen er wel naar gissen. We weten immers dat vanuit Brugge vier boden vetrokkenGa naar voetnoot(15); dit getal stemt overeen met de geschreven ‘quarten’. De werkwijze kan derhalve als volgt geweest zijn: elk der boden reisde (of moest reizen) met een perkamenten ‘quarte’ en met verscheidene gedrukte exemplaren. De eerste kon dan allicht als officieel document dienst doen, terwijl elke stad of gemeente een kopie in gedrukte vorm aangeboden kreeg. Een andere mogelijkheid is dat de vier geschreven uitnodigingen bestemd waren voor de voornaamste kamers van het land; men kan hier in de eerste plaats denken aan leper, Gent, Antwerpen en Brussel.
Naar alle waarschijnlijkheid kregen de meeste Vlaamse steden bericht van het komende rederijkersfeestGa naar voetnoot(16). De vier boden die naar alle windstreken gezonden werden, kennen wij bij naam: Jan de Muelenaere, Lauwereins Bart, Meester Heindric en de reeds genoemde Jan de ScheersGa naar voetnoot(17). De vergoeding bedroeg per man 2 £. gr. Dat de Bruggelingen in die tijd vooruitziende en voorzichtige mensen waren, bewijst de eigenaardige regeling die zij in verband met de uitnodigingen troffen. Men had immers de voorzorg genomen de boden reeds in februari uit te zenden, nog voor de ‘quarten’ gereed waren. ‘Messagiers’ moesten dezen derhalve met de uitnodigingen nareizen. Op 12 februari 1517 (n.s.) trok de ‘messagier’ Colaert Vatineel aldus ‘met eene quarte Jn walsche’ naar Gent,
met het doel ‘den boode ghesonden Jn dat quartier’ op te zoekenGa naar voetnoot(18). Zijn ambtsgenoot Jan des Ostaenly vertrok eveneens op die dag en met hetzelfde doel naar het ‘quartier’ van leper; ook hier was de uitnodiging ‘Jn walsche’ opgesteldGa naar voetnoot(19). Beide ‘messagiers’ waren drie dagen weg en ontvingen hiervoor elk 5 s. gr. Of zij hun collega's ook de ‘oorlof’ brachten, is onbekend. Dit officiële stuk, dat de deelnemers een veilige reis moest waarborgen, was opgesteld door bovengenoemde Lauwereins BartGa naar voetnoot(20). Bij vergelijking met het bedrag dat de ‘messagiers’ ontvingen, moeten de eigenlijke boden ongeveer 24 dagen op reis geweest zijn. Uit de bronnen blijkt evenwel dat dit aantal dagen over een zekere tijd gespreid was. Zo werd Oostende pas op 20 april bezocht; men onthaalde er de bode met twee kannen wijnGa naar voetnoot(21). Zoals dat de gewoonte was, zorgde men in praktisch alle steden en gemeenten voor het ‘welzijn’ van degene die de ‘quarte’ bracht. Dit was zo in OudenaardeGa naar voetnoot(22) en in Nieuwpoort. In laatstgenoemde stad kreeg de bode het traditionele ‘pauays’ aangeboden, een verkleinde uitgave van het stadswapenGa naar voetnoot(23).
Wat nu de inhoud van de uitnodigingen betreft, kunnen wij aannemen dat hierin alle mogelijke details voorkwamen. Het is in ieder geval zeker dat zowel de datum en het programmaGa naar voetnoot(24) als de prijzen vermeld werdenGa naar voetnoot(25). De stad had de vervaardiging van deze laatste reeds op 27 januari 1517 aan de ‘goudsmet’ Pieter Dommenickele toevertrouwd. Hij verbond er zich toe de prijzen ‘te Paesschen, ofte emmers Meymont eerstcommende ten lancsten’ in de handen van de magistraat te overhandigenGa naar voetnoot(26). De prijzen be-
stonden alle uit zilveren voorwerpen - ‘scalen / croesen / zoudvaten ende targen’Ga naar voetnoot(27) - en hadden een gezamenlijk gewicht van meer dan 20 MarkGa naar voetnoot(28). Voor zijn werk ontving de kunstenaar de som van 45 £ 18 s 11 d. gr.Ga naar voetnoot(29). Op elke prijs had men daarenboven door Jan Zutterman het wapen van Brugge laten schilderenGa naar voetnoot(30).
In dezelfde periode van voorbereiding tot het rederijkersfeest moet ook de ‘loterye’ georganiseerd zijn, waarvoor Brugge eveneens boden met ‘quarten’ uitzondGa naar voetnoot(31). Vóór 27 mei ‘trakteerde’ de stad Lo immers met 12 s. gr. ‘den boode bringhende de loterye’Ga naar voetnoot(32). Ook de stadsrekeningen van Eeklo melden het feitGa naar voetnoot(33). Het doel van die loterij was waarschijnlijk een gedeelte van de kosten van het rederijkersfeest te dekken. Nochtans had de stad zich voor het vervaardigen van de prijzen diep in de schulden moeten steken. De bestelling bij Dommenickele - 319 mark 7 ons zilver - liep op tot het fantastische bedrag van 703 £ 14 s. 6 d. gr.Ga naar voetnoot(34). Het is dus niet te verwonderen dat de stad voor het goede verloop van de ‘loterye’ bij verscheidene personen leningen aanging. Deze werden na het feest echter stipt terugbetaald, wat erop wijst dat de ‘loterye’ haar doel bereikt hadGa naar voetnoot(35).
De deelnemers
Tot heden waren gegevens over de deelnemers van het Brugse rederijkersfeest van 1517 verspreid over enkele oude monografieenGa naar voetnoot(36). De bij de Rekenkamer gedeponeerde stadsrekeningen lichten ons echter betrekkelijk goed in, zodat het mogelijk is de lijst van de deelnemers aan te vullen.
Wij laten de kamers hier alfabetisch volgen, met aanduiding van de benaming en het deviesGa naar voetnoot(37) en van de verkregen subsidies.
DIKSMUIDE, De Heilige Gheest, -, 100 £ gr.Ga naar voetnoot(38) |
GENT, Sint Agnete, Elcx begheerte es.
Maria ter Ere, Maria t'eeren. Sint Barbara, Liefde verwinnet al. |
IEPER, Alpha et Omega, Spiritus ubi vult spirat, 200 £ gr. in maart 1517Ga naar voetnoot(39). |
KORTRIJK, Sint Antonius (De Fonteinisten), Tijdverlies, 24 £ gr.
