breekt de samenhang allerminst. Het personage Wolf uit ‘Overal leegte’ gaat in de nachtelijke uren uitgedost als clown de straat op. Daarbij zingt hij het kinderliedje ‘Schipper mag ik overvaren, ja of nee?’, wat aansluit bij zijn eerder vermelde fascinatie door het beroep van binnenvaartschipper. Aan het einde van het verhaal springt hij van een brug op een varend schip. De verbijsterde verteller ziet hem, in kleermakerszit op de boeg gezeten, in de verte verdwijnen. Een prachtige slotscène.
In ‘Balthasar Tak’ verlenen de herhaaldelijk beschreven insecten samenhang aan het verhaal. Het herhaald uitspreken van de achternaam van de hoofdfiguur levert het geluid op van een zwerm sprinkhanen die tegen een tent slaat (p. 96). Ook is er de associatie met een wandelende tak. Het meisje An wordt vergeleken met een mier (p. 60). Het verbaast dan ook niet dat de titelfiguur samen met de sprinkhanen wordt verdelgd.
Om deze ontknoping is het echter niet begonnen, daar de afoop van het verhaal eerder al is prijsgegeven. Als Balthasar kennismaakt met zijn werkgeefster, een bejaarde vrouw in een rolstoel, deelt de alwetende verteller het volgende over hem mee: ‘Hij kijkt haar vriendelijk aan, nog niet wetend dat dit invalide oudje zijn dood zal worden’ (p. 77). Gewapend met een vlammenwerper gaat zij in het infernale slot van het verhaal de sprinkhanen te lijf, daarbij ook Balthasar tot slachtofer makend. Een verteller die meer weet dan zijn personages treedt eveneens op in het sfeerrijke slotverhaal, zoals blijkt uit de zin: ‘Traag, zonder dat hij het doorheeft, klimt het vlammetje in de richting van zijn vingers’ (p. 188).
Ook in de overige twee verhalen, gesteld in de eerste persoon, beschikt de verteller over een voorsprong in kennis. Toch intrigeren zij, net als de andere twee, in hoge mate. De verteller mag dan meer weten dan de personages, zijn toelichting is doorgaans uiterst summier. In het bijzonder suggestieve verhaal ‘Kraaien in de schoorsteen’ blijft bijvoorbeeld veel in het ongewisse. ‘Balthasar Tak’ heeft het karakter van een bange droom, zoals wordt gesuggereerd door de passage uit de roman Siegfried van Harry Mulisch, die bij wijze van motto aan het verhaal voorafgaat. Daarin wordt gesteld dat een droom in de tegenwoordige tijd moet worden verteld ‘aangezien dromen net zo min als mythen historisch van aard waren.’ ‘Balthasar Tak’ staat inderdaad in de onvoltooid tegenwoordige tijd.
De kracht van Nestvlieders schuilt vooral in de volstrekt eigen sfeer die de verhalen beheerst. Om die te karakteriseren schieten woorden als ‘vervreemdend’ en ‘onheilspellend’ tekort. De verhalen worden bevolkt door