Jaarboek De Fonteine. Jaargang 1966
(1966)– [tijdschrift] Jaarboek De Fonteine– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 67]
| |
[Esbatement vant Gelt]
Ga naar margenoot+Item hier begint Een fraij Estbatement
vant Gelt de parsonages syn dese
Gelt / een man
Vrientschap / een Man
Schoone woorden
Aerts hemelrijck, een vrouken net gecleet
Lood propheet[g]en, een knaep rustich gecleet
Een heer als een ridder
gelt
Dus soudemen collatien,Ga naar voetnoot1
vrientschap
Dus soudemen accorderen!
schoon
Laetse sorgen die ons borgen!Ga naar voetnoot2
gelt
Vliet alle temtatien,
vrientschap
Wilt solaceren!Ga naar voetnoot3
schoon
Dus soudemen colatien,
gelt
Dus soudement accorderen!
vrientschap
Dits tleven van gratien!
schoon
5[regelnummer]
Nu willen wij hoveren!
Wie druck heeft die stelt het uijt tot morgen.
gelt
Dus soudemen colatien,
vrientschap
Dus soudemen accorderen!
schoon
Laet seg ick sorgen die ons borgen!
gelt
Sijt vrolijck! die treuren wil gae hem verworgen,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Wij willen ons aen geneuchte keren.Ga naar voetnoot10
vrientschap
Hoe heet dese tavernne?
schoon
Begeerte van eeren,
Daermen de geluckige inne ontfangt.
| |
[pagina 68]
| |
gelt
Heere godt! mij heefter so seer na verlangt!
God danck dat icker in mach drincken.
vrientschap
15[regelnummer]
Tis de blijtste tavernne diemen mach bedincken,
Sij doet dat ons herte verhitten mach.
gelt
Godt weet dats waer,
Maer tis de sulcke hij wenster naer,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Sij sal hem in lange niet gebueren.Ga naar voetnoot20
vrientschap
Begeerte van eeren doet lange geduerenGa naar voetnoot21
In hoopen vierichlijck geaddeert.Ga naar voetnoot22
schoon
Men seijt, die eenen nagel vergadertGa naar voetnoot23-24
Hij crijght int eijnde wel eenen gulden wagen.
gelt
25[regelnummer]
Begeerte van eeren moet mij behaegen,
Ick hebber groote geneuchte in te sijn.
vrientschap
Maer / eer / te crijgen dat is de pijn,Ga naar voetnoot27
Want de begeerte / hebben wel veel lieden.
schoon
30[regelnummer]
Tbegeren en machmen niet verbieden,
Want dwenschen is vrij in allen spele.
gelt
Men geeft dit jaer van drie wensche[n] so veleGa naar voetnoot32
Alsmen tjaerent van eenen dede.Ga naar voetnoot33
vrientschap
Gelt / vrintschap / en schoon woorden mede
35[regelnummer]
Syn in begeerte van eeren geseten.
schoon
Seght vrij, hier sittende deur vrolijckhede,
Gelt / vrintschap en schoon woorden mede.
| |
[pagina 69]
| |
gelt
Al mercktmen alder menschen zede,Ga naar voetnoot38
Elck soude naer eere / hem selven vermeten.
vrientschap
40[regelnummer]
Gelt, vrintschap en schoon woorden mede,
Syn in begeerte van eeren geseten.
schoon
Hoe heet ons waerdinne?
vrientschap
Dit?
schoon
Ja.
vrientschap
Sij macher lichte
45[regelnummer]
Noch twintich hebben, veel schoonder juweelen,
Vuythoven / pachtgoeden, borgen en casteelen,Ga naar voetnoot46
Eesters en prieelen sonder gelijcke.
schoon
Hoe is haeren naem dan?Ga naar voetnoot47
vrientschap
Maer Aerts hemelrijcke!
Geen weerdiger onder shemels rinck.
schoon
Aerts hemelrijcke?
gelt
Jae.
gelt
Ja sij, seecker
schoon
Wadt, dat is een minneken!
Heer godt! en souden wijse niet mogen aenschouwen,Ga naar voetnoot52
Goet vrindeken?
gelt
Wadt, ja wij, in trouwen!
Sy compt hier haest; clopt omden wijn.
| |
[pagina 70]
| |
vrientschap
55[regelnummer]
Daer en sal geen gebreck aen sijn.
