Tijdens het openbare gedeelte van de jaarvergadering verzorgde dr. Arnold Labrie, hoogleraar Maatschappij- en Cultuurgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Limburg te Maastricht, een voordracht onder de titel ‘Melancholie en samenleving in Duitsland rond 1800’. Hij besprak de opvallende neiging tot Weltschmerz, Krankheit zum Tode en Melancholie bij jonge schrijvers, kunstenaars en intellectuelen aan het einde van de achttiende eeuw. Het verhoogde zelfbewustzijn van deze jonge generatie ging vergezeld van een groeiende vervreemding van de samenleving. De spreker bracht deze ontwikkeling in verband met de context waarin de ‘Stürmer und Dränger’ leefden: veelal bedompte Duitse provinciesteden, waarin zij op zichzelf werden teruggeworpen.
De Zuidelijke Afdeling belegde in het werkjaar 1994, naast de jaarvergadering, nog drie gewone werkvergaderingen. In de werkvergadering van 25 juni 1994 sprak mw. dr. Marita Mathijsen over ‘François Haver-Schmidt, als voorlezer’, in de werkvergadering van 17 september 1994 sprak dr. Wil Derkse over ‘Mooi werk. Over schoonheid in de wetenschapsbeoefening’ en in de werkvergadering van 19 november sprak dr. Marcel van der Heijden onder de titel ‘Tweehonderd jaar literair Noord-Brabant. Van generaliteitsland tot randstadrand’.
De werkvergaderingen werden door gemiddeld vijftien leden en genodigden bijgewoond. Zij vonden telkens plaats in de Spiegelzaal van het Kanunnikenhuis te Maastricht, waar de Zuidelijke Afdeling de gastvrijheid genoot van de Hogeschool Maastricht, Faculteit Opleiding Tolk-Vertaler. De convocaties werden verstuurd naar de leden van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde die woonachtig zijn in het zuiden van Nederland, in België en in de Duitse grensstreek, en naar een aantal genodigden. Het bestuur van de Zuidelijke Afdeling bestond in het werkjaar 1994 uit dr. Wiel Kusters, voorzitter, Leo Herberghs, penningmeester, en dr. Peter Nissen, secretaris.
Peter Nissen, secretaris maart 1995