denis van de Nieuwe Tijd aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, over Het IJkpuntenproject: een zinvolle vorm van geschiedschrijving? Tien jaar geleden startte nwo het grote onderzoeksprogramma De Nederlandse cultuur in Europese context, dat beoogde het eigene van de Nederlandse cultuur in verleden en heden te bepalen. Daartoe wilde het interdisciplinair zijn, Nederland in de Europese context plaatsen en een breed panorama van de Nederlandse samenleving bieden. Gekozen werd voor een concentratie van de problematiek rond zogenaamde ijkpunten (1650, 1800, 1900, 1950). Behalve vele deelstudies zijn thans ook de vier synthesedelen verschenen, waarvan het eerste door spreker is geredigeerd. Deze maakte in zijn voordracht een eerste balans op, waarbij vragen aan de orde kwamen als: is het mogelijk zo'n reeks werken over verschillende perioden en door auteurs van verschillende vakgebieden vanuit één cultuurbegrip te schrijven?; is een dwarsdoorsnede (ijkpunt) voor de historicus zinvol en hanteerbaar? en hoe persoonlijk kan of mag zo'n synthese zijn?
Op 18 november tenslotte, sprak Marco Goud, als assistent in opleiding verbonden aan de Faculteit Cultuurwetenschappen van de Universiteit Maastricht, over de dichter P.C. Boutens, over wie hij een proefschrift voorbereidt. Zijn voordracht was getiteld P.C. Boutens: dichter en ziener. In de poëzie van Boutens komen zeer veel woorden voor die met zien, zichtbaarheid en onzichtbaarheid te maken hebben, en in veel gedichten wordt het zien gethematiseerd. Daarbij wordt echter niet zozeer gekeken naar de zichtbare, aardse werkelijkheid, maar veeleer naar een transcendente werkelijkheid die - voor wie er oog voor heeft - door de aardse werkelijkheid heen schemert. Spreker lichtte een en ander toe aan de hand van enkele gedichten die in zijn onderzoek centraal staan. Ook kwam de vraag aan de orde in hoeverre deze thematiek gerelateerd kan worden aan Boutens' symbolistisch getinte poëtica, waarin ‘onzegbaarheid’, ‘zwijgen’ en ‘het geheim’ een belangrijke rol spelen, en aan de cultuurhistorische context van rond 1900.
De werkvergaderingen werden door gemiddeld veertien leden en genodigden bijgewoond. De convocaties zijn verstuurd naar de circa 240 leden van de Maatschappij die in het Zuiden van Nederland, in België en in het Duitse grensgebied woonachtig zijn. Het bestuur bestond in het verslagjaar uit dr. Marcel van der Heijden en dr. Nel Rogier, voorzitters, dr. Diederik Grit, secretaris, Lizet Duyvendak, penningmeester, en dr. Jos Perry, lid.
Diederik Grit, secretaris