| |
| |
| |
Het Middelnederlands toneel.
Rede gehouden door Prof. Dr. J. van Mierlo S.J. bij de opening van het XVIIe Landjuweeltornooi, ingericht door den ‘Sint-Augustinuskring’ te Antwerpen in 1950.
Uitgenodigd om op deze academische zitting ter gelegenheid van de plechtige opening van uw Landjuweel het woord te voeren, heb ik dit gaarne aanvaard, omdat ik in u begroeten mag de voortzetters van een heerlijke traditie in de letterkundige en culturele geschiedenis van ons volk.
Gij, vertegenwoordigers van het liefhebberstoneel in Vlaanderen, zou nauw verwant met onze oude rederijkers, hebt er toe willen bijdragen om het toneel weer te maken tot wat het in die luisterrijke eeuwen van ons volksbestaan was: een genot van de gemeenschap voor de gemeenschap, om haar een aangename en verheven ontspanning te schenken, ‘melancolye te verdrijven’ zoals het heette; om haar geestelijk op te voeden en haar de hogere goederen van kunst en beschaving deelachtig te maken.
Het was een alleszins gelukkig initiatief van ons Vorstenhuis, een initiatief dat getuigt voor zijn grote bezorgdheid om de culturele vorming van het volk, de traditie van het oude landjuweel, zij het ook in noodzakelijk minder grootse en indrukwekkende verhoudingen, opnieuw in het leven te roepen. Want, indien ik mij niet vergis, was het koning Albrecht, die tot deze vernieuwing heeft aangezet en het
landjuweel onder zijn hoge bescherming nam. Zoals thans de magistraat van deze stad er fier op gaat dat het landjuweel hier gehouden wordt en het dan ook met haar steun en met den luister van haar gezag bevordert.
De gedachte die hier leiding gaf was, zoals in die verleden tijden, het onmiddellijk contact te herstellen van de kunst met de gemeenschap, ten einde langs het toneel om, waar zovele kunsten elkander ontmoeten, en dat zo machtig op hart en geest werken kan, vorm en stijl aan te kweken en in het dagelijks leven van het volk door te zetten.
Ik kon dan ook niet anders menen, dan dat gij, door u tot mij te wenden, van mij verlangt, dat ik hier, als in een breed fresco, de glorie van ons Middeleeuws volkstoneel oproep, tot een bezit van blijvende fierheid en een prikkel tot volhardenden wedijver.
* * *
| |
| |
Wij zijn steeds een toneellievend volk geweest. Ons Middeleeuws toneel is, wel niet het uitgebreidste, vooral niet het best bewaarde, maar misschien het merkwaardigste van Europa.
Te verwonderen is dit niet. Wij waren toen een welvarend land, met de bloeiende handelssteden, waar kooplieden van alle taal en volk elkander ontmoeten, met een wereldhaven als Antwerpen die het internationaal verkeer en de wereldfinancie aan zich trok; met de rijke Maecenaten en kunstbeschermers; onder den centraliserenden schepster van de pracht- en praallievende hertogen van Bourgondië, de grote hertogen van het Westen, wier rijk zijn slagader in onze provinciën had.
Zoals elders is ook te onzent het toneel ontstaan in de kerk. Het dramatisch instinct dat bij de ineenstorting der antieke cultuur was te loor gegaan, moest opnieuw opgewekt worden. Dat gebeurde toevallig in de kerkelijke liturgie, die trouwens op zichzelf een sterk dramatisch karakter vertoont. Op de neumen die de muzikale phrase moesten ontwikkelen waren, om ze beter te onthouden, woorden gaan geplaatst worden en in den liturgischen tekst ingeschoven, die soms den vorm van een kort dramatisch tweegesprek kregen. Zo werd in het Introitus van de mis van Pasen deze kleine dialoog tussen engelen en het koor ingelast:
Wien zoekt gij in het graf, o aardbewoners?
Jesus van Nazareth, o hemelbewoners.
Hij is niet hier; Hij is verrezen zoals hij voorzegd had.
Die dialoog werd met een kleine uitbreiding overgebracht bij een met mimische gebaren en handelingen begeleid bezoek aan het graf in het morgenofficie. Het drama was geboren. Dat gebeurde in de tiende eeuw; o.a. in de St. Pietersabdij te Gent. Ook met Kerstmis had dergelijk bezoek bij de kribbe plaats. Toch schijnt verdere uitbreiding eerst in de latere elfde eeuw gevolgd te zijn. De eerste kernen werden toen inwendig en uitwendig ontwikkeld, met nieuwe personages, nieuwe tonelen en gebeurtenissen, uit de evangeliën of uit de apocriefe verhalen, met zelfs vroeg komische elementen, als van vroedvrouwen bij de geboorte en kwakzalvers bij de Verrijzenis. De kleine spelen van één zelfden cyclus groeiden aaneen; zoals dat van de geboorte met dat van de komst der herders en der drie wijzen. Uit een preek van het kerkelijk officie ontstond een spel van profeten,
| |
| |
die elk op zijn beurt de komst van Christus aankondigden.