Smijt op de kanne en maeckt de tavaernne!Ga naar voetnoot56
schoon
Hey, haelt de versche kanne!
aerts hemelrijck
Mijn vrindeken, gaernne!
Drinckt vrij, daer is genoch int vadt.
vrientschap
Heere godt! wadt vrindelijcker dier is dat!
60[regelnummer]
Deur tsien worden alle mijn sinnen vro.
schoon
Maer alle de duijvels inde helle also!Ga naar voetnoot61
Ick trocker inne eer avont, ick wane.
aerts hemelrijck
Daer is den wijn! drinckt van dien trane,Ga naar voetnoot63
Hij sal u maecken een vrolijck moedeken.Ga naar voetnoot64
gelt
65[regelnummer]
Sidt neder, joffrouwe!
schoon
Och ja, edel bloedeken,
U aenschouwen heeft mijn herte gerocht.Ga naar voetnoot66
Ja al had ickt om mijn hemde gecocht,Ga naar voetnoot67
Ick souts u jonnen altijts in eeren.
aerts hemelrijck
God danck u, jongman.
gelt
Wilt vreucht vermeeren
70[regelnummer]
Ende haer een vrolijck dronckgen bringen.
Ick salt verwachten.Ga naar voetnoot71
aerts hemelrijck
Voor alle dingen
Prijs ick solaes ende vreucht.
schoon
Diet therte onstack heeft mijn verheucht;Ga naar voetnoot73
Haer breng ick jolijt met desen droncke.
aerts hemelrijck
75[regelnummer]
Ick danck hem diet sprack. Drinckt, oft ghij meucht!
| |
[pagina 71]
| |
schoon
Die therte ontstack heeft mijn thert verheucht;
Onder shemels dack gheen liever jeucht,
Want tis altijt in mijn een voncke.
Die therte ontstack heeft mijn verheucht;
80[regelnummer]
Haer breng ick jolijt met desen droncke.
vrientschap
Ga naar margenoot+Heere god! oft so mijn keeltgen cloncke,Ga naar voetnoot81
So mocht ick worden die geminde,
Maer hoe ickt maecke, mijn selven ick vinde
Recht als tcaproenken sonder hooft // fijn.Ga naar voetnoot84
aerts hemelrijck
85[regelnummer]
Dat plegense te seggen die best gelooft // sijn,Ga naar voetnoot85
En den clagenden is goet te helpen.Ga naar voetnoot86
gelt
Mijn lijden waer oock goet te stelpen,
Woudse mijn hooren die ick minne.
aerts hemelrijck
Lieve gesellen, jojeus van zinne,
90[regelnummer]
Neempt in dancke mijn ruijt gewagen;Ga naar voetnoot90
Ick soude gaern uwen name vragen,
Op dattet u sinnen niet en stoorden.Ga naar voetnoot92
gelt
Ick heete gelt
vrientschap
Ick vrintschap
aerts hemelrijck
95[regelnummer]
Deur sulcke drie luyden doetmen vele,
Immers als ghy lieden sijt besonder.
gelt
Deur ons drien doetmen ter werrelt groot wonder,
Die den sin wel te degen begrepe.
schoon
Men doet veel door schoon woorden,
vrientschap
100[regelnummer]
Noch meer door vrintschepe,
| |
[pagina 72]
| |
aerts hemelrijck
Maer aldermeest door tgelt voorwaer.
gelt
Tgelt is dmanneken.Ga naar voetnoot102
aerts hemelrijck
Daer hebdijt claer!
Wie geldloos is valt vanden dijcke;
Elcke manne hem daer op.Ga naar voetnoot104
schoon
O Aerts hemelrijcke,
105[regelnummer]
Ghij sijt een bloem boven alle wijven!
