XI De dr. Wijnaendts-Franckenprijs
De voorzitter deelt, onder verwijzing naar het in de beschrijvingsbrief gedrukte advies van de commissie terzake, mee, dat het bestuur dit heeft overgenomen. Onder applaus van de vergadering stelt hij de heer Stutterheim de prijs ter hand. Het advies luidde:
De commissie, die de opdracht had aan het bestuur der Maatschappij een werk aan te bevelen voor de toekenning van de Wijnaendts Franckenprijs 1965, bestond uit Mevr. C.H. van den Boogaard-Klaver en de heren G.A. van Es, K. Fens, G.W. Huygens en P. Minderaa. De heer van Es was niet in staat aan de beraadslagingen van de commissie deel te nemen, maar kon zich geheel verenigen met de genomen beslissing.
Aan de orde was de bekroning van een werk, dat zich bewoog op het terrein van het essay of de literaire kritiek. De andere categorie van geschriften, waarvoor de prijs om de vier jaar wordt toegekend, is omschreven als biografie en cultuurgeschiedenis. De commissie oordeelde daarom, dat thans geen essay moest worden gekozen, dat zich duidelijk bezig hield met cultuurgeschiedenis, waardoor een groot aantal werken, die aanvankelijk op de groslijst waren geplaatst, terzijde werden gesteld. De zo moeilijke begrenzing van het begrip essay anderzijds vroeg om een voorzichtige keuze, waarbij, naar het oordeel der commissie, academische proefschriften en daarmee vergelijkbare wetenschappelijke studiewerken waren uitgesloten. Een aantal auteurs, die voor hun werk, dat ook voor onze commissie ernstig in aanmerking kwam, nog zeer onlangs met een andere prijs bekroond was, deels door jurys waarin een of meer van onze commissieleden zitting hadden, behoorde ditmaal, bij gelijke verdiensten, de plaats voor anderen vrij te laten. Uit de groep die wij na al deze overwegingen overhielden kwamen drie essayisten of critici het meest naar voren en wel, in alfabetische volgorde: H.U. Jessurun d'Oliveira met zijn gedichtenanalysen in Merlijn, C.F.P. Stutterheim met Conflicten en Grenzen en Albert Westerlinck met zijn bundel Alleen en van geen mens gestoord, met name het opstel De krisis van de persoonlijkheidswaarde. Na uitvoerige beraadslaging konden alle leden der commissie zich ver-