Parabelen, als die van de Maagden, werden dramatisch uitgewerkt. De scholieren aan de abdij- of de dom- en kapittelscholen zullen er wel bijzonder pret in hebben gevonden en tot de verdere ontwikkeling machtig hebben bijgedragen. Nu eenmaal de stoot gegeven was, konden nog andere gebeurtenissen gedramatiseerd worden. Heiligen, vooral patronen der scholieren, kregen hun legende dramatisch behandeld.
Aanvankelijk was alles in 't Latijn en overheerste de zang, maar weldra liet ook de volkstaal haar rechten gelden, om dan den Latijnsen tekst te overwoekeren, ja te verdringen. Maar ook, naarmate het spel zich verwereldlijkte, werd het verbannen uit de kerk, naar den kloosterpand, naar het kerkportaal, naar de markt of enige openbare plaats. Uit het samenbrengen van al die spelen, die betrekking hebben op het grote Verlossingswerk, konden dan later die uitvoerige spelen ontstaan, die geheel de heilsgeschiedenis ten tonele brachten, van den val der engelen af tot de komst van den Antechrist. Toch hebben de kleinere spelen zich de gehele Middeleeuwen door gehandhaafd in de kerken.
Ook te onzent heeft dit kerkelijk of semi-kerkelijk toneel gebloeid. Wij bezitten er nog een voorbeeld van in het spel der star van Munsterbilsen, uit de XIIe eeuw: het spel van de geboorte, van de aanbidding der herders en van de drie Koningen. Naast hogen ernst komt toch ook hier reeds de zin voor werkelijkheid tot uiting in de realistische schildering van hijgende boden en van den woedenden Herodes. Wij moeten ons zulk een spel voorstellen als nog een soort van oratorio, met vele kerkelijke elementen en met de kerkelijke muziek: want het werd nog geheel gezongen. En pracht werd hier reeds genoeg ten toon gespreid: stoeten van engelen, van herders, van de koningen met hun geschenken, van Herodes en zijn hof, met zijn boden en herauten, met de schriftgeleerden in rijke koorgewaden: op een toneel dat tegelijk voorstelde: het open veld, de grot met de kribbe, met Maria en Joseph en de vroedvrouwen; het paleis van Herodes en misschien een kerker: simultaan-toneel, het gewone toneel der Middeleeuwen. Zo gaf dit spel reeds veel te zien, te horen en te genieten.
Al vernemen wij dus wel vroeg van dergelijke spelen te onzent, zelfs van verboden opvoeringen zoals door den
| |
| |
bisschop van Utrecht in de XIIIe eeuw, toch dateren de oudst bewaarde godsdienstige spelen eerst uit de XVe eeuw. De uitbloei van het gemeenteleven, evenals de vele processién die zich met de processie ter ere van het H. Sacrament hadden vermenigvuldigd, tot soms zelfs wel twintig per jaar, hebben daartoe machtig bijgedragen.
Wij werden het land van de stoeten en ommegangen, die steeds talrijker werden gehouden, ook wanneer er een uitzonderlijke gelegenheid toe geboden werd in het sociale of politieke leven: bij een blijde inkomst, bij de geboorte van een prins, bij een besloten vrede. Dan werden langs de wegen in paviljoenen, op versierde verhogen, stomme vertoningen opgesteld, die soms weidse verhoudingen aannamen, zoals te Gent in 1458 met de uitbeelding door levende personen in de volle kleurenpracht der schitterende gewaden van geheel het schilderij van het Lam Gods van van Eyck. In de ommegangen zelf reden de sleden en de vele wagens, met de stomme vertoningen van bijbelse of historische personen of gebeurtenissen, later van vernuftige allegorieën, die op hun beurt moesten wijken voor de goden en godinnen der Oudheid. Beroemd gebleven is de H. Sacramentsprocessie zoals die van de veertiende eeuw af te Antwerpen werd gehouden, met talrijke prachtig uitgedoste wagens, met deelneming van alle gilden, van de geestelijkheid en van de stadsmagistraat.
Maar de stomme vertoningen kregen soms ook hun rol: elke groep speelde wat hij vertoonde. Dan werd regelmatig langs den weg halt gemaakt, zodat de toeschouwers het ganse verloop te horen kregen: spelen ten ommeganck. De dag waarop een processie of een ommegang werd gehouden was een ware feestdag. Duizenden mensen stroomden van heinde en verre toe, niet slechts als toeschouwers, maar ook als deelnemers, met versierde wagens, te paard of te voet. Muzikanten werden van overal gerequireerd in een tijd toen wij waren ‘i veri maestri della musica’. Zelfs zwaarddansers en cluppelspringers vertoonden hun kunsten, en de duivels wekten met hun schrikkelijk grijnzen en hun bokkesprongen den lachlust op van het publiek.
Te midden van dit bruisende leven kwam dan het eigenlijk toneel tot zijn hoogste ontplooïng. Daar zijn vooreerst wat wij nu noemen de mysterie-spelen: dramatiseringen van de grote geloofsgeheimenissen. Berichten over zulke opvoeringen in de verschillende steden laten ons een rijken
| |
| |
voorraad vermoeden; doch hieruit is slechts weinig tot onsgekomen.