Mocht mij so groot geluck beclijven,
Ick soude gaernne blijven u dienaer cranck,
Altoos behouden eer en danck,
Mijn leven lanck / en geen gebreeckerGa naar voetnoot109
110[regelnummer]
In uwen dienst sijn.
aerts hemelrijck
Schoone woorden, seecker,
De jonste die ghij sijt betogelijck
En uwen dienste gewillich / dancke ick u hoochlijck,
Maer blijft gestadich in venus pleijne;Ga naar voetnoot113
Tis vrempt hoet draijen sal.Ga naar voetnoot114
schoon
O bloeme reijnne,
115[regelnummer]
Verciert met alder jubilatie,Ga naar voetnoot115
Die naest den hemel hebt de hoochste gratije,
Ga naar margenoot+ Ick en mach der godtheijt niet voldancken,
Wout ghy myn achten.Ga naar voetnoot118
vrientschap
120[regelnummer]
Lieve man, sij can wel schalcke hasen.Ga naar voetnoot120
Aerts hemelrijck en is so niet te winnen.
aerts hemelrijck
Jongelingen die eerst bestaen te minnen
En moeten tsop so heet niet suijpen,
Maer met wijsheijt eerst wel versinnen,
125[regelnummer]
So salt haer niet langs de vingeren druijpen.
| |
[pagina 73]
| |
schoon
Dat souden wesen quade stuijpen,Ga naar voetnoot126
Maer datmen saijt/tcan al niet dieden.Ga naar voetnoot127
Tis vreempt hoe davontuere vermost,Ga naar voetnoot128
En men can mijn oock niet verbieden
130[regelnummer]
Te minnen op mijn eijgen cost.
aerts hemelrijck
Mint daer ghij wilt, ick ben verlost;
Ick ben met stuijpen oft met nijgen,
Noch oock met schoone woorden niet te crijgen.
Ten is also niet datmen den haring vangt.Ga naar voetnoot134
vrientschap
135[regelnummer]
Aerts hemelrijck, daer mij na verlangt
Als naer den berch van goude fijn,
Ick creech so gaeren die hulde dijn!
Mochtij mij gebeuren, noyt blijder man.
aerts hemelrijck
Seecker, vrintschap, hoort mij nu an:
140[regelnummer]
Elcken onvermindert, van zuijden oft noorden,Ga naar voetnoot140
Ick soude meer doen door u / dan door schone woorden,
Want u betrou ick van alder deucht,
Want ghij syt vrintschap.
vrientschap
O beminde jeucht!
Weet dat inde cracht van mijnen persoon
145[regelnummer]
En creech noijt mensche fraude noch hoon,
Maer enige sochten de proprieteijtGa naar voetnoot146
Uus naems, en tvinden was hem ontseijt,
Want dien boeck hadde dobbelt couverture.Ga naar voetnoot148
aerts hemelrijck
Uwe jonste begeer ick tot alder uure,
150[regelnummer]
Maer mij selven en geeff ick niet, wats geschiet,
Vrintschap noch schoonne woorden, siet;
Ick wil mijn roosgens al bedt besteden.Ga naar voetnoot152
schoon
Wel lieve vrintschap, sijt toch te vreden;
Op u off mijn en slaet sij gheen achte,
155[regelnummer]
Wij moeten op dees tijt babbeken slachten,Ga naar voetnoot155
Wij en sullen niet aengaen geen van beijden.Ga naar voetnoot156
| |
[pagina 74]
| |
vrientschap
Al mocht ick vuijt begeerte van eeren scheijden
Ga naar margenoot+Lichamelijck, elck wilt versinnen // snel,
Mijn hert salder blijven binnen // wel,
160[regelnummer]
Want ick hooper noch te wonen vrij.Ga naar voetnoot160
gelt
O Aerts hemelrijck, wat segdij van mij?
Ick en can toeuen noch schoon spreecken,Ga naar voetnoot162
Maer laet, met corten verhaele, leeckenGa naar voetnoot163
Een woort van trooste met blijden sinne // goet.
165[regelnummer]
Ick heet gelt.
aerts hemelrijck
Ghij sijt mijn minne // soet!
Gelt, vrint, ghij maeckt mijn hert wacker.
gelt
Hoe ben ick met u?
gelt
O, dat ick dan troost van u gevate!
170[regelnummer]
Dat bid ick u vrindelijck boven // al.
Bij trouwe die ick u beloven // sal,
Op aerde en vondij noijt mijns gelijcke.
aerts hemelrijck
Wij sullen wel spreecken.
gelt
Och, aertsch hemelrijcke,
Wilt mij voor u lieffste prijsen!
175[regelnummer]
Ick ben toch tgelt.
aerts hemelrijck
Mijn hert doet ghij rijsen,
Ick houde u voor mijn vrint bekent;
Maer tgelt en dooch niet sonder regiment.Ga naar voetnoot177
Al hadde een al des werelts schadt,
Leggtet stil, wat acht ick dat?
