De geloofwaardigheid van de dichtkunst schijnt mij toe groter te zijn dan die van de politiek.
Politieke dope wordt momenteel vanaf de Heilige Land Stichting per wielrenfiets door het hele land verspreid, tot in onze voormalige kolonie Indonesia.
Tolueen en andere academische stoffen spelen verstoppertje in de Nederlandse bodem en maken dit land nog stukken platter dan het al is.
Door de ferme Hollandse hemel roeien de piepstemmetjes van de omroep Veronica, van ouwejurkende platenruiters (‘Wat heb je daar gehad? Een koekje, een koekje met een gat’), van onderjurken in mensengedaante. Het spookt hier.
Een gek geworden Jan van Schaffelaar springt elke dag van de zendmast.
Vanachter hun stamtafel regeert het Team van tros-Aktua onze doodsbleke polders.
Hoera! Het is 1980.
Nog dertienhonderd nachtjes slapen en het is zover, zeggen de doemdenkers Tom Poes, W. Waggel en Sickbock.
Kunst en politiek kun je allebei opvatten als een spel. Nog erger: als een spelletje, een zevensprong, een ollebolleke.
Een stoelendans in een kleuterschool.
En zitten de kleuters eenmaal op hun stoeltjes, dan willen ze er soms niet meer af!
Dit heet hier te lande regeren. Op verjaardagen een atoomkop met slagroom.
Het kankerstrijkje speelt een walsje.
Stoeltje! Walsje! Strijkje!
Ja, want je bent hier in Nederland waar alles klein is, heel, heel klein.
Kunst is geen spel. Poëzie is géén spel, zelfs geen kinderspel...
Poëzie is een vlag op een modderschuit, een vrolijke vlag die wappert boven de woede.
Omringd door stuiversromans en sprookjes als wij zijn, door de godheid disco-disco, de onechte zoon van bla-bla en zijn mama abacadabra, zou er iets moeten zijn dat ons troost gaf.
De kunst bij voorbeeld.
Domheid en kleurloosheid omringen ons en op tal van ingestorte kerkjes zitten agogen als torenhaantjes vermomd, die per walkie-talkie berichten doorgeven aan de in ruïnes verblijvende Marokkanen, psalm-