Uit een reeks van zeven spelen, die elk een der Blijdschappen van Maria behandelden en waarvan één jaarlijks te Brussel vertoond werd ter gelegenheid van de kermis en van de processie van O.L.V. van den Zavel, zijn er ons nog twee bewaard. De eerste Blischap werd opgevoerd in 1448, van welk jaar af deze vertoningen beginnen. Langs de lijnen van het Bijbels verhaal in zes duizend jaar wereldgeschiedenis ontvouwt zich het grootse plan van Gods Barmhartigheid over het gevallen mensdom in de verzoening van Ontfermicheit en Gerechtigheid, door de bemiddeling van de Allerzuiverste Maagd, die boven alle vrouwen werd uitverkoren om de Moeder te zijn van den Godmens. In dit raam heeft de dichter taferelen geschapen van ontroerende schoonheid: de verleiding van Eva door het serpent; van Adam door de vrouw; de dood van den eersten mens met de belofte en de eerste hoop van verlossing; de verzuchtingen der aartsvaders in het voorgeborgte der hel, verwerking van het oude profetenspel; de ellende der dolende mensheid verpersoonlijkt door Bitter Ellende, die Innich Gebet gaat opzoeken, opdat deze voor ons bij Gods Barmhartigheid ten beste zou spreken; het grootse pleit van Barmhartigheid en Gerechtigheid in den hemel, waarin geheel de leer van de noodzakelijkheid der Menswording tot een overvloedige verlossing wordt uitgewerkt; als Barmhartigheid door Gerechtigheid uitgedaagd en door Waarheid geleid zich tot de hoogste engelen wendt: of daar een hunner uit liefde voor de mensen wil sterven en zij allen zwijgen, tot de Zoon van God zich aanbiedt in verzoening. Een machtig intellectualisme kenmerkt dit pleit, dat overigens in de Middeleeuwen zeer geliefd was. En dan aan het slot de boodschap zelf, met daar tussenin voortdurend de lof van Haar, wier verheerlijking onze vrome vaderen nooit genoeg konden zingen. De zevende Blischap, met
den dood en de hemelvaart van Maria liet meer vrijheid aan de verbeelding en de fantasie van den dichter. Op het stramien van apocriefe verhalen heeft hij voortgeborduurd: taferelen met vele toneelmogelijkheden, die wel eens enigszins koddig aandoen: de apostelen die in een wolk worden gehuld en bij Maria's sterfbed neergelaten; de onwil der duivelen om Maria's ziel te halen en hun afstraffing door Michaël; de met blindheid geslagen Joden die wroeten als een puut, enz. Toch levendig, bewogen, minder
| |
| |
groots, met meer realisme, in een goede groepering om de éne figuur die alles beheerst: Maria.
Deze spelen behoren tot een internationaal genre, waarvan zij wellicht de beste vertegenwoordigers zijn. Onze dichters wisten maat te houden. Wij hebben geen spelen van 20, 30.000 verzen, die dagen in beslag namen; alleen spelen van 2.000 verzen die enkele uren duurden. Zij zijn wel is waar een aaneenschakeling van gebeurtenissen over verscheidene jaren: over zes duizend in de eerste, over twintig in de zevende Bliscap. Maar deze gebeurtenissen beelden één grote idee uit, de Verlossing, of één groot geheimenis, de hemelvaart, waardoor ook eenheid en samenhang verzekerd wordt. En zij beelden die gebeurtenissen uit, niet in lange verhalen, maar door rechtstreekse veraanschouwelijking. Er is handeling, spel; drama. De karakterizering is nog typisch, meer dan individueeel; maar schept toch enkele markante goed onderscheiden gestalten. Van de allegorie, die verpersoonlijking van abstracte gedachten of gevoelens, die het ideële van de Middeleeuwse kunst ondersteunde, wordt een spaarzaam gebruik gemaakt. En zijn het nog wel abstracties, die Bitter Ellende, dat Innich Gebet, die pleiderenden voor Gods troon? Ook hier dringt de werkelijkheid door. De duivelen zorgen voor de nodige afwisseling. Want zoals in de realiteit mocht ook hier het comische niet ontbreken. Maar nergens ontaardt dit realisme in het laag-grove van de vulgaire boert, zoals dit elders vaak het geval is. Zo doordringt overal een gezonde werkelijksheidszin het verheven idealisme van onze Middeleeuwse kunst.