180[regelnummer]
Men moetet profijtelijck verwijgen.Ga naar voetnoot180
gelt
Wadt soud icker mee maecken?Ga naar eind181
| |
[pagina 75]
| |
aerts hemelrijck
Suijchbenen om crijgen,
Daer men in rijckdom bij wordt gepresen,
So moochdij in eeren hier waert wesen
En hebdij Aertsch hemelrijck tuwen wille.
gelt
185[regelnummer]
Hoort, ick en sitte niet langer stille,
Maer schoon woorden en vrintschap, mijn gesellen,
Willen sij hem selven ten wegen stelle[n]
Met mij daer ickse leden sal,Ga naar voetnoot188
Ick weet ons suychbenen sonder getal;
190[regelnummer]
Men salse ons geven na toebehooren.
aerts hemelrijck
Ey, wie salse geven?Ga naar voetnoot191
gelt
Een goet heer vercoren,
Een groot monsieur, hij heefter gaijnghe,Ga naar voetnoot192
Hij sal ons elck geven versaijnge,Ga naar voetnoot193
Ja comen wij slechts heijsschen.
aerts hemelrijck
Nu hoort, tot mijnder paijnge
Ga naar margenoot+195 Die meeste suijchbenen sal brengen bij
Van u drien / van wat sorte dattet sij,
Knockelen, pijpen ofte rebben,
Die sal mij tot sijnen wijve hebben,
En daer op stellen wij dit gelach.Ga naar voetnoot199
200[regelnummer]
Elck doe sijn beste.
schoon
Nu, tvaere alst mach,
Ick sal immers mijn deel avontueren.
vrientschap
So sal ick mede / wat connen wij verbueren?
Want metten gelach so sijn wij quijte.Ga naar voetnoot203
gelt
Nu hier mede gaen wij met jolijte.
vrientschap
205[regelnummer]
Wilde die heer mercken mijn vijte,Ga naar voetnoot205
Ick hoop mijn soude geluck geschien.
schoon
Nu, wij nemen oorloff; tot een wedersien!
Wij gaen om suijchbenen onder ons drien.
| |
[pagina 76]
| |
loos propheetgen
Waer blijven nu dese offijcien jagers?
210[regelnummer]
Dese waegebaerders, dese pluijmme dragers,Ga naar voetnoot210
Dees nijgers, dees stuijpers / dees achtercnapers?Ga naar voetnoot211
Compt voort! laet sien, waer beijdij, ghij gapers?
Mijn heer die is geseten in synen stoel;
Hij en heeft van vreuchden nu geen gevoel,
215[regelnummer]
Want sijn hooft dat steeckt vol rijnscher druijven.Ga naar voetnoot215
Men mach mijn here geen tijt badt huijvenGa naar voetnoot216
Dan als hij wel gegeten en gedroncken heeft:
Dan is hij die milste man dier leeft.
Hij sout wel al wech geven, goet en quaet,
220[regelnummer]
Maer ick loos prophetgen, dat ghijt verstaet,
Ick woonne met hem; ik ben sijn clerckxcken,
Dus moet ick oock lose slaen vant vercxken.Ga naar voetnoot222
Mijn handeken moet mede gesalft // sijn,
Somtijts gevierendeelt, somtijts gehalft // sijn,Ga naar voetnoot224
225[regelnummer]
Somtijts meer en somtijts min,
Immers ick arbeijde om mijn gewin.
Mij en roert niet wiet tegen gaet oft mede;Ga naar voetnoot227
Comme die wil / hij vint hier stede,
Noijt beter pas van al mijn leven.
230[regelnummer]
Hier sijn den duijvel van suijchbenen te geven,Ga naar voetnoot230
Dese groote mande die staet al vol;
Diet nu versuijmen sijn caterdol,Ga naar voetnoot232
Want mijn heer is dronckender dan een swijn.
Sidt hij niet wel, soot blijckt int aenschijn,
235[regelnummer]
Met dien suijchbeen in sijn handen?
Dat heeft hij al geraept uijt dees manden;
Daer sal hij elck sijn passpoort me geven.
Tis al bereijt, compt nichten en neven!
