Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1986
(1986)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 30]
| |
‘De opstand van Guadalajara’
| |
[pagina 31]
| |
karakter van het verhaal: ‘een grotesk drama’, ‘een treurige klucht’ (Ter Braak),Ga naar eind6 ‘een burleske inkleding’ (Vestdijk),Ga naar eind7 ‘een sinistere, half-godslasterlijke klucht’ (Du Perron),Ga naar eind8 ‘het parodistisch karakter der stofbehandeling’, ‘de ironische visie op het motief’, de ‘onmiskenbaar satirieke tendens’ (Binnendijk),Ga naar eind9 enzovoort. Ik kan daarmee niet alleen instemmen, maar ik zou bovendien willen opmerken dat Slauerhoff in zijn verhalen niet eerder zo satirisch te werk is gegaan. Hij was wel dikwijls stug, weerbarstig, recalcitrant, bijwijlen ironisch of zelfs cynisch, maar nooit eerder is hij, ik zou haast willen zeggen: zo structureel satirisch te werk gegaan. In zijn Verantwoording bij de vijfde druk noemt Lekkerkerker twee inspiratiebronnen voor De opstand van Guadalajara, te weten De Aarde en Haar Volken van 1880 en La sombra del caudillo van Martín Luis Guzmán uit 1929.Ga naar eind10 In De Aarde en Haar Volken maakte Slauerhoff gebruik van een vervolgverhaal over een reis door Columbia(!), waaraan hij allerlei gegevens ontleende over Zuidamerikaanse zeden en geografie; zijn aantekeningen zijn voor een deel overgeleverd. Op La sombra del caudillo had al eerder Du Perron gewezen.Ga naar eind11 Slauerhoff heeft deze roman van Guzmán vertaald, samen met G.J. Geers. Onder de titel In de schaduw van den leider is de vertaling verschenen bij Boucher in Den Haag, in hetzelfde jaar als De opstand van Guadalajara, in 1937 dus. Aan Guzmán heeft Slauerhoff de naam Tarabana ontleend, en misschien ook die van Nieto. Wat de verhaallijn betreft, doet de glazenmaker in de verte denken aan Aguirre, die eveneens het slachtoffer wordt van de machinaties van zijn tegenstanders. Ook de vertelstijl doet aan Guzmán denken. Du Perron merkt hierover op: ‘de kernachtigheid van Guzmán, die wel bijzonder tot hem moest spreken, kan hem gebracht hebben tot zijn kortere en preciezere zinswendingen.’ Ook een zekere afstandelijkheid van de verteller ten opzichte van zijn verhaal, die niet alleen een interpreterende houding ten aanzien van de gebeurtenissen meebrengt, maar ook wel onzekerheid toont wat betreft de motivering bij de personages, vinden we bij Guzmán. Zo lezen we bij Guzmán de volgende passages: ‘de menschen, die op de balkons stonden of die in rijtuigen, auto's of te paard zaten, zondags uitgedost, [zagen] met teekenen van scepticisme en minachting op de manifestanten neer. ‘Voor hen - dat gaf hun spottende houding te kennen - was er geen enkele band met de primitieve daad van staatsburgerschap, die zich daar onder hun oogen voltrok. Als ze zich verwaardigden er naar te kijken, dan was het uit de hoogte van een andere geestesgesteldheid. | |
[pagina 32]
| |
‘Wat zij zagen was voor hen niets interessants; hun fortuin, hun leven, hun privilegiën hingen er niet van af. ‘In hun schatting was het als een circusoptocht van geverfde piassen en van wilde dieren buiten de kooi.’ En ook: ‘Twee uren duurde dit dwaze, eenzijdige en toch stormachtige debat.’Ga naar eind12 Vergelijk hiermee Slauerhoff: ‘Eén stelde voor de bergen in te trekken en daar een heilstaat te stichten, een ander juist Guadalajara, nu ze het eenmaal hadden, tot het laatste toe te verdedigen en er een vestinggracht omheen te graven. ‘Het was duidelijk dat al deze voorstellen meer uit slechtverwerkte lectuur dan uit rijp nadenken voortkwamen. ‘El vidriero zei natuurlijk niets, want die had niets te verspelen. Misschien hoopte hij wel, dat ze het vruchteloze van de onderneming in zouden zien en weer kalm naar huis gaan.’Ga naar eind13 Guzmán: ‘Dit alles weerspiegelde wat komen zou en maakte het vooraf weerspiegelde tot werkelijkheid alleen door het aan te kondigen.’Ga naar eind14 Slauerhoff: ‘Tarabana was nog aan het overleggen hoe hij zijn vijand [de glazenmaker] verder onschadelijk kon maken. Een merkwaardige coïncidentie: terwijl de alcalde ginds tussen twee revolutionairen zat, zond hij twee vrouwen van lichte zeden, maar in het wit gekleed, de heuvel op om de vidriero in zijn meditaties te storen en in een moeilijk parket te brengen.’Ga naar eind15 Het plan om Guzmán te vertalen vatte Slauerhoff al in 1933 op.Ga naar eind16 Op 21 september 1933 zond hij een brief aan P.N. van Kampen & Zoon, waarin hij het voorstel doet ‘eenige Zuid-Amerikaansche romans in vertaling en in een goedkope uitgave het licht te doen zien.’ Hij noemt vijf titels, waaronder La sombra del caudillo.Ga naar eind17 Vervolgens begint hij toch eerst aan de vertaling van O mandarim van Eça de Quieiroz, in de hoop, zo schrijft hij aan Stols in juli of augustus 1934, dat hij die zal willen uitgeven. Maar dan, in een ongedateerde brief, geschreven tussen half januari en half maart 1935, vermoedelijk in februari, schrijft hij Stols: ‘Hoor ik nog wat over die vertaalaangelegenheid? Bericht mij spoedig daarover. Gaarne zou ik t.z.t. El sombra del Caudillo voor je vertalen.’ In maart 1935 correspondeert Slauerhoff met Boucher over een uitgave van Guzmán. Voor zijn vertaalwerk wil hij gebruik maken van een Franse vertaling, waarom hij eerst, in mei 1935, maar kennelijk tevergeefs, aanklopt bij Greshoff,Ga naar eind18 vervolgens bij Kelk, in oktober van datzelfde jaar.Ga naar eind19 | |
[pagina 33]
| |
Begin juni 1936 was Slauerhoffs vertaling in het bezit van Boucher.Ga naar eind20 Wanneer Slauerhoff met het eigenlijke vertaalwerk is begonnen, is moeilijk te zeggen. De afspraken in maart 1935 met Boucher gemaakt, betekenen niet noodzakelijk dat hij er toen al daadwerkelijk mee aanving. Lekkerkerker merkt hierover op: ‘Maar had hij er tijd voor? In maart 1935 logeerde hij bij Antonini in Parijs; hij dacht er toen niet aan om de Franse vertaling te kopen, terwijl hij toch al heel lang [al in 1933] het plan had om Guzmán te vertalen. Hij had allerlei dingen aan het hoofd: de liquidering van zijn huishouding in Tanger, de breuk met Forum en Du Perron, het weerzien van de vrienden etc. Op 17 mei vertrek naar de West. Half juli begint zijn reis rond Afrika; in Genua opgenomen vraagt hij dan Kelk om de Franse vertaling. Misschien heeft hij in Merano eerst, eind 1935, de zaak goed aangepakt.’Ga naar eind21 Met dit al loopt de voorgeschiedenis van Slauerhoffs vertaling merkwaardig parallel met die van De opstand van Guadalajara. Beide boeken worden in 1937 postuum gepubliceerd. Bij beide komen we als begindatum het jaar 1933 tegen: op de titelpagina van de oudste versie van de novelle, en in de brief aan Van Kampen & Zoon over de vertaling van Guzmán. Voor Lekkerkerker was dit jaartal aanleiding om in een brief aan mij nog op te merken:Ga naar eind22 ‘Het heeft mij altijd getroffen dat het jaartal 1933 zo nadrukkelijk geschreven staat op de titelpagina van het cahier met de eerste versie van Guadalajara. Dit moet een betekenis hebben die ver uitgaat boven die van een gewone datering; Slauerhoff dateerde immers zelden. Nu was 1933 een historisch jaar, waarin Hitler door een door von Papen geleide intrige rijkskanselier werd, op 30 januari. Het was destijds voorpaginanieuws en Slauerhoff kon er, in eigen land, uitgebreid kennis van nemen. Ruim een jaar tevoren, op 29 december 1931, had hij al een stuk over Hitler in de nac [Nieuwe Arnhemsche Courant] gepubliceerd, waarin hij hem niet bepaald vleiend aftekent.Ga naar eind23 [...] Werd Hitler door velen beschouwd als de brenger van alle heil, in de roman is de vidriero de heilsbrenger. Naar mijn vaste overtuiging is dus de keuze van onderwerp mede beïnvloed door de politieke gebeurtenissen in 1933.’ Alles bij elkaar genomen, kunnen we ons een beeld vormen van hetgeen Slauerhoff heeft gebracht tot het schrijven van De opstand van Guadalajara: het tijdschrift uit zijn jeugd De Aarde en Haar Volken, de roman In de schaduw van den leider en het Hitlerjaar. Het laatstgenoemde motief verschaft ons tevens een verklaring voor de sterk volgehouden satirische inslag van de novelle, die de meeste recensenten zozeer is opgevallen en die | |
[pagina 34]
| |
bij Guzmán ontbreekt. Toch komt het mij voor dat er meer over te zeggen valt. In 1933 was Slauerhoffs voornaamste literaire bezigheid het werken aan Het leven op aarde. Toen nog zag Slauerhoff deze roman als het tweede deel van een trilogie. Het eerste deel had hij al in 1932 gepubliceerd, onder de titel Het verboden rijk. Over deze grootse opzet bericht Terborgh ons, sprekend over het najaar van 1934, toen Het leven op aarde kort te voren was voltooid en Slauerhoff bij hem in Madrid logeerde: ‘Dat hij in den zomer nog over het zwoegen aan ‘Het Leven op Aarde’ had gezucht, was hij schijnbaar vergeten. Hij had nieuwe ideeën voor een omvangrijk prozawerk [waarschijnlijk De opstand van Guadalajara]. ‘Het Verboden Rijk’ en ‘Het Leven op Aarde’ beschouwde hij als de beide eerste deelen van een trilogie. Voor een derde deel, dat een synthese had moeten brengen, waren er wel vage plannen, maar hij achtte zich voor de uitwerking ervan nog niet rijp.’Ga naar eind24 Uit Slauerhoffs nagelaten papieren, bestaande uit aantekeningen uit lectuur, vertelschema's en ontwerpen, kan de inhoud van het voorgenomen derde deel tot op zekere hoogte gereconstrueerd worden. Voor een gedetailleerd overzicht van deze reconstructie moet ik u verwijzen naar de tekst van mijn afscheidscollege in december 1984 en naar de door Lekkerkerker en mij verzorgde uitgave Het China van Slauerhoff.Ga naar eind25 Het komt er op neer dat Cameron ten slotte een algehele vernietiging van de cultuur meemaakt. Door oorlog, aardbeving en vulkaanuitbarsting blijft er niets meer over van wat de Chinezen, de Moslems, de Grieken en de Westeuropeanen aan cultuur hebben opgebouwd. De enige overlevende is Cameron. In tegenstelling tot wat hem omringt, voltrekt zijn eigen ontwikkelingsgang zich in opgaande lijn. Opnieuw heeft hij een ontmoeting met Camoës, zelfs in die zin dat hij andermaal met hem samenvalt, maar anders dan in Het verboden rijk beleeft hij deze samenval met het verleden als een geheel natuurlijke zaak. Aan het eind van het derde deel, waarin invloed aanwijsbaar is van boeddhistisch gedachtengoed en van het Chinese wijsheidsboek I Tsjing, ervaart Cameron iets wat men het nirvana mag noemen: hij heeft een volstrekt evenwicht bereikt, hij is ‘verlost’. Het is te begrijpen dat Slauerhoff zich niet rijp achtte voor zo'n verhaal. Zelf heeft hij zeker niet een nirvana-ervaring gekend, hij had dus niet uit ervaring kunnen schrijven. En als dat wel het geval was geweest, dan zou hij ook de onmogelijkheid hebben ervaren om erover te spreken. Iedere arhat zwijgt erover. | |
[pagina 35]
| |