Zulk een spel gaf ook veel te zien en te horen. Naast de vele hoofdpersonages, veertig in de eerste Blischap, die echter door slechts 18 werden vertolkt, kwamen de vele figuranten: de scharen van het volk, van de engelen, van de apostelen. Allen rijk gecostumeerd, zoals de rijke processiën die te aanschouwen gaven. De pauzen, silete's tussen de verschillende taferelen werden door muziek op allerlei instrumenten aangevuld en vele kerkelijke hymnen, orgelende engelen onderbraken de vertoning en verhoogden het genot. Van land en stad kwam het volk te zamen op de grote Markt, waar het toneel, misschien in den vorm van het coliseum, d.i. van een halfrond, voor het stadhuis was opgericht. Hierop stonden de verschillende plaatsen waar het stuk speelde, in bonte mengeling waarschijnlijk, als zovele mansiones of huisjes afgebeeld; er was een gapende hel met
| |
| |
voorgeborchte, er was een hemel, die wat hoger lag. Een toneel met verdieping schijnt niet te hebben bestaan. Aanvankelijk werden deze spelen wel georganiseerd door de geestelijkheid; doch bij de grotere verwereldlijking werd de zorg er voor aan leken overgedragen. Vaak moeide het stadsbestuur er zich mede; die dan de gilden, te Brussel de schuttersgilden, met de uitvoering belastte. Ook de rederijkers konden er toe geroepen worden het hunne bij te dragen.
Bestond er te onzent naast dit simultaan-toneel, ook een ruimtetoneel, waarbij met elke nieuwe gebeurtenis de opvoering zich verplaatsen kon langs de markt en de straten? Misschien wel, zoals uit sommige schilderijen mocht blijken, en wij reeds bij de processiën vermelden. Niet alle mysteriespelen waren zo groots opgevat. Zij zijn er niet minder levendig om. Aldus nog het ook bewaarde spel van de Vijf dwaze en de vijf vroede Maagden: een zeer geliefde uitwerking van de bekende parabel, die steeds diep de gemoederen aangreep. Geheel het hiëratische van de heilige handeling wordt hier in de sfeer van het werkelijke leven neergehaald, vooral in de taferelen met het ijdele pronken en pretmaken der dwaze maagden. De dichter heeft het gezond verstand gehad het met de vroeden kort te maken; des te uitvoeriger worden de dwaze in haar dagelijks bedrijf voorgesteld. Hoe dringt hier in het typische der allegorieën de werkelijkheid door! Alles zo echt en zo dwaas, in pittige, sappige volkstaal. En ook hier ontbraken de prachtige stoeten niet, met Jesus en Maria in staatsiegewaden aan het hoofd. Terwijl ook wereldse liedjes afwisselden met statige liturgische gezangen. Zonder overdaad, in de passende stemming en de volle eenheid der parabel. Met daarom walmenden wierook, genot voor alle zintuigen en voor den geest.
Andere godsdienstige spelen waren de heiligenspelen. Er zijn er ontelbare geweest. Men mag zeggen dat ieder stad, ja ieder dorp de gedramatiseerde legende van haar schutsheilige had. Het voornaamste dat nog bewaard is, is dat van St. Trudo: met geheel het leven van dezen Haspengouwsen edelman, in twee grote delen, die jaarlijks om de beurt werden vertoond: van zijn geboorte af en zijn doopsel tot aan zijn priesterwijding in het eerste, van zijn priesterwijding en zijn apostolaat tot zijn dood in het tweede. Met vele duvelrieën, uitbeelding van de macht van het kwade om den groei in de heiligheid te beletten. Veel gaf dit spel ook te
| |
| |
zien; rijke stoeten van edellieden en edelvrouwen; grootse kerkelijke plechtigheden: doopsel; priesterwijding; bisschoppen en palsgraven, religieuzen op hun knieën om het sterfbed; springende fonteinen, Trudo's ziel als een kind ten hemel opgedragen. Een echte kinemavertoning, waaraan trouwens vele van deze in losse taferelen uitgebeelde geschiedenissen doen denken.
Van een derde soort van geschiedkundig-godsdienstige spelen, de mirakelspelen - dramatiseringen van een of ander wonder verkregen in 't bijzonder door de voorspraak van Maria - is er ook een grote voorraad geweest. Het meesterstuk is wel Mariken van Nieumeghen. Welk een verschil met dat andere ook nog bewaarde mirakelspel van den sacramente van der Nieuwervaert! Is daartegenover Mariken van Nieumeghen nog wel een mirakelspel? Wij vergeten het bijna; het is nog slechts een mirakel zoals dit zich voordoet in het dagelijkse leven door de verborgen werking der genade. Het begint in den huiselijken kring van een eenvoudig dorpspastoor. De in het volle volksleven ingrijpende politieke twisten zetten het in beweging. Het speelt zich af op den nationalen achtergrond, in het eigen land, te Venlo, te Nijmegen, te 's Hertogenbosch, te Antwerpen, de triumphante stad, waarvan de dichter, een rederijker, klaarblijkelijk afkomstig was. De duivel zelf, Moenen, is reeds veeleer een modern verleider, die het verstaat jonge vrouwen aan den haak te krijgen. Het beweegt zich te midden van het allen bekende volksleven, in de havenkroeg ‘Den gulden Boom’, waar alle die kwistgooikens, alle die vroukens van leven, waar al dat in 't wilde lijdt zijnen tijd, te samen komt, waar de knapen de roomenij en de hypocras tappen, waar gedronken wordt, getierd en gevochten en gemoord, om te eindigen bij een ommegang, een vrome processie met een wagenspel, een spel in een spel, dat den ommekeer brengt. Het is een stuk aangrijpende menselijkheid geworden, van onzen besten dramaturg, den besten dramaturg wellicht uit de Middeleeuwen. Het Frans heeft vele mirakelspelen, met vaak zeer wereldse elementen; maar niets dat kan vergeleken worden met ons enig Mariken van Nieumeghen. Een spel uit de lente der nieuwe tijden, zoals die zich te onzent aan 't voorbereiden waren buiten den invloed van het humanisme om.
