Na de roman ‘Een faun met kille horentjes’ (1966) en de verhalenbundel ‘Bankroet van een charmeur’ (1967) laat ‘De lotgevallen’ een geheel andere zijde van Raes' schrijverschap zien, een, als men wil, ‘epische’ kant. De roman, die de vergeefse dooltocht van een gezin van vier mensen door een onbekend gebied beschrijft, laat zonder twijfel meer interpretaties toe, mogelijkheid door Raes in de algemeenheid van de titel en de algemene opzet van de gehele roman vermoedelijk aangegeven. De vier mensen, die men, al lezend in de roman, steeds meer gaat zien als de mensheid in haar geheel, komen als vluchtelingen aan in een onbekend gebied, waarin de tijd niet meer bestaat: verleden en toekomst zijn gelijktijdig aanwezig; het nu ontbreekt. Hun tocht is een voortdurende confrontatie met en overwinning van verleden en toekomst, wat de mensheid was (of waartoe zij terug zou kunnen vallen) en waartoe zij zich kan ontwikkelen. Herkenning van gerealiseerde en beangstigend reële toekomstige mogelijkheden van de mensheid heeft bij de lezer voortdurend plaats. Door de mogelijkheid tot identificatie met de vier mensen wordt de lezer genoot bij deze lotgevallen, gaat het gebeuren hem als eigen aan, onderkent hij kansen tot grootheid en vernietiging bij zichzelf. Zo sterk wordt de betrokkenheid op de vier, dat het einde van de roman, wanneer de vier uiteen worden gedreven en alle doorleefde verschrikkingen vergeefs blijken, door de lezer niet anders dan als ontroerend ervaren kan worden.
Raes heeft in ‘De lotgevallen’ op zeer originele wijze een roman geschreven waarin het bestaan van de mensheid inzet is in de strijd tegen mogelijke verschrikkelijke krachten uit verleden en toekomst; de verbeelding heeft in deze roman, als in veel werk van Raes, een belangrijke plaats, zonder dat de verbeelding echter ooit tot het fantastische zonder meer leidt: de verbeelding is product van een intensieve beleving van het heden. Deze oorspronkelijke roman wordt om zijn kwaliteiten van vormgeving, van doorleefde verbeelding, van schrijfwijze door de Commissie gezien als een belangrijke bijdrage tot de Nederlandse prozaliteratuur, reden waarom zij de Maatschappij adviseert de Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs dit jaar toe te kennen aan Hugo Raes.
De Commissie voor Schone Letteren, Hella S. Haasse - Gerrit Borgers Pierre H. Dubois - Kees Fens - J.W. Schulte Nordholt - Paul de Wispelaere
Het Bestuur adviseert eenstemmig dit advies te volgen en met algemene stemmen werd de prijs aan Hugo Raes toegekend.