Maar met de kennis daarvan is het ook vreemd gesteld. Ik las pas geleden nog bij een letterkundige de opmerking, dat hij liever niet heeft dat een schrijver iets van de psychoanalyse weet, want psychoanalytisch inzicht bij een schrijver is zo goed als zeker een vorm van afweer en de letterkundige moet die leugenachtigheid allemaal weer in zijn eindoordeel verdisconteren.
Letterkundigen en schrijvers behoren tot een slag mensenkenners dat men in de academische, wetenschappelijke psychologie niet of nauwelijks meer aantreft. De psycholoog is ingenieur geworden en zegt daardoor ook heel andere dingen dan vroeger. Bijvoorbeeld: ‘Elk geestesvermogen heeft zijn eigen karakteristieke keten van gestructureerde lagen, van de diepste, meest perifere tot de hoogste en meest centrale. Deze ketens snijden elkaar op verschillende punten. De gestructureerde lagen op de snijpunten zijn er verantwoordelijk voor dat de vermogens interacteren.’ Zo zitten wij nu eenmaal in elkaar. Hoewel het hier gaat om degelijke en respectabele mensenkennis, - zelf ben ik ook aanhanger van deze theorie -, zal men een passage als deze niet snel tegenkomen in de letterkunde. Misschien soms in de literatuur. Het zou bij Gerrit Krol kunnen staan. Maar dan is het waarschijnlijk een gedachte, waarmee de hoofdpersoon indruk probeert te maken op het meisje met wie hij een fietstochtje maakt. Meisjes spelen echter in de psychologie geen rol van betekenis meer.
Omdat in de psychologie de ontwikkeling van mensenkennis vervangen is door de belangstelling voor het menselijk kenvermogen, is de breuk met de letterkunde bijna totaal geworden. De trajecten van de letterkundige en de psycholoog kruisen elkaar als een lijntoestel op weg naar New York en een ijsschots op weg naar zuidelijke wateren. Maar de distantie is niet definitief, hoop ik. Juist omdat de psychologie het menselijk brein graag ziet als een computer, dringt zich binnen de artificiële intelligentie de vraag op of het werk nu klaar is en dan blijkt men opeens op drie punten te twijfelen.
Ten eerste, het is waar, dat de menselijke geest als een veredelde ponskaartenmachine informatie verwerkt, misschien wel krachtens de vermogens met hun interacterende lagen zoals daarnet geschetst. Maar waar staat die informatie voor, wat betekent zij, waar verwijst zij naar? Als het verstand werkt als een computer, dan weet het net als een computer niet waar de informatie die verwerkt wordt, betrekking op heeft. Dat is nog een lacune in het model. Informatie, omgezet in een reeks van symbolen, betekent iets, maar hoe krijgen wij die betekenis erin?