Verbond en het Willemfonds, stonden tussen 1926 en 1936 op die manier practisch buiten de Liberale Partij en oefenden er weinig of geen invloed op uit. Hun enige leidersfiguur van betekenis was Julius Hoste jr., weliswaar eigenaar van het machtige persorgaan Het Laatste Nieuws, doch die zich sterk van de partij distancieerde en meer aandacht en energie besteedde aan de samenwerking van de Vlaamsgezinden buiten het Parlement.
Deze situatie wijzigde zich in het politiek belangrijke jaar 1936, toen Hoste tot extra-parlementair minister in de regering van Zeeland werd benoemd, hetgeen in zekere mate de erkenning betekende van het politieke belang van het Vlaamse liberalisme, dat rond die tijd ook andere tekenen van nieuwe levenskracht begon te vertonen, doch op parlementair vlak vrij machteloos bleef, al legden bepaalde franstalige liberale leiders in Vlaanderen, zoals bijvoorbeeld Maurice Lippens meer begrip voor de Vlaamse eisen aan de dag en al werden enkele authentieke Vlamingen op liberale lijsten verkozen en werd één onder hen, Arthur Vanderpoorten, in 1939 minister.
Deze toestand duurde na de Tweede Wereldoorlog mutatis mutandis voort, tot tussen 1950 en 1960 in het Vlaams Liberalisme een belangrijke generatie-aflossing plaats vond. De nieuwe op het voorplan getreden jonge liberale leiders slaagden er weldra in, mede onder druk van een zegevierende Vlaamse Beweging, binnen de in 1961 tot Partij voor Vrijheid en Voortuitgang omgevormde Liberale Partij aanhang en gehoor te verwerven, in die mate dat enkelen onder hen, W. de Clercq, H. Vanderpoorten en F. Grootjans in 1966 als minister in de regering opgenomen werden en bepaalde voor de Vlamingen gunstige wettelijke maatregelen ten uitvoer konden leggen. De spanningen die dit binnen de partij veroorzaakte vonden een oplossing in de mede door andere gebeurtenissen versnelde zgn. regionalisatie van de partij, die in 1971 tot de oprichting leidde van een autonome Vlaamse Partij voor Vrijheid en Voortuitgang. De jarenlang door de Vlaamse liberalen vruchteloos nagestreefde identificatie tussen het Vlaamse liberalisme en de partij in het Vlaamse land is daardoor nagenoeg verwezenlijkt.’
Dr. D. Wiersma en dr. A.W. Willemsen stelden vragen. De voorzitter kon getuigen dat de historici wel aan hun trek waren gekomen.