Intussen was, in navolging van het geestelijk godsdienstig toneel met zijn godsdienstige geschiedenissen, het wereldlijk
| |
| |
toneel zijn romantische geschiedenissen tot drama gaan verwerken. En daar het zich ongehinderd had kunnen voortzetten, had het wellicht ook vroeger een volmaakter techniek bereikt. Nog uit het midden der veertiende eeuw dateren onze vier zogenaamde abele spelen, die ons ook slechts toevallig zijn bewaard, omdat zij in een groot verzamelhandschrift, dat nog is kunnen gered worden, werden opgenomen. De spelen van Esmoreit, Gloriant, Lanseloet van Denemarken, Van den Winter en van den Zomer. Abele spelen: geen technische term; maar een modewoord uit dien tijd, dat zoveel betekende als: goed, voortreffelijk. Spelen reeds alle van liefde: van zuiver idyllische, maar ook van sterke en tragische liefde. In de volle eenheid van een zich verwikkelend en reeds enigszins uit de karakters ontwikkelend geval, vertonen ze ook reeds een grotere literaire gaafheid. Het toneel verplaatst zich voortdurend, van het ene einde van den aardbol soms naar het andere, in bonte geographische verwarring: in korte, bij de ontlading der volle stemming gebonden, als in zovele hoogtepunten, nog wat lyrisch opgetrokken gestiliseerde taferelen; zonder nutteloze uitweidingen met plompe ruwheden, al komen er ook comische figuren in voor, of met misplaatste moralisaties.
Ook hier mogen wij bogen op het beste in de West-Europese dramatiek. Hoe springlevend en speelbaar ze zijn gebleven, hebben de talrijke opvoeringen van Esmoreit of van Lanseloet in 't bijzonder, nog op onze dagen bewezen. En wanneer soms een dier spelen in het Frans wordt vertaald, zoals onlangs Lanseloet door Prof. Guiette, dan wekt het de verbazing op van de Franse moderne critiek, die niet kan geloven dat het Middeleeuws toneel ooit zo iets heeft voortgebracht en drukt zij de mening uit, dat zij hier een ‘supercherie’ van een hedendaagsen archaiserenden dichter vóór zich heeft.
Ook dit wereldlijk toneel heeft zeer welig te onzent gebloeid. Maar, buiten enkele titels is weer zo goed als niets bewaard. De zogenaamde Historiaelspelen, met een onderwerp uit de, gewijde of profane, geschiedenis, voorlopers van de Bijbelspelen en historische spelen, kunnen er toe gerekend worden. Uit de vijftiende eeuw is ons echter nog een spel bekend, dat als het eerste burgerlijk drama in de wereldliteratuur mag doorgaan: het spel van Dierick den Hollandere ende Katharina Scheermertens: het is de geschiedenis van een jongeling uit Middelburg die, tegen zijn
| |
| |
stand, zijn liefde heeft gezet op een naaister. Wat heeft onze dichter zijn Aeneas en Dido goed begrepen! Wat heeft hij al niet geleerd van Pyramus en Thisbe, van Narcissus en Echo, van Floris en Blancefloer! Maar vooral met welk een durf heeft hij dat alles ter zijde geschoven, om in de werkelijkheid van het menselijke hart en in 't actuele bedrijf van zijn eigen tijd en volk, het eeuwig drama der liefde in al zijn sentimentaliteit na te speuren en uit te beelden! Helaas er treden te veel abstracties in op, vooral sinnekens, die de rol der duivelen hebben overgenomen, die feitelijk de in de harten de liefde storende en verwarrende gevoelens vertolken. De tijd was nog niet gekomen om die psychologie zich in de levende personen te laten uiten.
De ernstige spelen werden vaak gevolgd door sotternieën of cluten, esbatementen, zoals spelen ter vervrolijking vaak werden genoemd: gewoonlijk korte, later wat langere en zelfstandige uitbeeldingen van het meestal ruwe volksleven. Een tamelijk aanzienlijk aantal zijn er ons nog van overgeleverd. Zij doen over 't algemeen als reëler aan en hebben dan ook geen abstracte personages. Al is ook hier veel conventioneel. Sommige hebben een onweerstaanbare vis comica en naderen reeds tot het meer literaire blijspel. En ook die spelen moeten niet voor het beste van elders onderdoen. Sommige worden nog met succes vertoond; andere, zoals de Bervoete Broers of de Sotslach, zouden ook nog wel de lachspieren in beweging brengen en zelfs den aesthetischen zin aangenaam aandoen. Zulke wereldlijke spelen werden natuurlijk met meer beperkte middelen opgevoerd: in een zaal; in open lucht ook, bij kermissen en andere populaire vermakelijkheden; op een eenvoudig verhoog dat wel eens uit door tonnen geschraagde planken bestond; of op een nog opgesmukten praalwagen uit den ommegang. Veel van wat gezegd wordt vertoond te zijn werd misschien aan de verbeelding overgelaten; al ontbrak het hier ook niet aan machinerieën, waarschijnlijk zelfs niet aan maskers. Ook zulke spelen maakten deel uit van het gewone volksleven.