De vraag die ik nu zou willen stellen, is deze: heeft het schrijven van De opstand van Guadalajara niet ook enigerlei relatie met deze niet voltooide trilogie? Immers, Slauerhoff heeft zijn novelle geschreven in plaats van het derde deel! Ik ben mij ervan bewust dat de beantwoording van deze vraag slechts kan geschieden in de vorm van hypotheses. Te bewijzen valt er niets. Maar de veronderstellingen acht ik interessant genoeg om ze niet voor mij te houden. En ze zijn ook weer niet helemaal uit de lucht gegrepen. De eerste aanwijzing voor een relatie vinden we in de aantekeningen die Slauerhoff voor De opstand van Guadalajara heeft gemaakt. In zijn Verantwoording bij de vijfde druk beschrijft Lekkerkerker de verschillende voorafgaande versies voor zover deze in de nalatenschap zijn overgeleverd. Behalve deze handschriften is er nog één blad postpapier over met notities uit lectuur ten behoeve van de novelle en een paar suggesties voor zijn tekst. Een van deze laatste is een suggestie voor een slot: ‘Einde vulkaanuitbarsting van de Colima of een aardbeving’.Ga naar eind26 De overeenkomst met het voorgenomen slot van het derde deel is frappant. De vulkaantop Colima speelt bovendien een grote rol in de belevingswereld van de glazenmaker, vergelijkbaar met de rol van de bergtop die Cameron vanuit Tsjong King in de verte, in het Land der Sneeuw, waarneemt, die hem telkens weer moed geeft en die hij in het derde deel ook werkelijk bereikt om er zijn nirvana-ervaring te beleven. Vergelijk uit Het leven op aarde: ‘een witte zachte bergtop, soms maanbeglansd, soms door wolken verborgen, soms schijnend door eigen licht. [...] [Ik kon] mijzelf en de bedreigingen vergeten door te staren naar den verren witten top.’Ga naar eind27 met de volgende passage uit De opstand van Guadalajara: ‘Hij scheen niet geneigd te zijn de rol van Verlosser van Guadalajara zo zonder meer op zich te nemen en staarde naar de Colima, die zich uit de wolken had vrijgemaakt en wiens top nu in het azuur een dunne rookwolk uitzond.’Ga naar eind28 In aansluiting hierop kan nog gewezen worden op de overeenkomst tussen Camerons verblijf in het hoge bergland bij het bergmeer in het Land der Sneeuw, en het verblijf van de glazenmaker bij het bergmeer en de verdreven oude goden in de ruige Altos, vóórdat hij Guadalajara bereikt. Een volgend aanknopingspunt, maar van geheel andere aard, zie ik in het reeds meermalen genoemde satirisch karakter van de novelle. Dit karakter uit zich zowel binnen de volzin als in het verloop van het verhaal. Ik geef u eerst een paar voorbeelden: ‘Het leven was de laatste kwarteeuw wel | |
[pagina 36]
| |
iets beter in Guadalajara en omstreken. Als men geen ziekte of ongelukken kreeg en niet te veel kinderen, kon men leven zonder al te vaak honger te lijden.’Ga naar eind29 ‘Toen [de indianen] hem zagen ontbond de stoet zich geheel. Allen wilden tegelijk naar voren dringen, zwaaiden met palmbladen en riepen iets dat klonk als: Ozaena.’Ga naar eind30 In plaats van het Hosanna uit de bijbel, hoort deze Verlosser dus iets dat lijkt op de medische term voor een verzwering van het slijmvlies van neus- en keelholte.Ga naar eind31 Met dit laatste voorbeeld is eigenlijk ook al gewezen op de satirische opzet van het gehele verhaal. We krijgen hier te maken met een Verlossertegen-wil-en-dank, een pseudo-Verlosser, in een verhaal dat met talrijke wendingen naar Het Nieuwe Testament verwijst, tot de kruisiging toe, die echter voor de glazenmaker slechts een halve kruisiging mag zijn, aan één hand en één voet. Daarnaast wordt ook de katholieke kerk herhaaldelijk geïroniseerd. Maar bovenal gaat het om de satirische beschrijving van het verloop van de opstand zelf. In hun doffe apathie worden de indianen