voor Zuid-Afrika zijn excuses aan: ‘U hebt gelijk en we hebben spijt’. Inderdaad had overleg plaats moeten vinden. Zelfs binnen het bestuur heeft tijd voor algemeen overleg ontbroken. Het dagelijks bestuur werd pas enkele dagen voor het proces op de hoogte gesteld, zodat er zelfs geen tijd was voor een beraad met het gehele bestuur. De door de heer Korthuys gewraakte correspondentie is uitsluitend ondertekend door de leden van het dagelijks bestuur. De zaak is naderhand binnen het bestuur punt van overleg geweest. Daarbij is besloten de Zuid-Afrikaanse leden kennis te doen nemen van de correspondentie. Ook de Commissie voor Zuid-Afrika is toen door het bestuur op de hoogte gesteld. Er heeft reeds een briefwisseling over plaatsgevonden. De voorzitter drukt nogmaals zijn spijt uit over de wijze waarop deze zaak buiten de Commissie om is gegaan.
De heer Bomhoff vraagt waarom het aantal maandvergaderingen nu tot een minimum is teruggebracht. De Commissiebesprekingen zijn toch al ontoegankelijk voor de leden. De voorzitter antwoordt dat de maandelijkse vergaderingen bij besluit van de vorige jaarvergadering zijn opgeheven. In plaats daarvan zijn de werkvergaderingen gekomen, die niet iedere maand behoeven te worden gehouden. Hij geeft toe dat deze werkvergaderingen in de verslagperiode wel erg weinig hebben plaatsgevonden.
Ten aanzien van de verkiezing van leden zal het bestuur rekening houden met het voorstel tot wijziging in de opstelling van de kandidaatledenlijst opdat ook kandidaten die nu achterin de lijst staan meer naar voren worden geplaatst. Op de stembiljetten zal worden aangegeven dat op niet meer dan veertig kandidaten per biljet mag worden gestemd.
Vastgesteld wordt dat het bestuur zich opnieuw zal bezighouden met de oprichting van regionale afdelingen, hoewel daarbij wordt uitgegaan van de gedachte dat het oprichten van regionale afdelingen een zaak is van de leden die in een bepaalde streek wonen.
De vergadering sluit zich aan bij het dankwoord van de voorzitter aan de heer Jan Ploeger voor diens werk ten behoeve van de Maatschappij.
De vergadering keurt de onder punten 3 tot en met 6 en 9 en 10 genoemde verslagen goed en gaat vervolgens accoord met de financiële stukken (punt 7 en 8), nadat de voorzitter heeft toegelicht (op een vraag van dr. F.L. Bastet) dat de Maatschappij zich bij beleggingen verzekert van de steun van de Commissie voor de financiën.