Vele van die kleinere spelen, ook van de godsdienstige, werden aan het privaat initiatief overgelaten, en vertoond door toevallige of vaste gezelschappen: ghesellen van der stede, die in den dienst van de stad voor vermakelijkheden en ommegangen zorgden; ghesellen van der kercke, ghesellen vanden spele, en andere. Wanneer zulke gezelschappen zich inrichtten tot broederschappen, naar het voor- | |
| |
beeld der gilden, in 't bijzonder der schuttersgilden, werden zij de kamers van rhetorica. Zij namen deel aan de inrichting van de grote godsdienstige spelen, en leverden er ook acteurs voor; zij begeleidden de schuttersgilden op hun wedstrijden; zij kregen opdrachten van het stedelijk magistraat voor de ordening van feesten en optochten en ontvingen er voor in ruil steun en bescherming door een vast statuut, en enkele vurig begeerde voorrechten, wat ze ook tot een zekere afhankelijkheid dwong: hun hoofdman of prins was vaak één der heren van de stedelijke magistraat. Zij ontwikkelden zich steeds meer zelfstandig in de beoefening der dichtkunst, en dan bijzonder van het toneel.
Het meest door de rederijkers beoefende toneel was het Spel van Sinnen: het gedachtenspel. Het wordt gekenmerkt door zijn allegorische personages. De allegorie komt ook wel in andere spelen voor, maar zij verdringt er de levende personen nog niet. De allegorie was in de Middeleeuwen zeer geliefd: abstractie van eigenschappen, hoedanigheden, deugden en ondeugden, gevoelens, gedachten, enz. Zij waren een eerste poging tot psychologie en zielsontleding. Zij leenden zich gemakkelijk tot het uitdrukken van waarheden op zedelijk gebied, van lessen van levenswijsheid, van gevoelens en verlangens, en werden dan ook gaarne voor de stomme vertoningen aangewend.
Door die Spelen van Sinnen konden de rederijkers best ingrijpen en stelling nemen, in de grote strijdvragen van hun tijd: godsdienstige, economische, sociale, politieke; en een machtigen invloed uitoefenen op de gemoederen van het volk en op de openbare opinie. Wat dan de waakzaamheid der gezaghebbers gaande maakte, en wat hun wel eens, ten tijde van de godsdienstige en politieke troebelen, duur te staan kwam.
Zulke spelen waren gewoonlijk niet lang, gemiddeld van zes tot negen honderd verzen. Bij alle mogelijke gelegenheden, openbare of private, werden er vertoond; in de kamer; daarbuiten; bij intieme feesten, zoals bij een bruiloft, de zogenaamde tafelspelen; bij publieke aangelegenheden, met wensen en geschenken: presentspelen, enz. Steeds meer kwam het gebruik in zwang om de vertoonde leer in zogenaamde toghen te veraanschouwelijken: stomme vertoningen of doeken, waardoor het aandeel der schilderkunst nog aangroeide. Muziek ontbrak evenmin.
Wij kennen die spelen uit talrijke nieuwe uitgaven. Er
| |
| |
zijn er heel wat meer. die nog geen uitgever hebben gevenden. Of onze literatuur er door zou verrijkt worden, willen wij betwijfelen: het genre is zichzelf twee, drie eeuwen gelijk gebleven. En het beste heeft wel reeds het licht gezien.
Er zijn er die deze spelen van sinne niet kunnen verdragen, omdat de levende mens er door abstracties vervangen wordt. Maar in vele gevallen kan men zich bij die abstracties den naam van een persoon denken, en zij worden uitbeeldingen van karakters. Zo is dan ook het spel van sinne de overgang naar het karakterspel, naar het Renaissance spel. En onze dichters wisten toch die abstracties te verwikkelen in een aardig gevalletje, en ze tegen elkander te laten optreden in springlevende dialogen, die nooit, zoals elders, in ellenlange betogen vervielen: vertalingen uit vreemde literaturen, er zijn er zo ook geweest, laten zich dadelijk door die matte redevoeringen onderscheiden. Ook hier blijft te onzent alles spel en actie; dat tot geen preek ontaardt, zoals dit wel gebeurt, zelfs wanneer zulk een spel in een andere taal wordt overgezet, zoals ons Elckerlijc. Wat ze nu minder speelbaar maakt is wellicht eerder te wijten aan de opgedirkte taal.
