Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1954-1955
(1954-1955)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Auteursrechtelijk beschermdDaarna brengt de bibliothecaris, de heer Kessen, verslag uit van de staat der bibliotheek. | |
V. Verslag van de bibliothecaris aant.Binnen de U allen bekende, zeer beperkte financiële mogelijkheden bewoog zich ook dit jaar de verwerving van het boeken- en tijdschriften-materiaal voor de bibliotheek onzer Maatschappij, verwerving, die in niet onbelangrijke mate mede mogelijk werd gemaakt door de vrijgevige houding van enkele leden-schenkers, doch vooral van de Nederlandse uitgeverswereld. De aankoop geschiedde vooral in de richting | |
[pagina 179]
| |
van de moderne Nederlandse belletristische literatuur, vooreerst vanwege de genoemde beperkte financiële middelen, die noopten de gebieden van Vaderlandsche geschiedenis en Oudheidkunde bij de aankoop prijs te geven en vervolgens uit de overweging, dat de vele belletristische werken, door de Nederlandse en Belgische uitgevers ook dit jaar wederom geschonken, aanvulling of vervollediging vroegen. De verwerving door aankoop zou ook dit jaar zeer gering zijn geweest, ware het niet, dat geput is kunnen worden uit het bibliotheekfonds, dat twee jaar geleden door een tweetal schenkingen niet onbelangrijk werd verrijkt. Zodoende was het bedrag voor de aankoop besteed ongeveer het dubbele van verleden jaar en dienovereenkomstig was het aantal gekochte werken. Overigens blijft het te betreuren, dat door het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen nog steeds geen subsidie werd verstrekt aan de Maatschappij, waarvan de activiteiten in zovele richtingen uitgaan. Er mogen thans enkele concrete gegevens volgen over de aanwinsten door aankoop, schenking en ruil. Vooraf zij opgemerkt, dat het verslagjaar slechts loopt van 1 Sept. 1954 tot 1 Juni 1955, zodat de ter vergelijking gegeven cijfers uit het vorige jaarverslag, dat betrekking had op een periode van 15 maanden, tot de juiste verhouding dienen te worden teruggebracht. Door aankoop werden 122 werken verkregen, door schenking van uitgevers en particulieren niet minder dan 254 (v.j. 331). Aan vele uitgevers werden telkens lijsten niet desiderata toegezonden; in de meeste gevallen werd aan de betreffende verzoeken om present-exemplaren voldaan. Uit de genoemde cijfers blijkt, dat, afgezien van hetgeen door ruil verkregen werd, de verwerving voor niet minder dan 2/3 op schenkingen berustte, hetgeen wel voldoende de bedenkelijke situatie der bibliotheek illustreert. Het aantal instellingen, waarmede ruilverkeer wordt onderhouden middels het Jaarboek en het Tijdschrift voor Ned. Taal- en Letterkunde, steeg ook dit jaar en wel tot 181 (v.j. 168), waarvan 77 in Nederland (v.j. 68) en 104 in het buitenland (v.j. 100). Door ruilverkeer en abonnementen werden 149 vervolgdelen (v.j. 139) verworven. Aan handschriftelijke stukken werden door schenking verworven een brief van de hand van Betje Wolff en Aagje Deken, geschonken door Mej. Dr E.H.C. Veen te Velp, twee briefkaarten van Albert Verweij aan J.J.L. Duyvendak, geschonken door Mevr. de Wed. Duyvendak- | |
[pagina 180]
| |
Allen, 4 brieven en een briefkaart van François Haverschmidt, geschonken door Mevr. C.E. Schram-Ladenius te 's-Gravenhage, terwijl eveneens door de vriendelijke bemiddeling van Dr Staverman te Deventer werd verkregen het rijk geïllustreerde Album Amicorum van Bartholomeus Ruloffs, geschonken door de familie J.H. Rogge te Rotterdam. Door aankoop werd verkregen een dubbel blad perkament uit het einde der 14e eeuw, zijnde een fragment van het Boec van der Wraken. Van dit leerdicht uit de eerste helft der 14e eeuw is slechts één volledig afschrift te Oxford bekend. Het nieuw verworven fragment vormt een deel van hetzelfde handschrift, waarvan het fragment, aanwezig in de Koninklijke Bibliotheek in den Haag, een rest is. Evenals verleden jaar was het bedrag, aan het bindwerk besteed, het dubbele van dat van vorige jaren. In het kader van de Betje Wolff- en Aagje Deken-herdenking werden door de Tentoonstellingscommissie, waarvan ondergetekende als voorzitter fungeerde, tentoonstellingen georganiseerd, mede uit het bezit der Maatschappij en wel te Vlissingen, 's-Gravenhage, Leiden en Beverwijk, die alle zeer geslaagd zijn. De kosten van deze tentoonstellingen werden, gezien de financiële toestand van de Maatschappij, geheel gedragen door de betrokken Gemeentebesturen. Verder werd bij gelegenheid van de 10e herdenking van de Bevrijding van ons land door het Bestuur der Maatschappij in de Universiteitsbibliotheek een tentoonstelling ingericht: ‘De Vrije Letterkunde tijdens de bezetting’. Deze was samengesteld uit het bezit van enkele leden der Maatschappij, o.w. de Voorzitter, Prof. Dr P. Minderaa, Mr W.H. Nagel, de Heer G. Kamphuis, terwijl het grootste gedeelte der tentoongestelde werken afkomstig was uit het bezit van de Gem. Universiteitsbibliotheek te Amsterdam. In het kader van de Lustrumviering der Leidse Universiteit werd tenslotte een tentoonstelling - eveneens in de Universiteitsbibliotheek - gewijd aan het ‘Leven en Werken van François Haverschmidt (Piet Paaltjens)’. De unieke collectie in het bezit van de Maatschappij maakte deze tenstoonstelling mogelijk. Door ondergetekende werd een subsidie ten bedrage van ƒ 1000.- gevraagd aan het Hendrik Muller's Vaderlandsch Fonds - en ook verkregen - voor het drukken van een alfabetisch register op alle tot nu toe verschenen ‘Levensberichten’ van de leden der Maatschappij. Tot het samenstellen van een dergelijk register noodde de overweging, | |
[pagina 181]
| |
dat enkele van de vijf tot nu toe verschenen registers niet meer verkrijgbaar of ontoegankelijk zijn en dat één alles omvattend register, op uniforme wijze samengesteld, in het gebruik ongetwijfeld veel doeltreffender zal blijken. Binnen enkele weken zal dit register, dat ca 54 blz. druks in twee kolommen zal omvatten, in druk worden uitgegeven. Naar het verkrijgen van materiële middelen om in de huidige financiële situatie van de bibliotheek verbetering te brengen, wordt door mij voortdurend uitgezien. Ik moge besluiten met het uitspreken van een woord van oprechte dank aan alle leden der Maatschappij, die de bibliotheek op een of andere wijze verrijkten en vooral aan de Nederlandse uitgevers, die op zo vrijgevige wijze ook in het afgelopen jaar tot vermeerdering van het bezit hebben medegewerkt. De voorzitter dankt de bibliothecaris voor de uitnemende wijze, waarop hij weet te roeien met de riemen, die hij heeft. |
|