Sint Barbara, God voedt veel sotten, 12 £ gr. Het H. Kruis, Minnelijck van herten deurt cruus ons heeren, 6 £ gr.Ga naar voetnoot(40) |
NIEUWPOORT, De Doorne Croone (De Roosekrans), Van vroetscepen dinne, 120 £ gr.Ga naar voetnoot(41) |
OUDENBURG, De Heilige Gheest, Cranck bestier, 40 £ gr. op 1 mei 1517Ga naar voetnoot(42). |
De subsidies aan de Gentse kamers zijn in tegenstelling met die der andere steden tamelijk gedetailleerd opgenomen in de stadsrekeningen. Wij geven er dus de voorkeur aan ze hier uitvoeriger te bespreken. Wat vooral opvalt, is dat de Gentse magistraat met zijn toelagen niet erg breed was. Iedere kamer ontving voor de ‘oncosten die zy deden Jnt spelen metten anderen Rethorisienen binnen brugghe’ immers slechts 6 £ gr.Ga naar voetnoot(43). Men mag echter niet vergeten dat Gent toen bruiste van literaire bedrijvigheid en dat de kamers er om de haverklap een beroep deden op de stedelijke financies. Dit zal wel niet het geval geweest zijn in een aantal kleinere steden, waar men het zich af en toe kon veroorloven grote sommen uit te schrijven voor deelneming aan rederijkersfeesten. De geringe subsidies aan de Gentse kamers kan men verder ook toeschrijven aan de zware financiële lasten van de stad zelf. Zoals men weet was de toestand te Gent in die tijd bepaald niet schitterend. Waar de oorzaken ook lagen, het nam niet weg dat de gildebroeders van Sint Barbara nog een supplementaire toelage van 4 £ gr. ontvingen, ‘thulpen der vie / ringhe die zy deden’Ga naar voetnoot(44). De rederijkerskamers trokken verder naar Brugge met alle krachten die beschik-
baar waren. Sint Barbara liet zich vergezellen van de vijf ‘menestreurs’ van de stad; dezen ontvingen voor hun diensten 2 £ gr.Ga naar voetnoot(45). De kamer Maria ter Ere kreeg anderzijds ‘den vj Trompetters deser stede’ toegewezen, die voor hun medewerking 2 £ 16 s. gr bekwamenGa naar voetnoot(46).
De deelneming van de Gentse kamers schijnt evenwel niet zonder moeilijkheden verlopen te zijn. Dit menen wij althans te moeten opmaken uit een twist die tussen de ‘tresorye’ van Brugge en de ‘prince vander Retoricke’ van Gent naar aanleiding van het rederijkersfeest gerezen was. Het geschil, waarvan wij de aard niet kennen, moet blijkbaar over belangrijke zaken gegaan zijn, want Brugge zond tweemaal afgevaardigden naar Gent. Het waren vooreerst Joorkin vanden Gheviste en Coppin Minne die te Gent even poolshoogte kwamen nemen. Men had immers gehoord dat de prins ‘Jn wille was ende beleet te doene Jnt voorstel vander Retoricke’. Hun bezoek bracht evenwel niets op, want kort daarna trok Joorkin vanden Gheviste opnieuw ‘binder stede van ghendt byden prince souuerain vander Retoricke’; hij was nu vergezeld van Willem de Blieckere. Hun taak was het ‘af te legghene ende te apaysierne dies den zeluen prince / Jn wille was te doene / nopende de zake vander Retoricke’Ga naar voetnoot(47). Het feit dat het de ‘tresorye’ van Brugge was die met Gent onderhandelde, laat vermoeden dat het geschil vooral van financiële aard was.
Een belangrijker probleem in dit verband is de vraag welke kamer nu juist bedoeld wordt met de aanduiding ‘souuerain’. Het is inderdaad bekend dat zowel De Fonteine als Jezus met de Balsembloem die titel voerden. Wij menen evenwel uit verscheidene feiten te kunnen opmaken dat het hier over eerstgenoemde kamer gaat. Het valt ten eerste onmiddellijk op dat de voornaamste kamer van Gent, De Fonteine, te Brugge niet aanwezig wasGa naar voetnoot(48). Die afwezigheid kan echter verklaard worden door de bovengemelde
twist. Vervolgens is het ook duidelijk dat Brugge zich echt ingespannen heeft eventuele sancties van de soevereine kamer tegen te gaan. Jezus met de Balsembloem heeft echter in de praktijk nooit enige rechtsmacht over de Vlaamse rederijkerskamers uitgeoefend; De Fonteine heeft dit integendeel wel gedaanGa naar voetnoot(49).
Het verloop van het rederijkersfeest
Op 30 april 1517 publiceerden de Brugse schepenen een ‘hallegebod’, waarin zij niet alleen richtlijnen gaven aan de bevolking, maar ook de komende gebeurtenissen in detail beschreven. Dank zij deze verordening zijn wij in staat een min of meer volledige reconstructie van het rederijkersfeest te geven.
De komst van de deelnemende kamers werd te Brugge verwacht vóór 1 mei, dag waarop officieel met de plechtigheden gestart werd. Men had er echter eerst voor gezorgd de in die tijd nogal vuile straten grondig te reinigen. De bewoners moesten van de magistraat immers de ‘grippen ... schoon maken ende de vuullicheit wech doen’. De stad zag er toen waarschijnlijk nog niet proper genoeg uit, want ook de huizen moesten ‘met meyen ende anderssins’ versierd worden; ‘de eere van deser stede’ stond op het spelGa naar voetnoot(50)!
Voor het ‘Jnhalen’ van de verschillende rederijkerskamers had Brugge de reeds genoemde Coppen Minne in dienst genomen; hij kwijtte zich te paard en per boot van zijn taakGa naar voetnoot(51). De man van de ‘public relations’ werd zoals onze huidige hostessen op kosten van de overheid in het nieuw gestokenGa naar voetnoot(52). Coppen Minne droeg vooreerst een ‘Roc’Ga naar voetnoot(53) van drie kleuren (wit, rood en blauw), omboord met kanefas. Daarop paste een ‘wambays’, versierd met ‘fustain’Ga naar voetnoot(54) en een ‘keerle’ of overkleed, beide van rood ‘cameloot’Ga naar voetnoot(55).
Uit dezelfde stof had men door Willebay Sceppre ook een ‘bonnet’ laten maken. Zonder een ‘paer scoens’ en een ‘paer coussens van drie colleuren’ zou het pak niet kompleet geweest zijn. Nu was Coppen Minne wel gekleed, maar nog niet ‘uitgerust’! Zijn bezigheden gedurende het rederijkersfeest vergden klaarblijkelijk het bezit van ‘wappre’, ‘slanghe’, ‘bellen’ en ‘hoet’Ga naar voetnoot(56). En alsof dit niet genoeg was, betaalde men hem nog 6 s. 8 d. gr. ‘voor al zyn moyte ende aerbeyt’Ga naar voetnoot(57).
Op vrijdag 1 mei had de officiële opening plaats van het rederijkersfeestGa naar voetnoot(58). De deelnemers vergaderden tegen ‘tween hueren naer der noene’ op de Vrijdagmarkt ‘omme de ... jntreye te doene naer den vutwysene vander ... quaerte’Ga naar voetnoot(59). Zij vormden er dan een stoet die het volgende parcours doorliep: de Zuidzandstraat, de Steenstraat, de Grote Markt, de Vlamingstraat, de St.-Jansbrug, de Wapenmakersstraat, het Mallebergplein, de Burg, de Blinde Ezelstraat en de BraambergstraatGa naar voetnoot(60). De rederijkers trokken aldus langs ‘der poorters looge’ (in de Vlamingstraat), die voor de duur van de feestelijkheden tot ‘hoofdkwartier’ van de organiserende kamers diende. Ter gelegenheid van de ‘entree’ hadden de ‘jugen’ echter plaatsgenomen op een ‘tanneel’ in de BurgGa naar voetnoot(61). Aangezien de rederijkers daar enerzijds moesten ‘passeren ... met waghenen ende peerden’ en er anderzijds moesten ‘wenden ende keeren’, had de magistraat de strengste maatregelen getroffen om het publiek op afstand te houden. Niemand mocht zich na de middag in de Burg bevinden ‘vpde peyne van ter stond jn vanghenisse gheleed te zyne’. Wie er evenwel vóór twee uur was en achter de ‘baelgen’ bleef, liep geen gevaar door de gerechtsdienaars opgeleid te worden. Dit alles gold natuurlijk niet voor degenen die rechtstreeks bij het rederijkersfeest betrokken waren, zoals de ‘officiers Wethouders ende notablen’. De toeschouwers ten slotte die buiten de
Burg ‘eeneghe husen cameren of stellaigen’ wilden bezetten, konden dat doen, maar dan vóór één uur. Om iedereen gerust te stellen, liet men weten dat men in de Burg niet ‘meer doen of tooghen zoude / dan jn andren plaetsen’Ga naar voetnoot(62). De stad had de zorg genomen al die bepalingen door een ‘trompet’ te laten uitroepenGa naar voetnoot(63).