Ga naar margenoot+Die mij mijn handen best stoffeertGa naar voetnoot239
240[regelnummer]
Die wort van mij opt hoochste gewardeert;
Het is toch in allen hoven oijt so gesien.
| |
[pagina 77]
| |
gelt
Ick sie den heere.Ga naar voetnoot242
vrientschap
Tis een schoon ingien
Om aenschauwen.
schoon
Dat ist voorwaer!
gelt
Oock bemint hij suijchbenen, dats claer,
245[regelnummer]
Want hij heeft een groote merchpijp inde hant.
vrientschap
Seecker, so weet hij oock veel te betGa naar voetnoot246
Wadt oock een hongerijgen mage let.
Dus gaen wij hem toe met snellen kere.
gelt
Knielen wij neder.
vrientschap
Goeden avent, lieff heere!
250[regelnummer]
Ons drie dochten dat wij hier behoorden.
schoon
Gelt / vrintschap / en schoon woorden,
Die syn hier met gereeckender sommeGa naar voetnoot252
Tot uwen besten.
alle drie tsamen
255[regelnummer]
Ja wij, lieff heere.
de heer
Spreeckt loos propheet[g]en,
Die sal u wel elck ende altsamen stofferen
Soot noot is.Ga naar voetnoot257
vrientschap
Godt groet u, loos prophet[g]en.
loos propheetgen
Wat seggen dees heeren?
Gelieft u yet sonderlinckx? ontdeckt u menen.Ga naar voetnoot258
schoon
Jaet / wij hadden gaern hier suijchbenen
260[regelnummer]
Om op te leven / een deelken tijts,
| |
[pagina 78]
| |
Want begeerte van eeren is ons logijs
Ende wij souden gaernne meer winnen.
loos propheetgen
Nu, wel aen, ick can die saeck wel versinnen.
Hier sijn suijchbenen van als planteijt,
265[regelnummer]
Maer u namen waeren mijn goet geseijt,
Op dat elck ick naar sijn begeerte schicke.
schoon
Ick heet schoon woorden.Ga naar voetnoot267
vrientschap
En vrintschap heet icke.
Ga naar margenoot+Na suijchbenen ben ick seer gehelt,Ga naar voetnoot268
Mochtense mij gebeuren.
gelt
En ick heete ghelt,
270[regelnummer]
Ick namer gaeren een goet getal.
loos propheetgen
Tjan, gelt, ghij sijt die best van al.
Salder ijemant ijet hebben / dan sult ghije // sijn.
schoon
Ick sal oock en weet wie // sijn.
loos propheetgen
Nu ontdeckt uwen staet // sonder verlaet.
schoon
275[regelnummer]
Heer, mits dat seer verde bekent gaet
Uwen edelmans naem en u edel leven,
So bid ick u hertelijck boven schreven
Dat ghij mij geeft met jonsten fijne
Uwen duijnmaijer langs der zee te sijne.Ga naar voetnoot279
280[regelnummer]
Groote saecken en begeer ick niet
Ende wadt u hooge bevel gebiet,
Aen mij ghij vint mij voor en naer
Altoos u eijgen.
loos propheetgen
Sijn duijnmaijer sijn, jae,
Dat suijchbeen heeft den duyvel veel merchs // in;
285[regelnummer]
Oock ben ick gecomen vanden goeden slecht.Ga naar voetnoot285
schoon
En ick ben schoon woorden, ich hebber niet veel erchs in;
Oock ben ick gecomen van den goeden.
loos propheetgen
Hebdij gheen hantschrift en hartsalff?Ga naar voetnoot288
| |
[pagina 79]
| |
schoon
Tis seecker goet te bevroeden
Dat het schadt der jongers is een cranck gestel.Ga naar voetnoot289
loos propheetgen
290[regelnummer]
Heer, wadt segdij?
de heer
Ick en hoor niet wel.
Tmost anders luijen, sou ickt verstaen.
vrientschap
Heer, ick heb u meijnigen dienst gedaen
Hier voortijts, tmach u wel kenlijck sijn,
Want vrientschap so is de name mijn.
295[regelnummer]
Om een quaet leven te beschuttenGa naar voetnoot295
So geeft mijn een suijchbeen te nutten,
Dat ick wesen mach als een goet behager
Uwen oppersten valcken jager.
