handen kreeg. Psychologisch gezien had Streuvels het gevoel dat Veen de juiste man was op de juiste plaats, al weten wij achteraf dat hij reëel werd bedot. Hoe Streuvels zijn vriend-uitgever Veen in de rug schiet door heel onverwacht twee prozabundels uit te geven bij de Rotterdamse uitgever Meindert Boogaerdt Jr. is dan weer een ander verhaal.
Met Streuvels had de pientere Amsterdamse uitgever meteen aansluiting gevonden op de Belgische avant-garde zoals die omstreeks de eeuwwisseling vorm kreeg in Van Nu en Straks. Het tijdschrift verkeerde constant in kopijnood en vond in Streuvels zijn belangrijkste kopijleverancier. En hier nijpt het schoentje! Al heel vlug verschenen drie Hollandse kapers op de kust: Willem Kloos, Albert Verwey en Lodewijk van Deyssel. De zes jaar oudere Verwey, enthousiast na de lectuur van Lenteleven en opgetogen door zijn bezoek aan Avelgem in april 1899, probeerde blijkens een brief van 23 juni 1899 Streuvels te strikken eerst voor zijn Tweemaandelijksch Tijdschrift, in 1902 omgedoopt tot De XXe Eeuw, en omstreeks 1905 voor De Beweging. Ik citeer: ‘De bedoeling is niet: u te onttrekken aan uw vlaamsche kring, waar u, naar het ons voorkomt, een schoone taak hebt, - maar van de beste stalen van uw werk jaarlijks enkele te doen zien in den grooteren hollandschen. Noord en Zuid-Nederland, vinden we, moet dit gelijkelijk ten goede komen.’ De Westvlaming heeft die vriendschap gehonoreerd met vijftien bijdragen, waaronder de publikatie van Soldatenbloed, een van zijn zeldzame toneelwerken, en met de volledige publikatie van De vlaschaard. In de briefwisseling tussen Noordwijk aan Zee en Ingooigem - Streuvels woonde ondertussen in het Lijsternest - kunnen we het ontstaan volgen van Streuvels' hoofdwerk, dat hij aanvankelijk in drie delen had geconcipieerd.
Stijn Streuvels en die ‘grotere Hollandse kring’, het is een boek op zichzelf. Om af te ronden wil ik nog kwijt dat de Westvlaming bijzonder veel heeft gehouden van het echtpaar Leo Simons, die in 1905 de Nederlandse Wereldbibliotheek had opgericht. Tussen 1895 en 1962 was Streuvels meer dan twintig keer in dit veelstromenland, zodat hij in zijn memoires terecht mocht schrijven dat hij ‘in die tijd meer vrienden en kennissen in Holland [had] dan in Vlaanderen zelf’. Symbolisch voor die liefde was zijn huwelijksreis naar Nederland tijdens de laatste twaalf septemberdagen van 1905. Op z'n eenennegentigste reisde hij een laatste keer naar Nederland, naar Den Haag, waar minister Cals hem op 14 december 1962 in de Ridderzaal, in naam van koningin Juliana, die hem spoedig daarna pri-