Men wist blijkbaar uit ondervinding dat zulke ‘jntreyen’ zeer lang konden duren; de schepenen verordenden dan ook dat de bewoners van de genoemde straten zich zouden ‘voorsien van vierpannen toortsen of Lanteernen vp auenture of de voorseide jntreye by schoonen daghe niet al ghedaen en ware’Ga naar voetnoot(64). Dat de schepenen vooruitziend waren, bewijzen de stadsrekeningen, opgemaakt na het feest: ‘sdaechs voor ... ende ooc vpden dach vander entreye’ had de stad kosten gemaakt voor toortsenGa naar voetnoot(65). Ongeloofwaardig klinkt dit allemaal niet. Men moet immers voor ogen houden dat de deelnemers in de Burg waarschijnlijk nog de nodige tijd kregen om voor de ‘jugen’ een laatste doch beslissend bewijs te leveren van hun plechtige intrede. Aangezien zij volgens bovenvermelde verordening ‘jn alle straten ende plaetsen’ hetzelfde deden als voor de jury, dan was het uiteraard niet moeilijk tot 's avonds laat bezig te zijn. Het zal in ieder geval wel een extraatje geweest zijn voor onze voorouders, die gewoonlijk nogal vroeg gingen slapen en na elf uur zelfs niet meer mochten of konden buitenkomenGa naar voetnoot(66).
Over afzonderlijke prestaties van deelnemers zijn wij niet ingelicht. Het enige wat wij weten is dat Diksmuide voor de ‘jntree’ ten rade geweest is bij een broeder, genaamd Sampsoen Hubert; de kosten voor het ‘concipieren’ lagen redelijk hoog: 3 £ 2 s. gr.Ga naar voetnoot(67). Ook over het toekennen van de prijs ‘van schoonst jncommene’ tasten wij in het duisterGa naar voetnoot(68). Eén detail kan hier misschien belangrijk zijn: zoals in 1448 werden ook nog in 1517 de prijzen ergens opgehangen en met koperdraad vastgemaakt, waaruit blijkt dat de traditie bij de rederijkers levendig bleefGa naar voetnoot(69).
's Anderendaags, op zaterdag 2 mei, had om acht uur 's morgens ‘jnt scepenhuus’ een vergadering van de deelnemers plaats; iedere kamer moest er haar ‘blasoen’ meebrengen. Het doel van de samenkomst was: ‘loten wie vooren of naer spelen zullen’. Op dezelfde dag voerden de Brugse kamers ‘naer vesperen’ in de Burg de ‘spelen vander wellecomme’ opGa naar voetnoot(70). Deze waren van stadswege door de reeds eerder genoemde bode Lauwereyns Bart geschrevenGa naar voetnoot(71).
Op zondag 3 mei ging de H. Bloedprocessie uit, waaraan alle rederijkerskamers deelnamenGa naar voetnoot(72). Zoals Diksmuide iemand voor het organiseren van de intrede aanstelde, zo liet Oudenburg zich door een raadsman bijstaan voor de processie en voor de andere activiteiten van de wedstrijdGa naar voetnoot(73). Ook het Brugse schermersgilde van St.-Michiel had zijn medewerking aangeboden; hun kosten - 2 £ gr. - werden door de stadskas terugbetaaldGa naar voetnoot(74). Men moet van de processie in dat jaar wel iets heel speciaals gemaakt hebben; de stadsrekeningen vermelden immers uitgaven voor ‘spelen ende persoonaigen’, ‘vercierynghe, scilderye’ en voor ‘tmaken vanden wielen assen ende anders’Ga naar voetnoot(75).
Na de processie werden de rederijkers vergast op een ‘maeltyd’. Vanaf acht uur 's avonds waren dan voor ‘die van buten’ prijzen te winnen voor het ‘zijnghene’ van ‘tghenoughelicste liedekin ... met nieuwen wysen’. De Brugse poorters konden deze beluisteren in de Burg, vóór de Poortersloge en ‘jn diuersche andre plaetsen vpde strate binnen deser stede’Ga naar voetnoot(76).
De eigenlijke ‘werkzaamheid’ van de rederijkers begon op
maandag 4 mei. Overdag voerden de ‘Retorisienen van buten’ hun ‘spelen van zinne’ op; 's avonds was het de beurt aan de ‘esbatementen van ghenouchten’. Het aanvangsuur en het aantal spelen per dag had men tijdens de vergadering van de zaterdag vastgelegdGa naar voetnoot(77). Het toneel stond zoals voor de intrede in de Burg. Kosten noch moeite had men ervoor gespaard: de ‘stage’ werd beschilderd door L. Bart en was verder met ‘tappyserye’ behangenGa naar voetnoot(78). Alleen al voor het onderhoud ‘van hueren tanneele / den tyt vanden spelen vander Retoricke gheduerende’ ontvingen de twee Brugse kamers bijna 40 £ gr.Ga naar voetnoot(79). Het spelen 's nachts bracht natuurlijk dezelfde problemen mee als bij de intrede; om iets meer te zien had men in de tribune van de jury ‘een menichte van toortshenden’ geplaatst; de twaalf ‘gheheele toortsen’ die de stad verder bestelde, dienden dan waarschijnlijk voor het toneelGa naar voetnoot(80). Tussen de verschillende opvoeringen in kwamen de traditionele ‘zotten’ natuurlijk aan het woord; er waren voor hen trouwens ook prijzen te winnenGa naar voetnoot(81).
Tot wanneer het Brugse rederijkersfeest geduurd heeft, is onbekend; de duur hing immers af van het aantal deelnemers. Bij benadering kunnen wij die tijd wel uitrekenen; wij weten immers dat de ‘jugen’ elke middag ‘Jnden blenden ezele’ vergaderden om over de spelen ‘te andele ende arguwerene’, en dat zij daar ‘gheduerende den tyt vanden zeluen spele’ niet minder dan 7 £ 15 s. gr. verteerdenGa naar voetnoot(82). Vergelijken wij dit bedrag met hetgeen werd uitgegeven tijdens de voorbereidende vergaderingGa naar voetnoot(83), dan komen wij tot een duur van ongeveer 13 dagen. Met een deelneming van ten minste tien kamers stemt dit wel overeen. Wat ten slotte de winnaars betreft, hier ook laten de bronnen ons in de steek. Het H. Kruis van Kortrijk behaalde weliswaar ‘Den vppersten prys’, maar de post uit de stadsrekeningen licht ons niet verder inGa naar voetnoot(84).