Dat ook hier hoge kunst kon bereikt worden blijkt uit het zoëven vermelde spel van Elckerlijc, d.i. Een ieder, de mens: het spel van den mens om de eeuwigheid. In al zijn soberen eenvoud een klassiek spel, dat nog de bewondering van in de studie van het Griekse treurspel vergrijsde classici opwekt. Ook weer veruit het meesterstuk van het genre in de Europese letterkunde. Het werd vertaald in het Engels als Everyman, dat de Engelse geleerden voor hun letterkunde als oorspronkelijk willen opeisen. Zij dulden zelfs niet, dat er in hun land hiertegen geschreven wordt. Een Engelsman die de oorspronkelijkheid van het Dietse spel wilde bewijzen, liet mij weten dat geen tijdschrift in Engeland bereid gevonden werd om zijn studie op te nemen, zodat hij zich tot een Amerikaans tijdschrift moest wenden. Een laatste aanval tegen ons Elckerlijc, nog wel in eigen land, was aanleiding voor mij om de prioriteit van ons spel buiten allen mogelijken twijfel vast te stellen. Wij konden zelfs aantonen op welken druk het Engels had vertaald, op den derden druk nl. van Willem Vorsterman van ca. 1520-25. Die druk heeft v. 427: Och wien sal iet dan claghen Mede te gaen in desen groten last, waar claghen niet past en waar de twee oudere drukken en een nog bewaard handschrift alle drie hebben
| |
| |
ghewaghen: wien zal ik er nu om aanspreken. Welnu, dit claghen is niet meer dan een drukfout: de zetter heeft het slot van het voorgaande vers dat uitging op beclaghen hier overgenomen. En die drukfout heeft het Engels: to whom shall I make my mone. De strijd om de prioriteit van Elckerlijc is de strijd om het bezit van een der heerlijkste spelen uit de Middeleeuwen. Het werd vertaald in 't Latijn, later zelfs omgewerkt tot een volbloed renaissancistisch spel. Maar onder allerlei literair bijwerk gaat hier de ziel verloren. En het eenvoudige Elckerlijc in ontelbare talen overgebracht zet nog steeds zijn veroveringstocht voort tot in het verre Indië, ja tot in de verste landstreken der aarde.
***
Herhaaldelijk daagden de kamers elkander uit tot een toneelwedstrijd, in navolging van de wedstrijden der schuttersgilden. Van heinde en verre, zowel uit het Noorden als uit het Zuiden, kwamen zij dan, met veel pracht en luister, bijeen om elk zijn eigen spelen op te voeren; een spel van sinnen waarvan het onderwerp, een zin, een gedachte, b.v. wat den mens bij 't sterven meest kan troosten, zoals in 1539 te Gent, wat den mens meest tot kunst opwekt, zoals te Antte Gent, wat den mens meest tot kunst opwekt, zoals te Antnoemen zulke grote wedstrijden nu landjuweel: naar den prijs die werd uitgeloofd, het juweel, een of andere kostbaarheid, b.v. een zilveren schaal, of eerder naar het Fr. Joel = spel, feest, dat als juweel werd opgevat. Het eigenlijke landjuweel is echter gebleken te zijn een cyclus van zeven zulke wedstrijden onder de Brabantse verbondene kamers. Het is een uitsluitend Brabants woord. Er is slechts één zulk landjuweel geweest, dat in 1515 te Mechelen begon en in 1561 te Antwerpen eindigde. Alle andere heten eenvoudig wedstrijd; in Brabant, om ze te onderscheiden van de wedstrijden van het landjuweel haechspelen. Dat zijn dus: buiten het landjuweel gehouden wedstrijden.
Wat zulke wedstrijden waren, wat zij betekenden voor het leven en de cultuur van ons volk, hoef ik u niet uitvoerig uiteen te zetten. Hoevele er zijn geweest is moeilijk uit te maken. Te Winkel heeft er negentig geteld in de vijftiende eeuw en een honderdtal in de eerste helft der zestiende tot 1561. Niet alle waren even groots. De beruchtste is die van Gent in 1539. Het was in de eerste jaren der Hervorming, waarvan de meesten te onzent zich nog wel niet
| |
| |
de strekking als een breuk met de Kerk bewust waren. Doch Luther had de vraag naar de verdienstelijkheid onzer goede werken als uitsluitend verkregen door de genade van Christus, op den voorgrond der belangstelling geplaatst. En onze burgers-rederijkers hadden er de gelegenheid in gezien om de zogenaamde werkheiligheid aan de kaak te stellen in hevige hekeling van allerlei godsdienstige praktijken, die als schijnheiligheid werden gebrandmerkt, zodat die spelen van Gent den indruk kunnen maken alsof het te onzent reeds overal Lutherde. Maar een breuk met de Kerk of met enige geloofsleer wordt er nergens in voorgestaan; alleen werd, in de nieuwe taal, een aloude, nu bij het volk bewust geworden geloofsleer ten tonele gebracht.
