gerichte kunstenaarshouding, en een daarmee gepaard gaande verdieping van zijn dichterschap. In het jongste dichtwerk van Van der Graft heeft deze ontwikkeling zich voortgezet. ‘Vogels en Vissen’ bevat een 30-tal op de essentialia van het leven betrokken verzen, waarin de spanning tussen natuur (de vissen) en bovennatuur (de vogels), tussen de goden en God, tussen gisteren en morgen op even dichterlijke als originele wijze is uitgedrukt. Hoewel Van der Graft het experiment niet schuwt en in zijn versificatie met de traditionele vormen heeft gebroken, kan hij niet worden gerekend te behoren tot de groep der z.g. experimentele dichters, maar meer dan deze is hij er, naar het oordeel der commissie, althans tot op dit ogenblik in geslaagd, niet alleen de poëzie te vernieuwen, maar deze ook te verrijken, dank zij zijn a-rationele werkwijze, welke verstaanbaarheid niet in de weg hoeft te staan, zijn herhaaldelijk aan M. Nijhoff herinnerende taalgevoeligheid, zijn sterk beeldend vermogen, dat ook voor het surreële niet terugschrikt, zijn - soms te speelse - fantasie en zijn zeer persoonlijke humor. En mag deze laatste hem ook wel eens tot woordspelingen verleiden, die meer de humorist dan de dichter sieren, zijn experimenteer- en spellust voeren heel dikwijls tot verrassende en verrukkende uitkomsten. In het merendeel van de in deze bundel opgenomen verzen dringt hij door in eigen wezen en wat hij daarvan openbaart, hetzij rechtstreeks, hetzij in symbolen, en dan zeker niet minder poëtisch, is onthullend voor het menselijk bestaan in het algemeen en voor dat van de moderne mens in het bijzonder. Telkens opnieuw frappeert hij door zijn plastische uitdrukkingswijze, door zijn intelligente en gevoelige formulering en door zijn tot op het elementaire teruggaande dichterlijkheid, die hem tot een geheel aparte figuur maken.
De oogst der beide afgelopen jaren op het gebied van de jongere poëzie overziende, meent de commissie dan ook, dat zij geen betere keuze had kunnen doen. Zij plaatst zich op het standpunt, dat het werk van deze belangrijke dichter reeds veel meer inhoudt dan een belofte, en beveelt op de hierboven uiteengezette gronden de bundel ‘Vogels en Vissen’ met warmte aan voor de toekenning van de Van der Hoogtprijs 1954. Onnodig hieraan toe te voegen, dat de commissie van de verdere ontwikkeling van de dichter Guillaume van der Graft grote verwachtingen koestert.