door Tarabana voor diens eigen doeleinden misbruikt, de glazenmaker wordt door hem tot Verlosser gebombardeerd en weer neergehaald, terwijl het eigenlijke revolutionaire leger deze hele jammerlijke opzet van Tarabana nog weer politiek tracht uit te buiten en ten slotte verraadt. Hoe kwam Slauerhoff tot deze ver doorgevoerde satiriek bij juist dit onderwerp? Hitlers opgang in 1933 levert hiervoor toch niet voldoende voorbeeld, al kan hij ertoe hebben bijgedragen. Bij Guzmán vinden we wel het politiek bedrijf, compleet met een gemanipuleerde hoofdpersoon, maar niet de satire. Het jaar 1933 geeft ons nog een andere mogelijkheid tot verklaring. Zoals gezegd, werkte Slauerhoff toen hard aan Het leven op aarde. Onder andere bestudeerde hij voor de derde maal toen de Chinese roman van Alfred Döblin, Die drei Sprünge des Wang-lun,Ga naar eind32 dat hij al sinds 1924 in zijn bezit had. Slauerhoffs exemplaar bevindt zich nog in zijn bibliotheek, ondergebracht in het Letterkundig Museum. Deze historische roman speelt in het China van de achttiende eeuw. Wang-lun is daar de grondvester van de massabeweging der Waarlijk Zwakken, die hij het religieus-ethische gebod meegeeft te werken en te bedelen, maar geen tegenstand te bieden, volgens het taoïstisch principe van het Woe-wéi, het niet-handelen. Over deze historische beweging merkt Walter Muschg op: ‘Die Anhänger dieser Sekte sagten sich von allem Priester- und Bilderkram der Tempelreligion los und verehrten als einzigen, bilderlosen Tempel das sichtbare Weltall. Die Berge und Flüsse waren ihre Götter, Winde und Wolken | |
[pagina 37]
| |
ihr Weihrauch [...]. Sie assen kein Fleisch, nannten sich Brüder und Schwestern und bildeten eine geheime Gesellschaft von Stillen im Lande, die durch fromme Ergebung in das Tao, das jedem auferlegte Schicksal, die Kraft gewinnen wollten, dem Kreislauf der Wiedergeburten zu entrinnen und den Eingang in die Vollkommenheit des Nirwana zu finden. In dieser Mystik des ‘reinen Weges’ verbanden sich taoistische und buddhistische Elemente mit alten Vorstellungen der volkstümlichen Mythologie, was sie für die Masse anziehend machte. Das Nirwana galt hier nicht als der Ort des Nichtmehrseins, sondern als der Ort der jenseitigen Seligkeit, als das ‘westliche Paradies’ [...].’Ga naar eind33 Omdat in de ogen der machthebbers deze opvattingen onverenigbaar waren met de confucianistische staats- en levensopvatting die in het Rijk heerste, wordt de beweging der Waarlijk Zwakken door de keizerlijke troepen uiteengeslagen en gedecimeerd. Wang-lun geeft dan zijn idealen op en organiseert het verzet. In een vreselijk bloedbad vinden hij en zijn medestanders de dood. Uit deze roman van Döblin heeft Slauerhoff aantekeningen gemaakt ten behoeve van zijn trilogie.Ga naar eind34 Een enkele daarvan is voor ons onderwerp heel opmerkelijk. Uit de roman nam hij de volgende zinsneden over, die de opvattingen van de Waarlijk Zwakken weerspiegelen: ‘Men hoeft maar in de schaduw te gaan zitten om de achtervolging van zijn schaduw te ontkomen’ ‘Zacht te loopen om geen voetsporen achter te laten.’ Aan deze bijna letterlijke citaten voegt hij echter uit eigen koker toe: ‘adem in te houden om niet te hoesten.’ Met rood potlood staat in de marge van deze aantekeningen: ‘woorden van Wa[n] Chen’, dat wil zeggen van Camerons goeroe, die hem begeleidt door het Land der Sneeuw. Tussen deze aantekeningen en de volgende heeft Slauerhoff met blauw potlood een lange horizontale streep getrokken. Ook in de kladschriften van De opstand van Guadalajara is meer dan eens, waarschijnlijk een jaar later, met rood en blauw kleurpotlood gewerkt. Er is dus toen door hem een relatie gelegd tussen de aantekeningen en de novelle. De toevoeging ‘adem in te houden om niet te hoesten’ houdt een ironische kritiek in op de taoïstische ideeën van de Waarlijk Zwakken, neergeschreven door de aan zijn luchtwegen lijdende Slauerhoff zelf. Kennelijk was hij het niet met deze ideeën eens, of had hij er op zijn minst een hard hoofd in - evenals trouwens Döblin - of het wel uitvoerbaar was zich te verlaten op het Woe-wéi, het niet-handelen. | |
