Roland Holst en Nijhoff. Het is een symbolisch concept dat aan haar schrijven ten grondslag ligt, al zijn er ook klassieke invloeden denkbaar, die ertoe hebben geleid dat Ida Gerhardt haar ‘opdracht’-zoals zij het dikwijls noemt-in ‘zelftucht’ opvat als een ordenende.
In haar hele werk, maar sterker in het latere-met mogelijk als hoogtepunt Het levend monogram (1955)-blijkt die behoefte om geconcentreerd en ernstig ‘binnen de strofe en haar trotse zomen’ haar innerlijke ervaringen vorm te geven. Niet ten onrechte sprak Vestdijk van een ‘triomf der kunstmatigheid’ en prees hij de beperking die Ida Gerhardt zich zelf en haar vers oplegt, alsmede de groei van haar beeldend vermogen.
Van het
het trillend vers zoekt na te streven
en in zijn eenheid samenvat’
kan hier maar een enkel ding worden aangeroerd. Wat speciaal opvalt in Ida Gerhardts werk is de beleving van het Hollandse landschap. Te meer daar zij geregeld scherpe kritiek formuleert op het leven dat zich in ons land de laatste decennia heeft ontwikkeld, is die evocatie van het Hollandse landschap opmerkelijk. Zij houdt van het land
‘om licht waarbij geen licht ter wereld haalt,
de geur van water om uw havenhoofden,
een aalscholver die op een ducdalf daalt.’
In dat land maakt zij een jeugd door die in veel verzen gereleveerd wordt. Vooral de bundel ten dele gewijd aan haar moeder, Het levend monogram, geeft een buitengewoon doordringend en opzienbarend beeld van die kinderjaren.
Was toen ons land nog vrijelijk natuur, nu moet men op reis om stilte te ontmoeten en het ware landleven te kunnen leven. Van dat verlangen naar eenvoud en natuurlijkheid getuigen talloze van Ida Gerhardts gedichten. In zekere zin kan van de verontwaardigde Kwatrijnen in opdracht (1947) de briljante Georgica-vertaling (1949) de tegenhanger heten.
In de natuur openbaart zich het goddelijke. Zo getuigen veel gedichten van Ida Gerhardt van een diep religieus gevoel, dat zij als een der weinigen (christelijk) vorm geeft. Dat blijkt zeer in het bijzonder uit de veelgeprezen vertaling van De Psalmen (1972) uit het Hebreeuws, die zij samen met Maria H. van der Zeyde maakte.
Het is in zo'n kort bestek niet mogelijk een adequaat beeld te geven van