Toen dit jaar 1981, het Hooftjaar, in het zicht kwam, heb ik gehoopt dat er op tijd tekenen kwamen dat dit, anders dan bij Vondel, een signaal zou zijn dat dit gevierd zou gaan worden, met alle luister deze grote vaderlandse schrijver waardig. En tot mijn grote vreugde bleek dat de Maatschappij, en in het bijzonder Mevrouw Schenkeveld-van der Dussen, de heer Visser en de secretaris, de heer Breugelmans al aan alle denkbare touwen aan het trekken waren om inderdaad een groots opgezet P.C. Hooftjaar van stapel te laten lopen. Er kwam een taakverdeling tot stand, er in resulterende dat er een ere-comité werd ingesteld voor de eer en een werkcomité voor het werk. Maar de eer van het werk heeft natuurlijk het tweede comité, dat veel verzet heeft uit pure geestdrift en liefde voor het werk van P.C. Hooft.
Het is een uitstekende gedachte geweest van de Maatschappij om de viering te doen plaatsvinden aan de Dam, in de Nieuwe Kerk in Amsterdam, in volle openbaarheid. Men zou kunnen zeggen, in het geestelijk hart van het hele volk. Dat is de plaats waar de aandacht voor deze grote klassieke schrijver wakker moet zijn.
Het is een even goede gedachte geweest om een aantrekkelijk boek over Hooft's leven uit te geven en zijn lyrische poëzie voor een groot publiek dichterbij te halen.
Maar anderzijds: een klassiek auteur leeft niet ècht onder een volk, als velen zijn werk wel kennen, maar als niet ook zijn beeld en betekenis steeds weer in wetenschappelijke studies wordt zuiver gehouden. De publicaties in dit Hooftjaar zouden niet compleet geweest zijn zonder een aantal essays en wetenschappelijke studies.
Dames en heren, Hooft schreef voor een kleine kring gelijkgestemden én - getuige niet in de laatste plaats zijn Historiën - voor het hele volk. Deze zinvolle paradox vinden we terug in de publicaties met uitgaven voor een kleine kring en uitgaven voor de grootst mogelijke kring. De laatste uitgaven konden trouwens niet zonder de eerste ontstaan. In hun totaliteit pas doen zij recht aan wat P.C. Hooft voor ons moet betekenen. Het is ook op grond van genoemde paradox denk ik, dat er naast de viering in grote kring behoefte was aan deze Muiderkring vanmiddag.
Het lijkt me geheel in de geest van de man die we dit jaar eren, dat er ook een besloten plek moet zijn. Een plek, waar men beleefdheden uitwisselt, hoofse woorden, waarachter - geheel in Hoofts traditie - echte dank een vorm vindt.