len ze de filoloog in staat de reconstructie die de Duitse geleerden Theodor Frings en Gabriele Schieb op grond van eerder ontdekte fragmenten van de Servaaslegende hadden gemaakt, te controleren en te corrigeren. De voordracht van dr. Goossens werd door 23 personen bijgewoond.
Min of meer onbedoeld is in de werkvergadering van de Zuidelijke Afdeling gedurende het afgelopen jaar het thema van de biografie centraal komen te staan. Op 2 mei 1992 belichtte het lid dr. Jac. Bosmans, hoogleraar te Nijmegen, in aanwezigheid van 15 leden en belangstellenden een aspect van zijn biografisch onderzoek naar de k.v.p.-politicus Romme. In oktober van 1991 verscheen het eerste deel van zijn Romme-biografie, dat de periode 1896 tot 1946 behandelt. In zijn voordracht voor de Zuidelijke Afdeling onthulde Bosmans een stukje van het volgende deel. Hij besprak de geringe belangstelling van Romme, die tussen 1946 en 1961 fractievoorzitter was van de k.v.p. in de Tweede Kamer, voor de buitenlandse politiek en met name voor de Europese integratie. Vanuit verschillende invalshoeken, waaronder Rommes gebrekkige talenkennis, droeg Bosmans verklaringen voor deze houding aan.
In de werkvergadering van 26 september 1992 - een voor 20 juni geplande werkvergadering kon door omstandigheden geen doorgang vinden - gaf het lid dr. Jos Perry uit Maastricht onder de titel ‘De man met de hamer - op weg naar een biografie van W.H. Vliegen’ een voorproefje van zijn biografie van de socialist Willem Hubert Vliegen (1862-1947). Onder grote belangstelling van leden en belangstellenden besprak hij een aantal problemen die hij bij zijn biografisch onderzoek ontmoette. In het Dertiende jaarboek voor het democratisch socialisme (1992) verscheen onder de titel ‘W.H. Vliegen - een groepsportret’ een voorstudie van Perry's Vliegen-biografie. In nummer 2 van de tiende jaargang van Nieuw Letterkundig Magazijn is een samenvatting van de voordracht voor de Zuidelijke Afdeling te vinden.
Tijdens de werkvergadering van zaterdag 21 november 1992 werden in aanwezigheid van ongeveer 20 leden en belangstellenden korte voordrachten verzorgd door de voorzitter en de secretaris van de Zuidelijke Afdeling. Onder de titel ‘Over het beklimmen van de Parnassus. Voorlopige inleiding tot het literair alpinisme’, liet dr. Wiel Kusters zien hoe de tweevoudige traditie in de houding tegenover bergen, die vanaf de zeventiende eeuw in de Europese cultuur valt waar te nemen, namelijk die van het angstaanjagende èn het fascinerende, van het afstotende èn het aantrekkende, doorklinkt zowel in het gedicht ‘Bergland’ van H. Marsman als