deze menselijke documenten, en de inzet waarmee zij waren geschreven. Opeens was ik terug in de jaren van mijn schooltijd.
Wij schreven elkaar over geliefde auteurs, over persoonlijke ervaringen en over de angst om volwassen te worden, hetgeen in onze ogen onherroepelijk het doen van laffe concessies en het prijsgeven van alle illusies inhield. Het enige wat ons kon redden, daar waren we het allemaal over eens, dat was de verbeelding, dat was de literatuur. Daar hadden wij overigens, achteraf gezien, groot gelijk in.
Op die middag maakten een oeverloos verdriet en een intens verlangen naar mijn oude wereld zich van mij meester. De gedachte dat ik van mijn land, de mensen, de plaatsen, de omstandigheden en de situaties die een rol in mijn leven hadden gespeeld, zou vervreemden, kwam mij als onzinnig voor. Ik besefte wél dat ik in een ander taalgebied woonde, wat een reëel gevaar in zich droeg, dat ik niet zozeer het gevoel voor finesse, als wel de technische vaardigheid en de greep die ik op mijn taal had, op den duur zou kunnen verliezen. Ik heb er dan ook, geholpen door vele Joegoslavische vrienden en culturele instanties alles aan gedaan om dat te voorkomen. Zelfs kinderen hebben er aan meegewerkt. In de jaren dat in onze familie nog schoolgaande kinderen voorkwamen, kreeg ik regelmatig lijsten van prominente ‘slang’ woorden toegestuurd om mij aldus op de hoogte te houden van bepaalde ‘radicale’ taalvernieuwingen.
Ik moet nu aan het oude spreekwoord denken: Gooi geen oude schoenen weg voordat je nieuwe hebt. En zo geschiedde. Ik loop nog steeds op mijn oude schoenen en trek ook regelmatig de nieuwe aan die mij inmiddels even dierbaar zijn geworden.
Onlangs vroeg me iemand hoe ik het uithoud met die twee talen. Ik zei, dat het net zo iets was als rolschaatsen op twee parallelle banen. Als het ene been moe wordt neemt het andere het over.
Nog interessanter is overigens wat deze twee talen met mij doen. Zit ik misschien in de tijd dat ik niet lees, praat of schrijf aldoor heen-enweer te vertalen? Als ik in de tram in mijn gedachten een brief aan het schrijven ben, doe ik het dan in het Kroatisch of in het Nederlands?
Neem nu eens een simpel regeltje uit een van mijn gedichten: ‘Porculan šuti’: ‘Het porselein zwijgt’. Ik weet wel uit welk verleden deze regel opdoemde, maar ik vermoed dat ik het, op het moment dat ik het neerschreef, al getoetst had aan het Nederlands en blij was met de lengte en de klank van het aanwezige werkwoord.