Het enige wat nog aan dit Brugse rederijkersfeest kan toegevoegd worden, is de onprettige nasleep die de Gentse kamer Maria ter Ere ervan ondervond. Op 27 januari 1519 (n.s.) deden de schepe-
nen van de Keure immers uitspraak in ‘zekere questien’, die tussen de toenmalige deken Jan de Mets en zijn ‘hoofmeesters’ Ancelmus de Cop, Jan de Meyere en Jacop Naessins ontstaan waren. Een aantal leden van de kamer traden daarbij als ‘arbiters’ op; zij getuigden dat de deken aan de kapelaan een ‘keerellaken’ betaald had, deze laatste ‘jn dien tyden toegheleit’. Als vergoeding ontving Jan de Mets ‘alle de RapelinghenGa naar voetnoot(85) angaende der Reyse van brugghe’, behalve één Filipsgulden, die de smid Jan van Campene nog te goed hadGa naar voetnoot(86).
Besluit
Het Brugse rederijkersfeest van 1517 kan om twee redenen belangrijk genoemd worden. Enerzijds zijn de bronnen voor die tijd tamelijk uitvoerig, zodat wij ons dan ook een nogal precies beeld kunnen vormen van de voorbereiding en de organisatie van andere rederijkersfeesten uit die periode. Anderzijds getuigt deze wedstrijd van een bruisende literaire en culturele bedrijvigheid in gans de Nederlanden, die in de bestaande letterkundige overzichten nog niet voldoende tot haar recht komt. We menen echter dat een systematisch onderzoek, dat zou steunen op nog onuitgegeven of minder bekend archiefmateriaal, belangrijke aanvullingen kan brengen.
Bijlage I.
Stadsarchief Brugge, Stadsrekeningen 1516-17, f. 137 r - 138 rGa naar voetnoot(87).
(ƒ 137 r) Betalinghe Nopende ende angaendeGa naar voetnoot(88)2 den spele van Retoricque / ghehouden binnen der stede3 binder maent van Meye xvc zeuentiene Laetstleden
1) | 4Eerst Pietre dommenickele goudsmet ouer tmaken ende leueren5 van diuerssche zeluerin prysen / van scalen / croesen / zoudvaten6 ende targen / de welke te winnene waren metten spelen van7 Retoricken naer Jnhouden ende verclaers der quarte ende vutghegheuen8 daerof al omme Jn landen ende steden ghesonden daer men houdende9 was camers van Retoricken / tsamen weghende de voornomde prysen10 twintich maerc zeuen onssen eene ende eene alue ynghelschen11 te v s. vj d.grooten elc maerc Comt xlv £ xviij s. xj d.grooten. |
2) | 12 Betaelt ende ghegheuen by ordonnancie vander wet de dekenen13 van beede den gheselscepe vander Retoricke binnen deser stede14 thulpe van hueren cleedynghen ende oncosten die zy hebben zonder15 Jnt onderhouden van hueren tanneele / den tyt vanden spelen16 vander Retoricke gheduerende de somme van xl £. |
3) | 17Betaelt ter causen vanden verteerde costen ghedaen Jnden18 blenden ezele byden Jugen die altyts snoens aldaer verzaemden19 gheduerende den tyt vanden zeluen spele / ende dat omme dat zy20 alleene wesen zoude omme alle de materyen vanden spelen te bet21 te andele ende arguwerene / ende omme daer Jnne elcx Recht te22 bewarne te worden beloopende de zelue costen ter somme van vij £ xv s. |
4) | 23Lauwereyns bart van dat hy by laste vander wet ghemaect24 ende ghestelt heift de spelen vander wellecomme ende ooc vanden //25 oorloue / vanden camers vander Retoricke al hier ghecommen de26 somme van ij £ xiiij s. ij d.gr. te wetene de ij £ x s.gr. voor de spelen / ende27 iiij s. ij d.gr. voor tscilderen vander stage dus hier de voorseide ij £ xiiij s. ij d.gr. |
5) | 28Betaelt ter causen vander huere vander tappyserye gheoorboort29 vpde staige daermen speilde ende daer de Jugen zaten daerof30 eeneghe sticx wat ghearghert waren voor al de somme van xxxiij s. iiij d. |
6) | 31Betaelt ter causen van diuerssche vergaderinghe ghehouden (ƒ 137 v)Ga naar voetnoot(89) ende ghedaen byden Retorisiennen van beede de gheselscepen |
deser2 stede / omme tstellen ende beleeden vanden vutgheuene / ende quarte3 vanden spele vander zeluer Retorycke / ix s. iiij d.grooten | |
7) | betaelt voor4 zes vellen parchemyns daer Jnne ghescreuen waren de quarten5 Jn vlaemsche ende Jn walsche met Reghelen iiij s.grooten |
8) | Adriaen6 ...Ga naar voetnoot(90) verlichtre voor tverchieren ende verschildren vanden vier7 ghescreuen quarten iij s. viij d.grooten |
9) | Meestre Jan vanden dale8 prentre ouer de prenten by hem ghemaect vanden zeluen quarten9 xvj s.grooten |
10) | Betaelt ter causen van drien stonden dat die10 vanden gheselscepe vergadert gheweist hebben Jnde tresorye11 ende aldaer verteert ende ghedispenceert hebben mids dat zy.12 langhe besich ende onledich gheweist hebben omme de voorseide //13 zake van Retoricke / xij s. grooten |
11) | Jan de scherrere ouer zyn moyte14 van ghestelt thebbene de quarte vander Retoricke / xxv s.grooten |
12) | 15Pietre de mil van ghestelt thebbene der ghelycke quarte16 Jn walsche x s.grooten |
13) | Colaert vatineel messagier xij Jn.11 sporcle Reysde te ghendt met eene quarte Jn walsche naer18 den boode ghesonden Jn dat quartier was vut drie daghen19 comt v s.grooten |
14) | Jan des ostaenly messagier die ghezonden was29 den zeluen dach met eender quarte Jn walsche naer den boode21 ghereyst zynde Jnt quartier van ypre was vut drie daghen.22 comt v s.grooten |
15) | Joorkin vanden gheuiste ende coppin minne xiij s. viij d.23 grooten / Te wetene xij s.grooten van dat zy by laste van die vander24 tresorye Reysden te ghendt anden prince vander Retoricke / aldaer25 was vut causen datmen zeyde. dat hy Jn wille was ende beleet te26 doene Jnt voorstel vander Retoricke / ende xx grooten by hemlieden verleyt |
16) | 27heer willem de blieckere xxviij s.grooten Te wetene de xvj s. grooten /28 ter causen van ghelycker somme by hem verleyt ende xij s. grooten ouer29 zyn moeite ende arbeyt van een Reyse by hem ghedaen met Joorkin30 vanden gheuiste binder stede van ghendt byden prince souuerain31 vander Retoricke / omme af te legghene ende te apaysierne dies32 den zeluen prince / Jn wille was te doene / nopende de zake vander33Retoricke /// |
17) | Jtem Joorkin vanden gheuiste de welke ghesonden //34 was metten voorseiden heer willem de bliekere omme de voornomde zake35 waer |
Jnne hy vachierde drie daghen te ij s.grooten sdaechs comt36 vj s. grooten | |