Ick sal u dienen alle mijn leven.
de heer
300[regelnummer]
Spreeckt, loos propheetgen.
loos propheetgen
Wadt meuchdij geven?
vrientschap
Ga naar margenoot+Niet, maer vrintschap so ben ick genaempt.
loos propheetgen
Weet ghij den wech wel die ghij quaempt?
vrientschap
Ja ick, in trouwen.
loos propheetgen
So gaet dan vrij weder.
Ick sal mijn suijchbenen leggen neder;
305[regelnummer]
Waendij dat sij den heer affstaen also?Ga naar voetnoot305
Gelt, hoe vaerdij // ghij?
gelt
Al frisch en vro.
Hadt ick een suijchbeen, ick waer gestilt.
loos propheetgen
Ghij sult al hebben wadt ghij wilt,
Want ghij syt een man diet can verdienen.
310[regelnummer]
Ick heb hier suijchbenen / die schooneste engienenGa naar voetnoot310
Diemen mach aenschouwen met oogen an.
Wildij mijn heeren ontfanger sijn?
gelt
Jae ick, bij St Jan!
| |
[pagina 80]
| |
Ick salt verdienen fraij sonder sparen.
loos propheetgen
Hout, daer is tsuijchbeen, wiltet wel bewaren;
315[regelnummer]
Theeft menigen mensche in staden gestaen.
loos propheetgen
Noch heb icker hier
Te wesen mijns heeren cancelijer,
Sijn almosinier oft syn segelaer,Ga naar voetnoot319
320[regelnummer]
Sijn controleurder oft sijn tollenaer;
Dit syn de beste suijchbenen
Diemen mach hebben.
gelt
Nu wel, ick verstae u menen;
Die na dese suijchbenen staet
Tis recht dat deene hant dander dwaet.Ga naar voetnoot324
325[regelnummer]
Hout daer dien sack, siet wadt daer in is,
Ick geve hem u.
loos propheetgen
Date et debitur vobis;
Dat staet geschreven // ghij siet wel mij.Ga naar voetnoot327
schoon
Tgelt crijget al, so ick sie vrij,
En wij staen hier als volck verwaten.Ga naar voetnoot329
330[regelnummer]
Eij, gelt, geselle, compt ons toch te baten
En spreeckt voor ons, wadt salt u schillen?Ga naar voetnoot331
vrientschap
Wij souden al te gaeren wesen willen
tsheren wethouders, raet oft schepen,
Balliou oft schouwt, al onbegrepen,Ga naar voetnoot334
335[regelnummer]
Borgemr oft sulcks dinck.
loos propheetgen
Ga naar margenoot+Wadt segdij, heer?
heer (schuddende sijn hooft)
Non non non!
schoon
Hij en spreeckt niet seer,
Maer hij schudt het hooft // siet welcken bescheijde.
| |
[pagina 81]
| |
loos propheetgen
Ghij hebt twee ongeluckige ansichten alle beijde,
Ghij waert gebooren op St elpen // dach.Ga naar voetnoot339
vrientschap
340[regelnummer]
Wadt, dat de vrintschap niet helpen // mach
Te crijgen een arm suijchbeen!
gelt
Vraechtet den heer.
vrientschap
Wadt / hij seijt altoos meer,
Hij schudt het hooft, hij en hout geen coop.Ga naar voetnoot343
loos propheetgen
Hier sijn noch suijchbenen zo grooten hoop,
345[regelnummer]
Dattet wonder is, van coorn, van suijvel,Ga naar voetnoot345
Maer tmoet al gelt costen.
schoon
Wadt! tmoet den duyvel!
loos propheetgen
Hijer sijn benen, ja suijchbenen van bier en wijne,Ga naar voetnoot347
Van versschen karing en inden brijne,Ga naar voetnoot348
Laaders, scheijders, packers en breeckers,Ga naar voetnoot349
350[regelnummer]
Dese suijchbene[n] brengen al wadt seeckers.
Wijn crihieren doet den muijl oock vetten,Ga naar voetnoot351
Waerdeerders vande caberetten,Ga naar voetnoot352
Tsyn al goede vetgens voor schamele lieden.
