Bij nader inzicht viel mij de opdracht tegen. Er was eerst het feit van die eerste en enige schitterende opvoering. - Hoe zou ik die zelfs maar kunnen benaderen? Er waren geen andere vergelijkingspunten mogelijk. De eerste indruk is meestal doorslaggevend. En de meesten van onze toeschouwers en critici hadden vermoedelijk dié opvoering wel gezien.
Dan was er het stuk zelf. De taal bood bij het eerste contact haast onoverkomelijke moeilijkheden. Antwerps en Saardams dialect uit de 17de eeuw laten zich nu eenmaal niet lezen als je ochtendkrant. En het gebeuren: men moet een flinke maag hebben om die kost te kunnen verwerken. - Ik ben geen puritein, maar de onkiese toestanden, de schijnbare grofheden, de sexuele en scatologische geestigheden choqueerden mij toch wel enigszins. Doch, ik had mijn woord gegeven. Het eendje moest het water in. En zwemmen maar!
Hoe moest ik Trijntje Cornelis benaderen. - Ik beken dat ik er onwennig tegenover stond. Drie maand ben ik er mee naar bed geweest - met die tekst - maar nog gaf ze zich niet bloot. Waar lag voor mij het vertrekpunt van dit werk, dat door Huygens zelf een ‘vodderije’ wordt genoemd, enkel bestemd om te worden gelezen en niet om te worden opgevoerd - een literair werkstuk dus.
Hoe paradoxaal het ook moge klinken, in Griekenland, waar ik Trijntje had mee naartoe genomen, in het grootse theater van Epidaurus, kwam het eerste contact. Mediterend over de overweldigende tragische opvoeringen, die we hadden bijgewoond, kwam ook het inzicht dat daarnaast een ander, een komisch theater had bestaan, dat voor hetzelfde grote volk, dat die hooggestemde tragedies zo op prijs wist te stellen, was bestemd, en dat door dit volk ook werd gewaardeerd. Een komisch theater, afgestemd op boertige scherts, op beweging, op levensblijheid, op het weergeven van het dagelijkse leven.
En was er geen band aan te wijzen tussen de saterspelen en de stukken van de oude komedie? Liep deze band niet verder over de Romeinse atellanen naar de Middeleeuwse cluyte en zo naar de commedia dell' arte en de 17de-eeuwse klucht? In al deze werken was men niet zo vlug bang van een gewaagde situatie, een krasse uitdrukking, een of andere obscene toespeling. Zouden wij kieskeuriger en preutser zijn dan het volk dat een Oedipus, een Antigone had toegejuicht?