IX. De Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs.
Het advies voor de toekenning van de Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs voor de periode 1957/'58 is als vertrouwelijke mededeling afgedrukt in de beschrijvingsbrief:
De Commissie voor Schone Letteren stelt voor dit jaar de Van der Hoogt-prijs toe tekennen aan Hans Warren voor zijn gedichtenbundel ‘Saïd’.
De thans 37-jarige dichter Hans Warren debuteerde in 1946 met ‘Pastorale’, een bundel eenvoudige en vrij traditionele natuur- en liefdeslyriek, waarin o.a. de natuursfeer van Walcheren bijzonder sensitief werd opgeroepen. In 1954 verscheen zijn bundel ‘Leeuw Lente’, die met een reisbeurs van het Departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen werd onderscheiden. De suites van deze bundel verrasten door een fonkelende beeldspraak en door een originele vormgeving. Voor Warren's ontwikkeling is, als voor meer Nederlandse dichters, de ontmoeting met het Zuiden, het Middellandsezeegebied, van grote betekenis geweest. De mediterrane cultuur heeft Warren geinspireerd tot gedichten, die nergens de vluchtigheid van reisnotities hebben, maar die wezenlijk wortelen in de zuidelijke wereld. Vertoont ‘Leeuw Lente’ nog een zekere krampachtigheid en gezwollenheid, Warren's nieuwste werk, de in 1957 verschenen bundel ‘Saïd’ bezit, met behoud van de levensfelheid, althans in de meest geslaagde gedichten, ook de klaarheid, die kenmerkend is voor de zuidelijke cultuur.
In de afdeling ‘Gemengde Gedichten’ van de bundel werd de commissie bovendien getroffen door het gedicht ‘174’, dat zij gaarne apart vermeldt, omdat het, hoewel vallend buiten de centrale thema's van het werk (de liefde en de natuur) nochtans een der hoogtepunten is geworden.