Kruyskamp-prijs 2009
Dankwoord door Frans Debrabandere
Mijnheer de voorzitter, dames en heren, beste vrienden uit de Nederlanden
Allereerst wil ik u zeggen dat ik me gevleid en vereerd voel met deze prijs, die de naam draagt van de grote lexicograaf C. Kruyskamp. Bijgevolg spreek ik mijn dank uit aan de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde en de jury van de Kruyskamp-prijs, omdat zij me waardig hebben gevonden om deze prestigieuze prijs in ontvangst te nemen.
De Engelse 18de-eeuwse lexicograaf S. Johnson schreef: ‘To make dictionaries is dull work’. ‘Saai werk’, vond hij. En nagenoeg een eeuw later schreef onze Johan Hendrik Van Dale in het voorbericht van zijn bewerking van Calisch & Calisch: ‘Het schrijven van een Woordenboek is een ondankbaar, een verdrietig werk. Is er veel, dat men heeft opgenomen en verbeterd, er is nog veel meer, dat men vergeten heeft, dat de aandacht ontsnapt is en alzoo onverbeterd is gebleven. Verzekerde een mijner letterkundige vrienden, dat hij, die zijn vader en moeder vermoord heeft, nog te goed was om een Woordenboek te schrijven, ik heb mijzelven vaak twijfelmoedig de vraag gedaan, of hij wel volkomen ongelijk had. Daarom hebben zij, dunkt mij, die zich aan zulk arbeid wagen, aanspraak op eene welwillende beoordeling.’ Aan deze laatste aanspraak is nu in elk geval voldaan door deze Maatschappij, die mijn lexicografisch werk zo welwillend beoordeeld heeft. Ik ben het eens met mijn streekgenoot Van Dale, want Sluis is tenslotte een stukje West-Vlaanderen, ooit een deel van het Brugse Vrije, dat een woordenboek nooit af is, nooit volmaakt, nooit volledig. Hebben we allemaal bij het naslaan van een woordenboek niet eens verzucht: ach, het staat er niet in. Of zelfs: ik ben het er niet mee eens? Maar ik ben het er helemaal oneens mee, dat lexicografie saai werk zou zijn, laat staan dat een woordenaar patri- of matricide neigingen zou vertonen. Een woordenboek samenstellen is zelfs een heel leuk tijdverdrijf, het is als een meccano, die je stukje bij beetje ineenknutselt. Elke dag dat je eraan gewerkt hebt, zie je het boek groeien en voor je het weet heb je honderden bladzijden, een woordenboek. Het onderscheid tussen de literator en de woordenaar ligt mijns inziens onder meer hierin dat de laatste vanwege de bondigheid van een woordenboekartikel in staat moet