Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1965
(1965)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 165]
| |
van der Hoogt-prijs voor het jaar 1965 laten vallen op de schrijver Jacques Hamelink, en wel ter bekroning van zijn bundel met zes verhalen getiteld Het plantaardig bewind, verschenen in 1964 te Amsterdam. In de grote stroom van moderne litteratuur neemt het proza van Hamelink naar het oordeel van de commissie een bijzondere plaats in, ja men mag zelfs van een verrassing spreken. Het is in de eerste plaats de uiting van een volstrekt authentiek schrijverschap, dat een in de huidige situatie unieke relatie tot de realiteit vertegenwoordigt. Want weliswaar wordt de bitterheid van het bestaan, naar de tendens die in de huidige litteratuur zo algemeen aanwezig is, ook hier niet ontweken, zodat men van een realistisch proza zou kunnen spreken, maar anderzijds wordt de werkelijkheid op een fijnzinnige wijze verdiept en in de context van droom en symbool omgevormd tot een diepere beklemmender waarheid. In de tweede plaats acht de commissie het taalvermogen van deze schrijver van uitzonderlijk hoog gehalte, helder en beeldend zoals men zelden vindt. Hier is een man aan het woord die zonder neologismen en gekunsteldheden spreekt en daardoor een des te overtuigender indruk op de lezer maakt. Niet alle verhalen in de bundel werden door de commissie even hoog geschat. In het algemeen prees men het meest juist die stukken, die van een eenvoudige opzet en niet een te vooropgezette constructie deden vermoeden. De doorzichtigheid, waar de taal van de schrijver zo uitstekend blijk van geeft, vond de commissie wat de inhoud betreft het meest in de verhalen Een opgehouden onweer, Brandoffer op zondag en Het wandelende woud, terwijl ook Door een vlies van slaap en tranen veel waardering vond. Het probleem van de adolescentie is een van de voornaamste thema's van het werk van Hamelink, en vooral in de eerste drie verhalen van zijn boek heeft hij de angsten, de beklemming en de onzekerheid van de opgroeiende jongen op zeer overtuigende wijze weten te tekenen. Daarbij is de verhouding van de mens tot de natuur als een oergrond van zijn bestaan, het hele complex van drift en intuïtie, vrees en geborgenheid, door de schrijver in het geding gebracht en soms zelfs op aangrijpende wijze opgeroepen. In zijn beste verhalen is Hamelink een schrijver van bijzondere allure, diepgaand, waarachtig en zeer dichterlijk. De grote aanmoediging die de van der Hoogt-prijs is, althans behoort te zijn, komt dus, zo meent de Commissie voor Schone Letteren, volkomen toe aan deze schrijver voor zijn belangrijk debuut. Het bestuur adviseert dit advies te volgen en aan J. Hamelink de prijs toe te kennen. | |
[pagina 166]
| |
Zonder stemming gaat de vergadering accoord met het voorstel van het bestuur dit advies te volgen. De secretaris verlaat daarop de vergadering teneinde de bekroonde geluk te wensen en hem uit te nodigen voor de maaltijd. De heer Cohen (A.E.) is zo vriendelijk zijn plaats in te nemen; wat volgt is dus van zijn hand. |
|