18) | Betaelt de vier booden die vute ghesonden waren37 metten quarten vander Retoricke Te wetene meester Jan de38 muelenare Lauwereins bart Meester heindric... ende39...Ga naar voetnoot(91) elc van hemlieden ij £ grooten by voorwaerde40 comt viij £ grooten |
19) | Betaelt voor tcooper draet daer mede41 de prysen vast ghemaect waren vander Retoricke vj grooten |
20) | 42Jtem Jacop omme Jaghere voor zes ellen lakens van drie colueren43 Te wetene wit Rood ende blaeu te iij s. iiij d. grooten delle waerof44coppen minne eenen Roc ghemaect was xx s.grooten |
21) | Jtem voor45 tzelue lakene te scheerene xij grooten |
22) | Jtem betaelt voor neghen46 ellen canne vets te v grooten delle daermede den voorseiden Roc gheboort (ƒ 138 r) was iij s. ix d.grooten |
23) | Betaelt pietre brusault voor twee sticken //2 Root cameloot waerof den zeluen coppen ghemaect was eene3 keerle wambays ende bonnette/ ij £ x s.grooten |
24) | Betaelt voor twee4 ellen fyn trippen omme de keerle te bordene vj s.grooten |
25) | betaelt voor5 vier ellen fustain omme twambais vanden zeluen coppen xx grooten |
26) | 6betaelt willebay sceppre voor tmaken vanden keerle wambays7 ende Roc mids eene bonnette x s.grooten |
27) | Betaelt voor een paer scoens8 voor den zeluen coppen xij grooten |
28) | betaelt Joos de ghier voor een9 paer coussens van drie colleuren om den zeluen coppen vj s. vj d.gr. |
29) | 10betaelt voor eenen wappre ende eene slanghe omme den zeluen coppen11 xx grooten |
30) | betaelt ende ghegheuen den zeluen coppen omme te coopene12 bellen ende eenen hoet ij s. x d.grooten |
31) | betaelt voor diuerssche hueren13 van peerden gheoorboort byden zeluen coppen Jnt Jnhalen van die14 vander Retoricke / ij s. vj d.grooten |
32) | betaelt voor de huere van eenen //15 boot gheoorboort byden zeluen coppen alsmen stac Jnt watre16 ij s. vj d.grooten |
33) | betaelt eene trompette van te ghebiedene achter stede17 dat hem Niemende Jnden burch vinden en zoude vpden dach vander18 Jntreye sachternoens viij grooten |
34) | betaelt voor zekere oncosten19 ghedaen by scepenen sdaechs voor de entreye ende ooc vpden dach20 vander entreye mids de werclieden als themmerlieden ende andre21 stellende de toortsen ende de prysen hanghende vj s. viij d.grooten |
35) | ghegheuen22 coppen minne vp dat hy hoopt ende meent dat hem toegheleyt23 ende gheordonneert zal worden voor al zyn moyte ende aerbeyt24 ghenomen Jnde voorseide Retoricke / vj s. viij d.grooten |
36) | betaelt Jan de25 smit ouer de leuerynghe van xij gheheele toortsen tsamen //26 weghende xlviij ponden ende een alf gheoorboort Jnde voornomde27 Retoricke te viij grooten tpont comt xxxij s. viij d.grooten |
37) | betaelt28 ter causen van zekere menichte van toortshenden gheoorboort29 snachs vpde stagen vanden Juggen gheduerende den tyt datmen30 speilde / xvj s. viij d.grooten |
38) | Betaelt Jan Zutterman de scildre vanden31 wapene te makene van brugghe / vp elc vanden prysen vander32 Retoricke iij s. iiij d.grooten |
39) | Beloopende al tsamen de voornomde partien ter33 somme van xxiij £ xiiij s. iij d.grooten |
Bijage II
Stadsarchief Brugge, Hallegeboden, 1513-30, f. 121v-122v.
(ƒ 121 v) Actum den laetsten dach van april Jnt Jaer xvcxvij2 present hille houphines
1) | Men gheift te kennene &c hoe vte dien dat moorghen es den dach2 dat alle de camers van Retorycken van buten deser stede / die hier3 zullen belieuen te commene omme prijs te winnene naer thuutegheuen4 vanden quaerten ende brieuen van dien mencie makende / ende vte ghesonden5 huerlieder Jntreye doen zullen / omme prijs te winnene van schoonst incommene6 Ende ten fyne dat elc gheaduerteird mach wesen / hoe ende jnt wat7 manieren dat tselue jncommen gheschien zal / ende ooc wat men jnde feeste8 vander voorseider Retorycke ghedaen zal worden / So es gheordert te doene9 Tghuend datmen hier verclaersen zal / |
2) | 10Te Wetene / Dat alle camers van Retorycken dieGa naar voetnoot(92) huerlieder entree11 zullen willen doen omme prijs te winnene / ghehouden worden |
alle tsamen te12 vergaderne vp moorghen ter vridachmaerct jn zulker wys dat zy ten tween13 hueren naer der noene / alle bereed zijn omme de zelue jntreye te doene naer den14 vutwysene vander voorseider quaerte / | |
3) | 15 Ende vander zeluer vridachmaerct paysiuelic ende vredelic te gane ende16 passeirne / Duer de zuudsandstrate / duer de steenstrate / ouer de groote /17 maerct / duer de vlamyncstrate ouer de buerse / voor by der poorters looge18 Twelke de hooftcamere wesen zal / vanden gheselscepe vander Retorijcke19 van deser stede / ouer sint jansbrugghe / Duer de waepmakerstrate / ouer de20 plaetse maubert / duer de burchpoorte jnden burch voor by tanneel / ende21 den jugen daer toe gheordert / ende van daer voor by den blenden esele / jnden22 braemberch van daer dat elc zal moghen vertrecken daer dat hemlieden.23 belieuen zal / |
4) | 24Vten welcken men ghebied ende beueilt eenen yeghelycken / dat hy de straten25 ende grippen aldaer de voorseide Retorisienen passeren zullen / schoon maken ende26 de vuullicheit wech doen van desen auonde vp al dat zy houden vanden here27 ende vander wet ende als moorghen huerlieder husen verchieree met meyen ende anderssins28 also zy daerjnne de eere van deser stede ende de huere bewaren willen / |
(ƒ 122 r)
5) | Jtem dat ooc elc jn de voorseide straten wonende / hemlieden voorsien van vierpannen2 toortsen of Lanteernen vp auenture of de voorseide jntreye by schoonen daghe niet3 al ghedaen en ware / omme den zeluen Retorisienen te lichtene ende ten fyne datmen4 de zelue jntreye / te bet zaude moghenGa naar voetnoot(93) zien ende verstaen / |
