Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs 2004
Advies van de Commissie voor schone letteren
Aan zijn roman De hand, de kaars en de mot geeft Rob van der Linden (1957) als ondertitel mee: ‘Familiegeschiedenis met valse profeten’. Slaan we de inhoudsopgave op dan komt de lezer de wonderlijkste hoofdstuktitels tegen, zoals ‘Over schoenmakers en kabouters’, ‘Over stambomen en hoogvliegers’ en ‘Over een helder moment en gefilterd licht’.
Bovendien valt op hoe vaak Van der Linden een hoofdstuk beëindigt met de suggestieve aanduiding: ‘Een verhaal in een verhaal’ en dan krijgt de lezer het relaas onder ogen dat bijvoorbeeld heet ‘Over teddyberen en een rugzak’, bovendien gedateerd 1988-1994.
Het moge duidelijk zijn: hier is een schrijver aan het woord die voortbouwend op de traditie van een klassieke roman in hoofdstukken tegelijkertijd beseft dat hij met die conventionele indeling niet uit de voeten kan. Hij wil meer, zijn vertellersbloed dwingt hem na elk hoofdstuk als het ware een nieuw hoofdstuk te beginnen.
In de kern is De hand, de kaars en de mot inderdaad een familiegeschiedenis. Hoofdpersoon Pieter van der Kleij, een zoon die deel uitmaakt van een wijdvertakte, gegoede familie, heeft zich in 1994 teruggetrokken in de Negev-woestijn van Israël nabij de ruënestad Sheva. Hier, in de verlatenheid, stelt hij het leven van zijn familie en zijn eigen leven op schrift. Hij doet dat met de intentie het dagboek uiteindelijk te begraven.
In de verlatenheid van de woestijn bestormen Pieter van der Kleij allerlei herinneringen, verhalen, beelden, geschiedenissen. Allereerst is de titel al een prachtige metafoor: de hand van de vader heeft de kaars, die de gestalte heeft van de moeder, ooit aangestoken. De mot is de valse Haarlemse profeet Manus, die zich te dicht bij de kaars heeft gewaagd en uiteindelijk aan diezelfde kaars ten onder gaat.
Van der Linden heeft de meer dan dertig, misschien wel veertig verhalen die hij vertelt strak in handen. Hij vertelt over zijn oom Paul, de uitvinder van Blue Band. Samen met oom Dorus cirkelen ze voortdurend rond de aarde om daarmee de tijd voor te blijven en de gelukzalige staat van tijdloosheid en dus onsterfelijkheid te bereiken. Een van de mooiste personages is tante Jo, die iedere avond in een zeemeermin verandert.