VII. Verslagen der vaste commissies
De Commissie voor Taal- en Letterkunde vergaderde achtmaal in de Universiteitsbibliotheek, eenmaal in de werkkamer van de Leidse Taalatlas. Voorzitter was de heer Lieftinck, secretaris de heer Heeroma. Op de vergaderingen werden de volgende voordrachten gehouden:
28 sept. 1955: de heer De Tollenaere, Een buitenissige h-isofoon in Limburg.
19 okt. 1955: de heer Lieftinck, Een filoloog uit de 9de eeuw, Lupus van Ferrières.
23 nov. 1955: de heer Kossmann, Opmerkingen over tekst en muziek.
21 dec. 1955: de heer De Bruin, Mnl. bewerkingen van de Griseldisstof.
18 jan. 1956: de heer Minderaa, Janus Secundus en zijn invloed.
22 febr. 1956: de heer Heeroma, Jou.
21 maart 1956: de heer Van Es, De twee auteurs van Walewein.
18 april 1956: de heer Kloeke, de derde persoon enk. van hebben.
16 mei 1956: de heer Bouman, Klanksymboliek.
Van het Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde verschenen gedurende het verslagjaar deel LXXIII, afl. 4 en deel LXXIV, afl. 1-3.
In verband met de kritiek, die soms, zowel binnen als buiten de Maatschappij, gehoord wordt, wil de Commissie uitspreken, hoe zij het karakter en de functie van het Tijdschrift ziet. Het Tijdschrift heeft haars inziens geen taak in het actuele litteraire leven te vervullen door het leveren van kritische beschouwingen over moderne litteratuur. Evenmin kan het zijn taak zijn het onderwijs te dienen door bijdragen tot de didaktiek der taal- en letterkunde. De eerste zowel als de tweede taak wordt vervuld door verscheidene andere organen. Het bestaansrecht van het Tijdschrift is echter, dat het functioneert als ontmoetingspunt voor allen die de neerlandistiek op wetenschappelijke wijze beoefenen. Het heeft nooit een bepaalde school op het gebied van taal- of