6) | 5Jtem Ende omme dieswille / dat alle de voorseide Retorisienen moeten passeren6 Duer den burch / met waghenen ende peerden ofte zulke ghereedscopen als zy mede7 bringhen zullen / ende dat zy aldaer moeten wenden ende keeren / daertoe dat hemlieden8 van nooden es / groote ende wyde onbelemmerde plaetse / ende ooc dat zy by den9 Jugen daertoe gheordert wel ghesien ende bemerct moeten wesen / Zo10 ghebiedmen dat niemende wie hy zy / zo stout en zy / dat hy hem moorghen11 naer der noene vinde of comme / jnden burch vpde peyne van ter stond jn12 vanghenissen gheleed te zyne / ende scepelic ghecorrigiert te werdene / jn13 exemple van andren / Vteghedaen ende ghereseruerd Alle officiers14 Wethouders ende notablen ende de ghone die daertoe consent hebben zullen15 behouden dat die jnden burch zyn voor den ij hueren ende dat hemlieden die16 houden achter de baelgen jnden burch ghemaect / ende niet d(ae)rGa naar voetnoot(94) buten te17 commene / vp al dat zy houden vanden heere ende vander wet / |
7) | 18Wel verstaende dat alle de ghone die alsdanne wesen zullen jn eeneghe19 husen cameren of stellaigen staende buuter voorseider burch / dat die ooc aldaer20 zyn ten een hueren of corts daer naer vp buten ghe- |
sloten te zijne Te dien21 hende dat by huerlieder tervert / de voorseide entree niet belet en zy / | |
8) | 22 Ende ten fijne dat elcGa naar voetnoot(95) te bet gherust mach wesen / van alsdanne23 jnden voorseiden burch niet te moghen commene / meenende dat men aldaer24 eeneghe solempnichede / meer doen of tooghen zoude / dan jn andren25 plaetsen / Zo Laetmen weten / aduerterende eenen yeghelycken dat al26 tghuend datmen jnden burch tooghen ende doen zal / dat men datte tooghen27 ende zien zal / jn alle de straten ende plaetsen daer zy passeren zullen28 zonder dat jn deen plaetse meer ghedaen zal wesen dan jn dandre |
9) | 29 Jtem ende de entree also ghedaen zynde / zo zullen alle de voorseide30 camers van buten / vp jn zaterdaghe nuchtent ten viij hueren vergadren31 jnt scepenhuus elc met hemlieden brijnghende huerlieder blasoen32 ende aldaer loten wie vooren of naer spelen zullen / |
10) | 33Jtem Datmen zaterdaghe achternoene naer vesperen van deser34 stede weghe / jnden burch spelen zal den wellecomme vanden35 ghonen die van buten ghecommen zullen zijn / Twelke elc zal36 moghen commen hooren died belieuen zal / |
(ƒ 122 v)
11) | Jtem Datmen zondaghe auond Naer dat thelighe bloed jnne wesen zal2 ende naer maeltyd omtrent den viij hueren prys te winnene word met die van3 buten tghenoughelicste liedekin te zijnghene met nieuwen wysen / de welke4 men alsdanne zijnghen zal / jnden burch voor der poorters looge ende jn5 diuersche andre plaetsen vpde strate binnen deser stede die elc ooc zal6 moghen gaen hooren daert hemlieden belieuen zal / |
12) | 7 Jtem Datmen maendaghe zal beghonnen spelende spelen van zinne ende8 ooc tsauons de esbatementen van ghenouchten die de voorseide Retorisienen9 van buten / ghemaect ende mede ghebrocht zullen hebben / omme prys te10 winnene / ende voort alle daghe daer naer tote dat die al vulcommen ende11 ghespeilt zullen zijn / Ter zulke huere / ende also vele spelen sdaeches12 alsmen zaterdaghe / ter voorseider lotynghe ordonneren zal / Ende twelke13 men alsdanne / hier weder te kennen gheuen zal / |
13) | 14Jtem Ende ouermids datter ooc prysen te winnene worden met best den15 zot te controfaitene / ende meeste Recreacien te bedriuene / Zo eist16 dat men elken jnterdiceird den zeluen personen yed te mesdoene jn17 eenegher wijs vp scepe pugnacie jn exemple van andren / |
14) | 18Ende voort alle wettelike varden ./ |
- voetnoot(1)
- A. Duclos, Bruges, Histoire et Souvenirs, Bruges, 1910, blz. 426.
- voetnoot(2)
- W.H. James Weale, Ferie Boucken des Trésoriers de la Ville de Bruges. In: La Flandre, Revue des Monuments d'Histoire et d'Antiquités..., Bruges, II, 1870, blz. 303 e.v.
- voetnoot(3)
- W.J.A. Jonckbloet, Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde, Groningen, II, 18894, blz. 443.
- voetnoot(4)
- G.D.J. Schotel, Geschiedenis der Rederijkers in Nederland, Rotterdam, II, 18712, blz. 265.
- voetnoot(5)
- F. de Potter, Geschiedenis der Stad Kortrijk, Gent, II, 1874, blz. 29 en 46 en id., Gent, van den oudsten tijd tot heden..., Gent, III, z.j., blz. 293.
- voetnoot(6)
- Cfr. M. Vandecasteele, Letterkundig Leven te Gent van 1500 tot 1539. In: Jaarboek De Fonteine, 1966, blz. 31.
- voetnoot(7)
- Bijlage I 10.
- voetnoot(8)
- Bijlage I 6.
- voetnoot(9)
- Bijlage I 11.
- voetnoot(10)
- Bijlage I 7.
- voetnoot(11)
- Bijlage I 12.
- voetnoot(12)
- Bijlage I 7.
- voetnoot(13)
- Bijlage I 8.
- voetnoot(14)
- Bijlage I 9. Zijn naam wordt niet vermeld door Nijhoff-Kronenberg, Nederlandsche Bibliographie van 1500 tot 1540, 's-Gravenhage, III 3, 1961. Alhoewel de term ‘prentre’ ook kan betekenen ‘figuurschilder’ of ‘tekenaar’, menen wij dat wij hier wel degelijk met een drukker te doen hebben: het had hoegenaamd geen zin twee ‘verlichters’ in dienst te nemen. Zowel in de S.R. (t.a.p.) als in de Hallegeboden (Bijl. II 1, r. 3-4) wordt trouwens een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de (geschreven) ‘quarten’ en de ‘prenten’ of ‘brieuen’.
- voetnoot(15)
- Bijlage I 18.
- voetnoot(16)
- Cfr. Bijlage I 1, r. 8.
- voetnoot(17)
- Voor de eerste drie namen zie Bijlage I 18; voor de vierde zie noot 21.
- voetnoot(18)
- Bijlage I 13.
- voetnoot(19)
- Bijlage I 14.
- voetnoot(20)
- Bijlage I 4.
- voetnoot(21)
- Gepresenteert den xxen jn appril Jan de scheers commende van brugghe metter quaerte vander Retoricke ij kannen wyns xxxij s. (S.R. Oostende, 1517-18, A.R.A. Rek. 37340, f. 59 r.)
- voetnoot(22)
- Betaelt den ghesellen van pax vobis van dat zij verleit hebben voor den bode die den zin bracht vanden spelen van Retoricke ende prijsen te brughe L s. gr. (S.R. Oudenaarde, 1517-18, A.R.A. Rek. 31812, f. 59 r.). Cfr. D.J. Vander Meersch, Kronyk der Rederykkamers van Audenaerde. XVIe eeuw. In: Belgisch Museum, VII, 1843, blz. 22.
- voetnoot(23)
- Jan de buzere van een zelueren pauays twelck den bode vander Retoryk te brugghe gegeuen was betaelt xxxvj s. (S.R. Nieuwpoort, 1517-18, A.R.A. Rek. 36815, f. 49v). In feite was het pavais een groot schild dat tijdens gevechten als dekking diende; het woord komt ook voor in de betekenis van wapenschild. Cfr. M. Vandecasteele, a. art., blz. 35.
- voetnoot(24)
- Bijlage II 1, r. 3-4 en II 2, r. 13-14.
- voetnoot(25)
- Bijlage I 1, r. 7.
