Solema. De vier mannen weten eigenlijk niets van elkaar, maar zij wantrouwen elkaar wel, ze zitten daar erg vriendschappelijk en fel gewapend onder de tamarindeboom te spelen, te praten en rum te drinken.
De vier mannen zijn typisch, in die zin dat de twee bedrogen echtgenoten, Fiel en Manchi - ook de verliezers in het dominospel - en de twee minnaars, Chamon en Janchi, vier verschillende houdingen tegenover de politieke oplossing van de sociale problemen der eilandbewoners vertegenwoordigen. Fiel is de spontaan agerende, die ongewild op de nominatie staat tot vakbondsleider te worden uitgeroepen, Manchi, die de blanken naar de kroon wil steken, toont zich een reactionair voorstander van recht en orde, de scharrelaar Chamon is een kleine kapitalist en Janchi de man die een uitkomst ziet in de eigen productiviteit van de Curaçaoenaars.
De verliezers in het spel verliezen ook in het leven, Fiel wordt gedood in zijn gevecht met Chamon Nicholas en Manchi pleegt zelfmoord. De eigenlijke overwinnaars zijn Janchi en Solema en deze laatste is de heldin van het verhaal. Overtuigd feministe en socialiste weet zij zich aan de vernedering van haar leven met Manchi te onttrekken. Aan het eind van het verhaal heeft zij zich bij Janchi gevoegd en op haar initiatief sticht hij de Coöperatieve Meubelfabriek Solema.
Arion is erin geslaagd de vier mannen en de twee vrouwen en ook de gemeenschap waarvan zij deel uitmaken, heel levendig uit te beelden en ondanks of dankzij uitweidingen, vertragingen, onderbrekingen de spanning op te voeren. Vooral de kinderlijke Boeboe Fiel, de pretentieuze zichzelf zielig bedriegende Manchi en de dienstbare vrouw Nora krijgen in de roman een duidelijke gestalte.
De ingenieuze opzet van Dubbelspel en de verteltrant zijn waarschijnlijk meer geïnspireerd door de Latijns-Amerikaanse dan door de Nederlandse literatuur. Binnen onze letterkunde is Dubbelspel, juist daardoor misschien, een voortreffelijke prestatie en een bekroning ten volle waard.
De Commissie voor schone letteren, (w.g.) H.C. ten Berge; dr. J.P. Guépin; Alfred Kossmann; Gerrit Kouwenaar; W.A.M. de Moor; Huub Oosterhuis.