Die daer mijn duijmcruijt aff can bieden,
355[regelnummer]
Die sal hier vinden al sijn gerieff.
schoon
Adieu heer, ick heb u so over lieff,
Geeft mij doch een suijchbeen, off ghijt gebiet
U roedrager te wesen
schoon
360[regelnummer]
Ja ick, heere.
| |
[pagina 82]
| |
de heer
So moet ghij dan declineren
Dativi casus / verstaet ghij wel dat latijn?Ga naar voetnoot360/61
vrientschap
Ick soude al te gaeren uwen ontfanger sijn
Vanden bastaert wijn, goet ter keure;
Ick meen in stede vande bijnneure.Ga naar voetnoot364
365[regelnummer]
Ghij siet wel mij.Ga naar voetnoot365
de heer
Avez vous de quoij?
vrientschap
Nannij, mons.Ga naar voetnoot366
schoon
Wadt sullen wij dan doen?
loos propheetgen
Clinckende woorden spreecken.
Argintrum et niuim is sheren meenen.Ga naar voetnoot369
gelt
370[regelnummer]
Heere godt! wadt heb ick al suijchbenen!
Ick gen die opperste van mijn magen!
vrientschap
Deelt ons mede / gelt.
gelt
Neen, ick salse wel dragen.
Hoe leckerlijck ruijckense, wadt goeder dingen!
schoon
Maeckt ons ontfangers van uwe wateringen,
375[regelnummer]
Ofte dijckmeesters en van sulcken saecken.
loos propheetgen
Men sal u deecken vanden nieneriets maecken,Ga naar voetnoot376
Vischbanck strepers, ja, oft straetvagers,Ga naar voetnoot377
Winnebroijkens ende plateeldragers.Ga naar voetnoot378
Wildij daerom bidden, ick weet u raet.
| |
[pagina 83]
| |
vrientschap
380[regelnummer]
Roedraegers te sijn en waer ons niet quaet,
Den haering te laden en is oock niet mals.Ga naar voetnoot381
loos propheetgen
Dese luijden spreecken al latijn en wals,
Een mensch en weet niet waer hijt heeft.
gelt
Ay heer, siet dat ghij elcken wadt geeft;
385[regelnummer]
Het syn gesellen niet voor te helen,Ga naar voetnoot385
Sy plegen somtyts een speelken te spelen,
Stopt doch henlieden den mont,
Ick salt verdienen, gesproocken gaet ront,Ga naar voetnoot388
Met gereden penningen.
de heer
Nu verstae ick tfatsoen!
390[regelnummer]
Gelt, om uwen wille sal ickt gaernne doen,
Al waert te geven mijn nautste secretgen.Ga naar voetnoot391
Nu geeft haer elck een suijchbeen, loos propheetgen.
Gelt ist mijn waert, wel lieve man.
vrientschap
Watmen bij vrintschap niet crijgen can
395[regelnummer]
Noch met schoone woorden sonder getal,
Int eijnde / met Gelt vercrijchment al.
Tis al die werrelt door alleens.
gelt
Nu sal ik Aerts hemelrijck hebben, ick meens,
Want ick ben Gelt / met allen stout,
400[regelnummer]
En mijn suijchbenen die sijn menichfout.
Begeerte van eeren heb ick volbrocht.
schoon
Ga naar margenoot+Wij sijn immers oock aen suijchbeenen gerocht,
Maer schoon woorden en hilpen dit noch dat.
vrientschap
Niemant en verjonnet ons, al hebben wij wat,Ga naar voetnoot404
405[regelnummer]
Wij jonnen elck wel dat hij heeft.
schoon
T is te bruijssel aldus in telcker stadt,Ga naar voetnoot406
Niemant verjonnet ons al hebben wij wadt.
vrientschap
Vrintschap heeft somtijts voordeel gehadt,
Maer tis al om gelts willen dat men nu geeft.
| |
[pagina 84]
| |
schoon
410[regelnummer]
Niemant en verjonnet ons al hebben wij wadt,
Wij jonnen elck wel dat hij heeft.
gelt
Die heer die in euwige vreuchden leeft
Laet ons hier onssen tijt also besteden,
Tsij in weelden, armoeden, oft tusschen beden,
415[regelnummer]
Dat elckerlijck in glorien crijgen moet
Een suijchbeen / dat is goods aenschijn soet,
Dwelck is van alle soetheijden een jubilatie.
schoon
Neempt toch in danck onse fabulatie,
Daer wij door oprechte geneuchte mede quamen.
420[regelnummer]
Ons heere godt bewaer ons altsaemen.
Fynis
Lang in dicht 484 regulen Par Trouw Moet BlijckenGa naar voetnoot+ |
|