- voetnoot(26)
- W.H. James Weale, a. art., blz. 309.
- voetnoot(27)
- Targe: schild (MW, VIII, 82).
- voetnoot(28)
- Dit is ongeveer 5 kg. Het ‘marc de Troyes’ was het gewicht gebruikelijk in de Nederlanden voor goud en zilver (246,028 g). Cf. A. Roersch, L'Humanisme Belge à l'Epoque de la Renaissance. Etudes et Portraits, deuxième série, Louvain, 1933, blz. 17, noot 2.
- voetnoot(29)
- Bijlage I 1.
- voetnoot(30)
- Bijlage I 38.
- voetnoot(31)
- Cfr. noot 34, partim.
- voetnoot(32)
- Betaelt den boode bringhende de loterye van brugghe / xij s. (S.R. Lo, 1516-17, A.R.A. Rek. 35988, f. 15 r). Het register loopt van 29 mei 1516 tot 27 mei 1517.
- voetnoot(33)
- JTem den seluen bringhende letteren angaende der Lotrye van brugghe vj s. (S.R. Eeklo, 1517-1518, A.R.A. Rek. 34444, f. 7v).
- voetnoot(34)
- Vutgheuen ende betalinghe ghedaen Ter causen vanden zeluere vander Loterye /
Aluooren pietre dommenickele / goudsmet ouer den coop ende Leuerynghe van drie hondert neghentien marcken zeuen onssen zeluers / van diuersschen fatsoene wesende de prysen die waren te winnene metter voorseider Loterye / naer tjnhouden vander quarte / te v s. vj d. grooten de onsse Beloopt vij c iij £ xiiij s. vj d. grooten. [in margine] By affirmacien van die vander wet / ende den viere ghecommitteerden vander tresorie / metgaders den tresorier doende dese Rekeninghe / [lager] Ende by quictancien (Stadsarchief Brugge, S.R. 1516-17, f. 144 v).
- voetnoot(35)
- Stadsarchief Brugge, S.R. 1516-17, f. 144v-147r: Betalinghe ghedaen vanden sculden Jnne gheleyt byder zeluer Loterye alsoot blyct by den acquicten hier naer ghespecifiert.
- voetnoot(36)
- Zie De Laserna Santander, Mémoire Historique sur la Bibliothèque dite de Bourgogne..., Bruxelles, 1809, blz. 172, F.A. Snellaert, Over de Kamers van Rhetorica te Kortrijk. In: Belgisch Museum, III, 1839, blz. 13, E. Feys & D. Van de Casteele, Histoire d'Oudenburg..., Bruges, I, 1873, blz. 616. Zie ook noten 4 en 5.
- voetnoot(37)
- De laatste twee gegevens naar de Lijst van Zuid-Nederlandsche Rederijkerskamers uit de XVe en XVIe eeuw, gepubliceerd door A. van Elslander, V. Speeckaert en J. de Vuyst in Jaarboek De Fonteine, 1944, blz. 9 e.v.
- voetnoot(38)
- Betaelt den ghesellen vander Retorycke die te brugghe trocken om prys metten bailliu ende andre notable vander stede twelcke gheconsenteert was byder ghemeeder colegie vander wet. C £ gr. (S.R. Diksmuide, 1516-17, A.R.A. Rek. 34126, f. 14 v).
- voetnoot(39)
- Den prince ende den ghemeenen gheselscepe vander Rethorycke binnen deser stede / van dat bi mynen heeren vander wet / Raden ende xxvijen Jnde maend van maerte lesleden vergadert / hemleden toegheleyt was thulpen den costen bi hemleden ghesupporteirt binder stede brugghe naer bi cedulle ij C £ (S.R. Ieper, 1517, A.R.A. Rek. 38739, f. 30 v).
- voetnoot(40)
- betaelt bij lasten van proosten ende scepenen die van sente anthuenijs gulden te hulpene van huerleider quaden costen om te treckene te brugghe ter processien xxiiij ££ gr.
betaelt bij lasten als bouen De gulde van sente barbele jnden ghelijcken om ter processien te brugghe te gane xij ££ gr.
Den gulden vanden cruuse omme ter zeluer processie te gane vj ££ gr. ende mijts dat sy brochten Den vppersten prys so was hemleiden noch toe gheleijt bij proosten ende scepenen xij ££ gr. comt xviij ££ gr. (S.R. Kortrijk, 1517-18, A.R.A. Rek. 33261, f. 38 r).
- voetnoot(41)
- Den zeluen [d.i. Vigoreux waels] als deken van onser vrauwen gilde vanden doornen croone om ter feeste te brugghe te treckene betaelt Cxx £ (S.R. Nieuwpoort, 1517-18, A.R.A. Rek. 36815, f. 49v).
- voetnoot(42)
- JTem den eersten jn meye by accorde ouereen/draghenne ende ordonnancie van myn heeren vander wet mitsgaders maenders vynderes ende notable toegheleyt den coninc ende ghildebroeders vander RetroRycke omme te brugghe te treckenne omme aldaer jn processie te ghane een spil van zynne te spelene ende te esbatementenne daer toe de somme van xl £ gr. (S.R. Oudenburg, 1517-18, A.R.A. Rek. 37701, f. 7r.)
- voetnoot(43)
- JTem betaelt tgulde van die van Marien theeren / hemlieden by der collegie toegheleyt thulpen den oncosten die zy deden Jnt spelen metten anderen Rethorisienen binnen brugghe naer tverclaers vander ordonnantie van Scepenen vj £ gr. (Stadsarchief Gent, S.R. 1516-17, f. 105 r).
JTem betaelt tgulde van sente Baerbelen tsente pieters thulpen den oncosten die zy deden Jnt spel van Retho/rycken ghehauden binnen brugghe naer tverclaers vander ordonnantie vj £ gr. (id., f. 105 v).
JTem betaelt tgulde van sente agneeten van ghelycken naer tverclaers vander ordonnantie vj £ gr. (ibid.).
- voetnoot(44)
- JTem betaelt tghulde van sente Baerbelen tsente pieters als hemlieden byder collegie toegheleyt thulpen der vie/ringhe die zy deden binnen Der stede van brugghe ter feeste vander Rethorycke aldaer onderhouden naer tverclaers vander ordonnantie iiij £ gr. (Stadsarchief Gent, S.R. 1516-17, f. 107 r).
- voetnoot(45)
- JTem betaelt den v menestreurs deser stede van ghendt / van dat zy vut laste van scepenen gheweist hebben metten Rethorisienen vanden gulde van sente Baerbelen binnen brugghe naer tverclaers vander ordonnantie van Scepenen ij £ gr. (Stadsarchief Gent, S.R. 1516-17, f. 106 r).
- voetnoot(46)
- JTem betaelt den vj Trompetters deser stede die vut laste van Scepenen ooc gheweist hebben te brugghe metter ghulde van die van Marien theeren naer tverclaers vander ordonnantie ij £ xvj s. gr. (Stadsarchief Gent, S.R., 1516-17, f. 106r).
- voetnoot(47)
- Bijlage I 15-16-17.
- voetnoot(48)
- Volgens F. de Potter, Gent..., III, blz. 293 (met foutieve datum 1516) was zij er echter wel aanwezig (zonder referentie). Verwarring met de Kortrijkse Fonteinisten is evenwel niet uitgesloten.
