secretaris. Ouder gewoonte werden de vergaderingen besloten met een wetenschappelijke mededeling, beurtelings door een der leden gehouden, over de volgende onderwerpen:
op 22 September 1954: Dr F. de Tollenaere: De H-isophoon in Noord-Brabant;
op 20 October 1954: Dr G.I. Lieftinck: Indrukken van een handschriftententoonstelling;
op 17 November 1954: Mogelijkheid en wenselijkheid van een jaaroverzicht der Nederlandse taal- en letterkunde;
op 22 December 1954: Dr C.C. de Bruin: De Testamenta XII patriarcharum;
op 26 Januari 1955: Dr K. Heeroma: De datering van Sluiters gedichten;
op 16 Februari 1955: Dr P.J. Meertens: Bibliografische hulpmiddelen bij de studie der Nederlandse letterkunde;
op 23 Maart 1955: Dr G.A. van Es, Het negeren van tijd en afstand in de abele spelen;
op 28 April 1955: Dr C. Kruyskamp: N.a.v. Nijhoffs ‘Kinderkruistocht’;
op 18 Mei 1955: Dr A.C. Bouman: De IJslandse Kenningar.
De traditionele vergadering van de Commissie voor Geschied- en Oudheidkunde op de vooravond van de Jaarvergadering vond plaats op 3 September 1954; ca 30 leden der Maatschappij woonden haar bij. Dr E. Reeser sprak er over: ‘Aspecten der Nederlandse Muziek sinds 1880’.
De volgende dag werden op de Jaarvergadering tot leden der Commissie gekozen de heren Rüter en Juynboll, terwijl de heren Fockema Andreae en Kessen tot de raadgevende leden overgingen. In October 1954 werd de heer Milo als voorzitter opgevolgd door de heer Rüter.
De vijf bijeenkomsten van dit jaar werden gedeeltelijk bij de leden aan huis, gedeeltelijk in de Universiteitsbibliotheek gehouden en wel in 1954 op 28 October en 25 November, in 1955 op 3 Februari, 24 Februari en 31 Maart.
De sprekers en hun onderwerpen waren de volgende: De heer Locher sprak over Een Reis van Willem de Clercq naar Rusland, de heer Fockema Andreae over Vikinger-Wijken in Nederland en in een latere bijeenkomst over de Prae-stedelijke Phase van Leiden. De heer Braat zocht naar de diepere oorzaak van het feit, dat sedert ruim een eeuw het eenvoudige,