Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1966
(1966)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Auteursrechtelijk beschermdVII Rekening en verantwoording van de penningmeester over 1965De kascommissie, bestaande uit de heren Dr. W.C. Braat en H. Fedder, heeft het volgende verslag uitgebracht: ‘De Commissie heeft haar taak als volgt verricht: Het effectenbezit der verschillende Fondsen per 31 December 1965 werd vergeleken met de door de Amsterdam-Rotterdam Bank N.V. te Leiden verstrekte fondsenstaten en akkoord bevonden. Zoals bekend is het niet te doen gebruikelijk fondsenstaten te verstrekken over Inschrijvingen Grootboek. Door de in de loop van 1965 van de firma Jonas en Kruseman te Amsterdam uitgekeerde rentebedragen samen te trekken, kon worden vastgesteld dat deze het juiste rendement vertegenwoordigden van dit kapitaalsonderdeel. Het banksaldo per 31 December 1965 werd met de Rekening-Courant der Bank vergeleken en akkoord bevonden. Steekproefsgewijze werden enige belangrijke bedragen, zowel de ontvangsten als de uitgaven betreffende, met de betrokken stukken en het kasboek geverifiëerd. Het verschil tussen de aktiva- en passivazijden van de balans maakt f 38,86 uit, met welk nadelig saldo 1965 werd afgesloten. Ondergetekenden verklaren hierbij gaarne, dat boeken en bescheiden op voortreffelijke wijze bijgehouden en gerangschikt zijn. De Commissie zou met het voorafgaande kunnen volstaan, maar meent onder de aandacht van de Vergadering te moeten brengen, dat het jaar 1966 bijzondere eisen aan het beleid van de penningmeester zal stellen. De te treffen voorzieningen kunnen namelijk onmogelijk verkregen worden uit de gewone middelen, te weten: contributie en subsidie; dit is èn de penningmeester èn de commissie volkomen duidelijk. Zouden ter verkrijging van liquide middelen effecten moeten worden verzilverd, dan zou dit een groot verlies betekenen, gezien de steeds | |
[pagina 61]
| |
nog afbrokkelende koersen en het lage peil dat het fondsenbezit thans reeds heeft bereikt. De penningmeester hoopt er in te zullen slagen andere bronnen, buiten de geldmiddelen der Maatschappij liggend, aan te boren, welk optimisme de commissie gaarne deelt en waarbij zij de volijverige en toegewijde penningmeester van harte goed succes wenst.’ De penningmeester wordt décharge verleend. (Voor de rekening en verantwoording verwijzen wij naar bijlage II). |
|