- voetnoot(49)
- Het probleem werd tot op heden nog niet voldoende onderzocht. Cfr. L. Willems, De Zoogenaamde Gentsche Rederijkerskamer van Sinte-Barbara. In: Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal en Letterkunde, Gent, 1920, blz. 569 e.v. en V. Speeckaert, De Fonteyne als ‘Vry Souveryn Hoofd-Gilde der Rhetoriken van Vlaenderen’. In: Oostvlaamsche Zanten, Gent, XVII, 1942, blz. 96 e.v.
- voetnoot(50)
- Bijlage II 4.
- voetnoot(51)
- Bijlage I 31-32.
- voetnoot(52)
- Bijlage I 20-28.
- voetnoot(53)
- Hier waarschijnlijk wel in de betekenis van onderkledingstuk. Cfr. MW, VI, 1569 e.v.
- voetnoot(54)
- Fustain: grove stof, uit boomwol vervaardigd; bombazijn (MW, II, 857).
- voetnoot(55)
- Cameloot: stof van kemelshaar gemaakt (MW, III, 1137).
- voetnoot(56)
-
Lootwapper: leren riem waaraan een loden bal was verbonden; ook een met lood gevulde of beslagen knots of kolf (MW, IV, 790-91), bekend uit de Reinaert, vs. 790 (critische ed. J.W. Muller, blz. 150).
Slanghe: het MW, VII, 1230-31, geeft geen passende verklaring (slechts in de betekenis van serpent en stuk geschut met lange loop).
Hoet: niet nader verklaard in MW, III, 484 e.v. Ook het woord bonette wordt omschreven door hoed, muts, pet (MW, I, 1359).
- voetnoot(57)
- Bijlage I 35.
- voetnoot(58)
- Bijlage II 1.
- voetnoot(59)
- Bijlage II 2.
- voetnoot(60)
- De huidige straatnamen van Brugge zijn dezelfde als in de 16de eeuw. Het is derhalve mogelijk het parcours op een modern plan van de stad te volgen.
- voetnoot(61)
- Bijlage II 3.
- voetnoot(62)
- Bijlage II 6-7-8.
- voetnoot(63)
- Bijlage I 33.
- voetnoot(64)
- Bijlage II 5.
- voetnoot(65)
- Bijlage I 34.
- voetnoot(66)
- Cfr. Mariken van Nieumeghen, vs. 474 (ed. C. Kruyskamp, Klassieke Galerij 66, Antwerpen, 19622, blz. 35).
- voetnoot(67)
- Ghegheuen by laste vander wet broedere sampsoen hubert voor zekere occupatien by hem ghehad jnt concipieren hoe men de jntree doen zoude te brugghe iij £ ij s.gr. (S.R. Diksmuide, 1517-18, A.R.A. Rek. 34127, f. 12 r).
- voetnoot(68)
- Cfr. Bijlage II 1, r. 5.
- voetnoot(69)
- Bijlage I 19 en 34. Cfr. de instelbrief van de Gentse Fonteine (9 december 1448), gepubliceerd door A. van Elslander in Jaarboek De Fonteine, 1948-49, blz. 19, r. 41-42.
- voetnoot(70)
- Bijlage II 9-10.
- voetnoot(71)
- Bijlage I 4.
- voetnoot(72)
- Cfr. noten 40, 42 en 73.
- voetnoot(73)
- JTem ghesonden chrispin Lambrecht scepenen te brugghe metten coninc ende gheselscepe vander RetorRycke om hemlieden te helpen conduserene jn processien te ghane spel van zinnen te spelenne ende te esbatementenne daer omme vut ghezyn vj daghen iiij £ xvj s. gr. (S.R. Oudenburg, 1517-18, A.R.A. Rek. 37701, f. 6r).
- voetnoot(74)
- Cornelis f Jans als gouuerneur vanden gheselscepe van sinte michiel / die de scermers houden binnen deser stede / de somme van ij £ grooten Ende dat ter causen van ghelycker somme hemlieden toegheleyt Jn Recompense vanden costen by hemlieden ghedaen vpden dach vander processie vanden waerden heleghen bloede. Dus hier de voorseide ij £ (Stadsarchief Brugge, S.R. 1516-17, f. 126v).
- voetnoot(75)
- Betaelt ter causen vanden spelen ende persoonaigen die ghedaen zyn gheweist heleghe bloedaghe laetstleden omme de vercierynghe vander feeste vanden zeluen / waer of toezien (ƒ 126 v) ende bestier ghehadt heift claeis taye Die by die vander tresorye daer toe ghestelt es gheweist Beloopende de costen vander zeluer feeste / daer Jnne begrepen de scilderye tmaken vanden wielen assen ende anders. xxxvij £ vj s. v d. grooten. (Stadsarchief Brugge, S.R. 1516-17, f. 126 r-v).
- voetnoot(76)
- Bijlage II 11.
- voetnoot(77)
- Bijlage II 12.
- voetnoot(78)
- Bijlage I 4-5.
- voetnoot(79)
- Bijlage I 2.
- voetnoot(80)
- Bijlage I 36-37.
- voetnoot(81)
- Bijlage II 13.
- voetnoot(82)
- Bijlage I 3.
- voetnoot(83)
- Cfr. Bijlage I 10.
- voetnoot(84)
- Zie noot 40, partim.
- voetnoot(85)
- Rapelinghe: niet in MW. Cfr. echter rapinge: “het bijeenschrapen van geld en goed” (MW, VI, 1042).
- voetnoot(86)
- Vute dien dat zekere questie(n) gheweest zyn tusschen jan de mets als dekin gheweest van marien theeren an deen zyde ende ancelmus de cop jan de meyere ende jacop naessins hoofmeesters gheweest jnde leste feeste vander Rethorycke te brugghe an dander / ende zylieden hem ghesubuutteert hebben an beede zyden jnt segghen ende ordonnantie van joosse de gruutere philips van ackere jan valcke jan portois ende jan vander plassche / zo zyn de selue personen als arbiters commen voor scepenen vander kuere jn ghent ende hebben den voorseiden dekin ende hoofmeesters gheseit ende verclaerst bydesen / te wetene als dat jan de mets betalen sal den capellaen een keerellaken / dat den seluen capellaen jn dien tyden toegheleit was / dwelcke hy jan vulcommen heeft / Dies sal hy jan de mets hebben by consente vanden hoofmeesters alle de Rapelinghen angaende der Reyse van brugghe vutghesteken eenen philips gulden die zy hoofmeesters behouden an janne van campene smet / actum den xxvijen jn lauwe xvcxviij (Stadsarchief Gent, Reeks 301 - Jaarregisters van de keure - 1518-19, f. 45 v).
- voetnoot(87)
- In het origineel zijn alle posten van nr. 6 af doorlopend na elkaar geschreven. Voor de overzichtelijkheid hebben wij elke inschrijving genummerd. De cijfers bovenaan duiden het begin aan van een nieuwe regel in het origineel.
- voetnoot(88)
- r. 1 in hoofdletters.
- voetnoot(89)
- Van f. 137 v af zijn alle sommen onderstreept.
- voetnoot(90)
- Niets ingevuld.
- voetnoot(91)
- Niets ingevuld.
- voetnoot(92)
- heulieder geschrapt na die
- voetnoot(93)
- doen / geschrapt na moghen
- voetnoot(94)
- Afkortingsteken vergeten.
- voetnoot(95)
- vp geschrapt na elc