Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1956
(1956)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 151]
| |
Verslagen | |
[pagina 153]
| |
Verslag van de jaarvergadering te Leiden 20 juni 1956De beschrijvingsbrief luidde:
Leiden, mei 1956 M.
Het Bestuur van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde nodigt U uit tot het bijwonen van de jaarvergadering op
Woensdag de 20ste Juni 1956 te Leiden in het Academiegebouw, Zaal XI, Rapenburg 73. Aanvang 10.30 uur
De orde der werkzaamheden is als volgt: I. Opening van de vergadering door de voorzitter, de heer Dr C.F.P. Stutterheim. II. Verslag van de staat der Maatschappij en van haar belangrijkste lotgevallen en handelingen gedurende het jaar 1955/1956. III. Verslag van de staat der Afdeling voor de drie Noordelijke Provinciën gedurende hetzelfde tijdsverloop. IV. Verslag van de staat der Afdeling voor de Zuid-Oostelijke Provinciën gedurende hetzelfde tijdsverloop. V. Verslag van de staat der bibliotheek gedurende hetzelfde tijdsverloop. VI. Verslag omtrent de rekening en verantwoording van de penningmeester. VII. Overzicht van de verslagen der vaste commissies. VIII. Bekendmaking van de uitslag der stemming over de te benoemen leden (zie bijlagen). Ieder gewoon lid is gerechtigd, zijn stem uit te brengen omtrent de vraag welke leden worden benoemd. Zij die van dat recht gebruik maken, zorgen dat het hun nevens de candidatenlijst toegezonden stembiljet, duidelijk ingevuld en met hun naam ondertekend, uiterlijk 24 uur voor de aanvang der jaarvergadering is ingekomen bij de secretaris op straffe van nietigheid van het betreffende stembiljet. Een in de voorafgaande maandvergadering te benoemen commissie van leden maakt de uitslag der stemming de avond tevoren op, en deelt die aan de vergadering mede (art. 9 der Wet). IX. Stemming over de toekenning van de prijs van aanmoediging, genaamd Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs, voor de periode 1955/'56 (zie bijlage).
Noenmaal in het Prytaneum, Rapenburg 6.
X. Voordracht door Dr G. Brom over:
Rembrandt en Vondel
XI. Vaststelling van de jaarlijkse bijdrage (art. 13 der Wet). Het Bestuur stelt voor deze te handhaven op ƒ 10.-. | |
[pagina 154]
| |
XII. Verkiezing van drie bestuursleden (art. 24 der Wet; zie het bijgevoegde stembiljet). XIII. Verkiezing van leden in vaste commissies (art. 53 der Wet; zie het bijgevoegde stembiljet). XIV. Voorstel van het bestuur tot dispensatie van art. 60/3 der Wet (zie onder 1). XV. Verkiezing van een voorzitter. XVI. Rondvraag. (XIV 1) Art. 60/3 luidt: ‘Op de begroting wordt elk jaar een bedrag, vertegenwoordigende ten minste 10 procent der jaarlijkse inkomsten, uitgetrokken voor de eigen uitgaven der Maatschappij, ongerekend het bedrag, dat daartoe uit het Fonds beschikbaar wordt gesteld’.
Aanwezig zijn 85 leden.
Nadat in de receptiekamers van het universiteitsgebouw een kop koffie is gebruikt, opent de voorzitter Dr. C. Stutterheim te elf uur de vergadering. Na zijn welkomstwoord tot de Nederlandse en Belgische leden herdenkt hij de 22 leden, die in het afgelopen jaar door de dood zijn weggenomen, t.w. N. Ottema, F. Schleiden, G.J. Heering, G.J. Honig, A.B. Cohen Stuart, J. de Jong, G. Kalff, G. Gosses, L. Goemans, R. Guarnieri, C.G.N. de Vooys, J. Loudon, M. Simon Thomas, E.A. Serrarens, F.S. Knipscheer, E. Wiersum, L.G.J. Verberne, J.H. Boeke, L.A. Rademaker, P.J.M. van Gils, E.J. Huizenga-Onnekes en F. Beelaerts van Blokland. Voor het overzicht van de lotgevallen der Maatschappij in het verenigingsjaar 1955-'56 verwijst de voorzitter naar het verslag van de secretaris. Overigens meent hij, dat dit jaar zich niet essentieël van andere heeft onderscheiden. Na dank gebracht te hebben aan zijn medebestuursleden, de leden der vaste commissies en sprekers en bezoekers der maandvergaderingen, staat hij iets langer stil bij het sinds jaren precaire punt van de onbevredigende opkomst bij de traditionele maandelijkse vergaderingen. Ofschoon de Maatschappij betrokken wordt in tal van litterair-culturele aangelegenheden en zichzelf dus zeker niet heeft overleefd en de omstandigheden honderd jaar geleden blijkens een brief van Matthijs de Vries aan Hoffmann von Fallersleben van 30 januari 1854 niet bepaald rooskleuriger waren, moet toch helaas geconstateerd worden, dat er maandelijks gewoonlijk slechts een kleine schaar bijeenkomt, waarbij men evenwel moet bedenken, dat hier niet de kwantiteit maar de kwaliteit van de meeste betekenis is. Aansluitend bij de laatste opmerking, gaat de voorzitter vervolgens over tot zijn voordracht: | |
[pagina 155]
| |
Eenheid, Structuur, Monade (zie blz. 3).
Na deze rede krijgt de secretaris het woord voor voorlezing van het verslag van de staat der Maatschappij en van haar belangrijkste lotgevallen en handelingen gedurende het jaar 1955-1956. |
|