en daarvandaan verder naar het tijdschrift, vrij toegankelijk voor iedere belangstellende. Gekoppeld aan een soort zeventiende-eeuw-Startpagina of -Portal zal het tijdschrift binnen afzienbare tijd, nog meer dan het al is, de vanzelfsprekende zoek- en vindplaats zijn voor iedereen ter wereld die serieus met de zeventiende eeuw in de Nederlanden bezig is. En dat zijn nogal wat mensen, zoals bekend.
Velen zullen overigens ook gehecht blijven aan de papieren versie, niet alleen vanwege de eigen briefjes en strepen, uitroeptekens en vraagtekens in de marges, maar ook vanwege het stukje geschiedenis dat het papier nu eenmaal in herinnering brengt, die altijd veelbelovende plof op de mat, twee- en soms driemaal per jaar. En soms een zware plof: de Vrede van Munster (jaargang 13 nummer 1) weegt bijna anderhalf pond; de nummers over Woord en Beeld en dat over Christiaan Huygens doen daar niet voor onder. En veel betekent hier altijd goed want de redactie laat niet met zich spotten.
Maar het is nu niet het moment om onszelf te feliciteren met de prachtige resultaten en het vele, vele werk dat daarvoor verricht is - eerder is een woord van dank aan de uitgevers op zijn plaats, eerst Arno van der Plank en vanaf de zevende jaargang Thijs Verloren. En, voor de recente digitalisering, aan de redactie van de dbnl. Ook de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde heeft al ruim twintig jaar een mooie rol gespeeld, ik kom daar zo meteen nog op.
De belangrijkste vraag voor nu is: werkt de werkgroep ook, zoals hij bedoeld is? Vervult hij inderdaad de ‘stimulerende en coördinerende rol’ in het onderzoek, die de oprichters voor ogen stond? Met dat stimuleren zit het zonder meer goed, al was het maar door die jaarlijkse congressen en de ruime mogelijkheden die daar aan alle vakbeoefenaren worden geboden, ook aan net- en zelfs nog niet-afgestudeerden, om vondsten en visies aan anderen voor te leggen. Laagdrempelig is het woord niet (het moet wel ‘ergens over gaan’, zoals dat heet), maar work in progress is altijd zeer welkom. Denk bij stimuleren ook aan de tweejaarlijkse scriptieprijs: 500 euro voor ‘een uitstekende masterscriptie op het gebied van de zeventiende-eeuwse cultuur in de Nederlanden, geschreven door een student of recent afgestudeerde cultuurwetenschapper’. Niet dat een goede student beter zal gaan presteren met zo'n bedrag in het vooruitzicht, maar de erkenning die eruit spreekt kan iemands keuze voor de toekomst bepalen. En op zijn minst betekent dat toch maar weer een extra lid voor de Werkgroep.