Het schitterendste feest is u wel bekend, dat van Antwerpen in 1561, dat het landjuweel besloot. Het schitterendste, niet om het aantal der deelnemende kamers: slechts vijftien, de verbonden kamers van Brabant, waren uitgenodigd; terwijl soms elders twintig, dertig kamers optraden; maar om de pracht die er werd ten toon gespreid. Aan de Violieren was de inrichting toevertrouwd: zij hadden, reeds jaren te voren, den zesden wedstrijd van het landjuweel gewonnen. De stoet bestond uit niet minder dan 1426 ruiters in van goud blinkend gewaad en uit 23 welgesierde antieke speelwagens met personagiën en 197 andere wagens. De eerste prijs voor 't schoonste incomen en tevens ‘voor tfiguerlijeste en dmoralijeste incomen’ werd toegekend aan 't Mariencransken van Brussel: met 340 deelnemers ‘te peerde, alle ghecleedt in roode cramoiside lange casacken, met silveren passement, roode hoeien ghemaect in fatsoene van antieke helmetten, wambuysen, plumagien, leerskens wit, ghegort met enen gordel curioselick ghevlochten van gouden tocque van vierdeley coleure, geel, root, blau ende witte’. Natuurlijk ontbraken de maagden en maagdekens evenmin. Doch ook de andere kamers, van Lier, van Mechelen in 't bijzonder, moesten met hun ongeveer even groot getal deelnemers en hun wagens niet veel voor dien luister der hoofdstad onderdoen. De Engelse zaakgelastigde Richard Clough, die de intrede bijwoonde, was er zo door opgetogen, dat hij verklaarde nooit zo iets te hebben gezien noch te zullen zien; en hij besloot zijn verslag met de woorden: Een volk dat zo iets kan, kan meer.
Na de intrede vereerden de kamers met hun opgesmukt blazoen de inrichtende kamer. 's Anderendaags werd in
| |
| |
tegenwoordigheid van de magistraat geloot voor de volgorde der spelen; den dag daarop had een plechtige optocht plaats naar de Kerk en vertoonde de feestvierende kamer een begroetingsspel. Andere feestelijkheden, zoals een ‘rijcekelijc banket’ volgden, tot eindelijk de wedstrijd begon, met elken dag één kamer die haar spelen uitvoerde. Niet slechts de kunst van het woord werd beloond; er waren prijzen voor het schoonste inkomen, voor het schoonste blazoen, voor den plechtigsten kerkgang, en voor allerlei bijkomstigheden, die de pracht en de vreugde moesten verhogen; voor den onnozelsten zot, ja tot voor het best versierde logies, want heel de stad nam aan het feest deel. En dat duurde zo drie weken. Het eindigde met ruzie! Leuven had den prijs gewonnen voor het beste spel van Sinne; ' s Hertogenboch voor het beste esbatement. En de prijs moest gaan naar het beste esbatement! 's Hertogenbosch kaapte den helen inzet mee.
Hiermede was het hoogtepunt dier wedstrijden bereikt. Daarna kwam het verval, ook voor de kamers. In Noord-Nederland, waar ze door den tegestand der Calvinisten, die vijandig stonden tegenover het toneel zoals tegenover alle volksvermakelijkheden, werden onderdrukt, verdwenen zij allengs. om plaats te maken voor dichtgenootschappen; in Zuid-Nederland, een tijd sterk belemmerd door de godsdienstige en politieke troebelen, leefden zij onder Albrecht en Isabella op, doch leidden daarna, bij de dalende welvaart, onder vreemde overheersing, zonder hogere bescherming, een kwijnend bestaan. Nog flakkerde hun bedrijvigheid even op onder Maria Theresia, om er den strijd om ons volksbestaan .aan te binden. Weinige overleefden de Franse overheersing en bereidden toen de wegen voor de Vlaamse Wedergeboorte in de eerste helft der negentiende eeuw. Uit hun schoot traden velen onzer eerste dichters en voormannen op, met zelfs J.F. Willems en K. Ledeganck. Nog trachten enkele, zij het ook met gewijzigden geest, de oude traditie voort te zetten of nemen de maatschappijen van ons liefhebberstoneel hun hoge taak bij de gemeenschap over.
Zo was het toneel voor onze Vaderen een verheven volksvermaak, waarin de nog naar den geest onverdeelde gemeenschap geheel kon opgaan: met een niet te onderschatten kracht voor zedelijke, sociale en godsdienstige opvoeding; en wij hebben alleszins reden om fier te zijn op wat in dit opzicht
| |
| |
te onzent werd bereikt. Evenals onze schilderkunst was onze woordkunst hier op weg naar nieuwe tijden, zodat ons toneel niet zoals b.v. in Frankrijk door het humanisme is overrompeld geworden; maar krachtig genoeg in zich zelf gevestigd stond om den opbouw van een eigen nationaal humanistisch toneel mogelijk te maken. In het Noorden blijft de geest van het middeleeuws toneel nog bij de besten, bij Vondel, bij Breeroo, zelfs bij Hooft, den klassieken vorm bezielen. Bij ons wist het zich, onder velerlei invloeden, van het humanisme, van het Spaanse toneel, van het Franse klassicisme, toch te handhaven; en tot in onze tijden hebben de rederijkers, naar het getuigenis van Prof. Monteyne, de evolutie van het Vlaams toneel beïnvloed.
Ook op het gebied van het toneel hebben wij dus adelbrieven van grootheid en schoonheid. In een naar den geest verdeelde maatschappij met de zo gewijzigde levensomstandigheden, bij zo verschillende aesthetische behoeften en opvattingen, past het u die, in de mate van het mogelijke, hoog te houden, in den dienst van het volk. Goed heil!
Prof. Dr.J.VAN MIERLO S.J.
|
|