[pagina 38]
| |
Een paar regels verder treffen we de volgende aantekening aan: ‘Een man die met het uiterlijk van een stervende door het leven gaat en met zijn altijd nabij schijnende dood andren dreigt en levenden afperst.’ Ook deze woorden zijn niet aan Döblins roman ontleend. Wel kunnen wij de notitie weer zien als een kritische aantekening. Immers, nu eens dwingen de Waarlijk Zwakken, door hun absolute meegaandheid en deerniswekkende toestand, hulp af, dan weer lokken zij, juist daardoor, geweld uit, tot hun vernietiging toe. Een lezer die zich niet in hun levensopvatting kan vinden, zou hun optreden zeer wel kunnen samenvatten met de woorden van de notitie. In Het China van Slauerhoff wordt naar aanleiding hiervan nog opgemerkt: ‘Ook is het mogelijk dat de geschiedenis van de ‘waarlijk zwakken’ Slauerhoff op een thema heeft geattendeerd dat hij meende voor zijn roman te kunnen gebruiken [...]. Uiteindelijk heeft hij er dan toch geen gebruik van gemaakt, tenzij hij dit thema heeft willen bewaren voor deel iii.’Ga naar eind35 Maar heeft hij er inderdaad geen gebruik meer van gemaakt? Of vinden we de essentie ervan terug in De opstand van Guadalajara, en wel in het optreden van de glazenmaker en het gesol met de apathische indianen? Zo ja - en ik neem voorlopig aan van wel - dan is deze novelle voor een belangrijk deel voortgekomen uit Slauerhoffs lectuur van Döblin. En dan weerspiegelt deze Mexicaanse geschiedenis satirisch de onmogelijkheid zich te houden aan het taoïstisch principe van het Woe-wéi, het niet-handelen. Tao in Mexico, een opmerkelijke combinatie! Slauerhoffs kritische houding tegenover het taoïsme vinden we ook uitgedrukt in één van de aantekeningen die hij in hetzelfde jaar 1933 maakte - alweer ten behoeve van zijn trilogie - uit het boek van B. Favre, Sociétés secrètes en Chine.Ga naar eind36 Tussen haakjes zij hierbij opgemerkt, dat Die drei Sprünge des Wang-lun ook over zulke geheime genootschappen handelt, onder andere Die Weisse Wasserlilie, in werkelijkheid De Witte Lotus. Uit Favre neemt Slauerhoff over: ‘Er is een periode geweest waarin de taoisten zich van de logica van de confucianoten bedienden om hun vaak vage leer ingang te doen vinden. De confucianisten om hun dorre leer aantrekkelijk te maken namen uit de chaos van wonderen van de taoisten wat hun goed leek om het volk te boeien.’Ga naar eind37 Vergelijken we deze notitie met Favre's tekst, dan blijkt dat de kwalificatie vaak vage, bij leer (van de taoïsten), een toevoeging is van Slauerhoff. Ook de vertaling van het Franse amas met chaos (van wonderen van de taoïsten) getuigt van kritiek. Trouwens, ook de leer van Confucius ontsnapt er niet aan. Het is Slauerhoff die zijn leer dor noemt, en niet Favre; boven- | |
[pagina 39]
| |
