VII. Verslagen der vaste commissies
De Commissie voor Taal- en Letterkunde vergaderde 9 maal. Voorzitter was Dr P.J. Meertens, secretaris Dr G.G. Kloeke.
De volgende voordrachten werden door de commissieleden gehouden:
19 september 1956: Kruyskamp, Balthazar Huydecoper.
26 oktober 1956: Lieftinck, Het Zutfens-Groningse hs. van Maerlants Rijmbijbel.
21 november 1956: Heeroma, De tweede ‘Rose’.
19 december 1956: Kossmann, Versvoeten en versmaat.
23 januari 1957: Meertens, Een taalsociologisch onderzoek in de Noordoostpolder.
27 februari 1957: Minderaa, Vondels treurspel Zungchin.
13 maart 1957: Kloeke, De culturele achtergrond van de term spreekwoord.
11 april 1957: Van Es, De dichter Boutens.
16 mei 1957: De Tollenaere, Fonologie of versleer.
Van het Tijdschrift verscheen deel 74, afl. 4 en 75, afl. 1.
De traditionele vergadering van de Commissie voor Geschied- en Oudheidkunde aan de vooravond van de jaarvergadering werd gehouden op de avond van dinsdag 19 juni 1956 in het gebouw Rapenburg 61. Als spreker trad op Prof. Dr C.H. Edelman met een rede over de geschiedenis van de bodem van Nederland. Deze vergadering werd door twintig leden bijgewoond.
Op de jaarvergadering werden tot leden der Commissie gekozen de heren Hugenholtz en Bakhuizen van den Brink, terwijl de heer Milo tot de raadgevende leden overging.
Op 12 juli overleed het lid de heer Van Royen.
Op de bijeenkomst van 25 oktober 1956, ten huize van de heer Juynboll, werd deze tot voorzitter gekozen. Op deze bijeenkomst sprak de heer Milo over het aandeel van de Nederlandse marine in de tweede wereldoorlog in de tot zinken gebrachte vijandelijke tonnage. De heer Braat besprak het voorlopig resultaat van zijn opgravingen op het kasteel te Caen, in Normandië. De heer Juynboll sprak over fresco's van de Tiepolo's in villa's bij Vicenza.
Op de bijeenkomst van 29 november 1956 in de Universiteitsbibliotheek sprak de heer Fockema Andreae over oude gewichten, hun gehalte en hun namen. De heer Pelinck sprak over de kapel van de falide bagijnen