dien noemt hij diens volgelingen confucianoten. Ons gaat het nu echter alleen om de kritiek op het taoïsme. Alles wat ik tot nu toe te berde heb gebracht, kan gecontroleerd worden aan de hand van gepubliceerde tekstgegevens. Op basis daarvan had ik mijn hypothese geformuleerd: Zowel de keuze van het onderwerp als het satirisch karakter van De opstand van Guadalajara gaan in belangrijke mate terug op Slauerhoffs onvrede met de mogelijkheden van het Woe-wéi, zoals hij die leerde kennen uit zijn lectuur. Graag echter wilde ik iets als een bevestiging vinden voor deze hypothese. Om die reden heb ik de handschriften van de novelle opgevraagd, in de hoop daarin iets te ontdekken. Met name was ik nieuwsgierig naar het blad met aantekeningen, die Slauerhoff ten behoeve van zijn novelle had gemaakt en die Lekkerkerker in zijn Verantwoording bij de vijfde druk op één na heeft weergegeven. Lekkerkerker zegt daar immers over het bedoelde blad:Ga naar eind38 ‘[het] bevat notities en een getekend schetsje uit een niet achterhaalde bron, gevolgd door een tweetal volzinnen die betrekking hebben op de vidriero en een suggestie voor het slot van het verhaal.’Ga naar eind39 Het slot en de eerste volzin worden vervolgens door hem geciteerd, de tweede volzin echter niet. U zult wellicht mijn genoegen kunnen begrijpen, toen ik op Slauerhoffs blad die tweede volzin aantrof: ‘De vidriero. zoo geneigd tot het Niet zijn - niet handelen (Tao.-) wordt juist bewerker van de eindelijke ondergang de massafusillade van de resten van het indianenras’ Toen Slauerhoff dit schreef, was hij dus nog van plan het verhaal met een bloedbad te laten eindigen, juist zoals Döblin. Anders dan in de definitieve versie worden in de eerste kladversie inderdaad veel indianen bij en op de heuvel waar de glazenmaker zich in meditatie heeft teruggetrokken, door de oprukkende regeringstroepen doodgeschoten. Of aan het slot een algehele fusillade was voorzien, weten we niet, omdat in dit handschrift het slot ontbreekt. De vierde kladversie echter bevat dit slot wel. Daarin wordt op blad 92 en volgende verteld, hoe de overgebleven indianen allen worden gefusilleerd, Tarabana wordt opgehangen en alleen Escuatla ontkomt. De glazenmaker, na zijn halve kruisiging voor dood in de struiken geworpen, komt weer tot bewustzijn en weet de hacienda van Escuatla te bereiken. Zoals u weet, eindigt de definitieve versie anders: geen bloedbad, Tarabana ontsnapt en Escuatla neemt El vidriero van het kruis en brengt hem naar zijn landgoed. Het satirisch karakter van het verhaal is hiermee zeker versterkt, de grimmigheid echter is afgezwakt. Maar ge- | |
[pagina 40]
| |
handhaafd is dat de glazenmaker, als vertegenwoordiger van het Woe-wéi, die ondanks zichzelve de heilstaat voor de indianen predikt, tevens de ongewilde bewerker is van de mislukking. Inderdaad doet deze strekking herinneren aan de Tao Te Tsjing. Dit boekje kan in hoge mate gelezen worden als het in stelling brengen van het gedrag van de Wijze tegenover het gedrag van de vorst, zoals zoveel Chinese filosofieën cirkelen rondom de goede manier van regeren, filosofieën waartegen de Tao Te Tsjing zich afzet. Over het begrip Te zegt Duyvendak onder meer:Ga naar eind40 ‘Te is magische potentie, geladenheid. Geleidelijk is het ‘goede gedrag’ in naturalistische zin geworden tot het ‘goede gedrag’ in zedelijke zin; dikwijls vermengen die beide betekenissen zich en smelten samen.’ ‘In de natuur komt alles ongemerkt tot stand. Zo moet ook de mens, voor alles de mens bij uitstek, de vorst, zich gedragen. Dan gaat ook in de mensenwereld alles vlot en vanzelf. Gedraagt hij zich daarentegen eigenzinnig, faalt hij in het rechte rituele gedrag, dan treden er allerlei abnormale natuurverschijnselen op en geraken ook de dingen in de mensenwereld in wanorde.’ ‘[De mens, en vooral de vorst] moet eigenlijk niet-handelen, dat is: niets opzettelijk doen dat tegen de natuur der dingen in zou kunnen gaan. Dit is Woe-Wéi, Niet-handelen, Daadloosheid.’Ga naar eind41 ‘Zulk niet-handelen is [...] niet eenvoudig passiviteit; het is een toestand van de hoogste magische potentie.’Ga naar eind42 ‘Eén ding is zeker: wat bloeit en succes heeft, moet weer vergaan. Daarom is er meer potentialiteit van leven en ontwikkeling in wat nog zwak, leeg, onaanzienlijk is, dan in wat sterk is, vol en geëerd. Daarom: ‘Het zwakke overwint het sterke, en het zachte overwint het harde’ (lxxviii).’ ‘De zuigeling is de ideale drager van de levenskracht de Te, de magische potentie.’Ga naar eind43 Vandaar ook: ‘De Tauïst gedraagt zich als een goddelijke dwaas, een aarts-individualist, die zich met de wereld en haar bedrijf niet inlaat (xx) en, op mystieke wijze, direct de eenheid met de Weg grijpt.’Ga naar eind44 Een neerslag van deze filosofie vinden we inderdaad in de novelle terug. Vooral negatief, indirect, in de vele kritische passages over de glazenmaker, maar ook positief, waar hij zijn volgelingen toespreekt over de komende heilstaat: ‘‘Alles zal anders moeten worden. Maar niet vandaag of morgen. Het hoe en waarom ligt nog verborgen. Maar het komt in orde.’’Ga naar eind45 ‘‘Ik ben niet meer dan gij, eerder minder. Gij allen hebt vrouwen en kinderen, een hut, en ik heb niets. Ik ben een gezondene en tegelijk toch een verstotene op | |
[pagina 41]
| |
aarde, ik heb gezworven, koude en honger geleden, ik ben minder dan de minste, ik breng u geen vertroosting, uw aanhankelijkheid troost mij. Ik leef, ik lijd voor u, maar iedereen moet toch zelf zijn heil zoeken.’’Ga naar eind46 ‘Alles ging veranderen, vele voortekenen wezen erop en hij was gekomen. Slechter kon het niet worden en veranderen zou het, dus werd het beter.’Ga naar eind47 Nu kan men stellen dat El vidriero, de glazenmaker, aanvankelijk de levenswijze heeft gekozen die volgens de taoïsten de juiste is, maar dat hij door de omstandigheden en vooral door Tarabana gedwongen, de natuurlijke gang der dingen geweld aandoet en daarom mislukt. Dit zou dus geheel in overeenstemming zijn met de taoïstische waarschuwingen. Als we echter het satirisch karakter van het verhaal bij de interpretatie betrekken, wordt dit anders. Dan dringt zich als Slauerhoffs visie op, dat de taoïstische levenswijze in feite niet mogelijk blijkt, juist omdat altijd weer de mensenwereld haar eisen stelt en ingrijpt. Deze visie moet vanaf 1933 Slauerhoff sterk hebben beziggehouden. Het is het jaar van zijn hernieuwde studie van Döblins pessimistische roman. In 1934 voltooit hij Het leven op aarde, maar volgens het getuigenis van Terborgh achtte hij zich niet rijp tot het schrijven van het derde deel van zijn trilogie, hoewel het vertelschema al klaar lag. Hierin had Slauerhoff Cameron willen leiden tot zijn ervaring van het nirvana, tot zijn ‘verlossing’. Van taoïstisch standpunt, zo zou men kunnen zeggen, was het daarvoor nodig dat de gehele mensenwereld zou moeten ‘vergaan’: hinderlijk ingrijpen daarvan was dan niet meer mogelijk; het een was voorwaarde voor het ander. In plaats van dit derde deel schreef Slauerhoff toen De opstand van Guadalajara, een met grote compassie voor de hoofdpersoon geschreven, maar desalniettemin sterk satirisch verteld verslag van diens mislukking. Die mislukking begint zich af te tekenen vanaf het moment waarop de glazenmaker het hoge bergland, de Altos, en het bergmeer verlaat en afdaalt naar de vlakte; dit in tegenstelling tot Cameron, die in het bergland juist zijn nirvana had moeten beleven. Dit zou wel eens kunnen betekenen, dat de pijlen van Slauerhoffs satire vooral gericht waren op zijn eigen onvermogen om zijn trilogie te voltooien. |
|