Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1954-1955
(1954-1955)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Auteursrechtelijk beschermdIII. Vervolgens leest de heer De Buck het verslag voor van de Noordelijke afdeling. | |
[pagina 153]
| |
door hem wegens zijn vele ambtsbezigheden als Rector Magnificus niet worden aanvaard; de ledenvergadering van 9 October koos daarop als zodanig Dr Jongkees, zodat het bestuur gedurende dit verenigingsjaar heeft bestaan uit de heren: Jongkees voorzitter, Guibal penningmeester, Das assessor en Mevr. Hartgerink-Koomans secretaresse. Met grote welwillendheid heeft Dr. de Buck, ofschoon reeds démissionnair, nog deelgenomen aan de voorbereiding van het seizoen 1953-1954 in de bestuursvergadering van 8 Juli en is hij ook nog onze Afdeling blijven vertegenwoordigen in het Hoofdbestuur der Algemene Maatschappij. De Literaire faculteit van de Universiteit te Groningen heeft ditmaal niet - zoals in de beide voorafgaande jaren - vervolgcolleges gegeven op de Zaterdagen van Februari, zodat de bijeenkomsten van onze afdeling regelmatig konden worden gehouden. Op Vrijdag 9 October sprak ten tweeden male - deze keer te Groningen - Dr. Kok over: Virgilius; brug tussen twee werelden. Zijn voordracht bleek eerder een omwerking dan een eenvoudige herhaling te zijn van het in 't vorige verenigingsjaar gebodene. Bij deze bijeenkomst waren verscheiden classici als introducé aanwezig, o.a. Prof. Enk, die een levendig aandeel nam aan de discussie. Vooraf had Dr. de Buck uitvoerig verslag uitgebracht over de ledenvergadering der Algemene Maatschappij te Leiden, waar hij in Juni de Noordelijke Afdeling had vertegenwoordigd. Dit zou, reglementair, zijn laatste ambsthandeling als aftredend voorzitter hebben moeten zijn. Op 14 November sprak te Groningen Dr. G. Das over: Tolerantie en intolerantie bij Thomas More. De vergadering van 16 Januari werd gehouden te Leeuwarden, waar het Fries Museum ons op zeer gewaardeerde wijze gastvrijheid verleende. Vóór de pauze sprak Dr. van Buytenen over: St-Ontcommer en het Volto Santo van Lucca, terwijl daarna Dr. Wassenbergh de aanwezigen rondleidde door het gerestaureerde en nieuw-ingerichte museum en speciaal over de tentoonstelling van het Friese kinderportret in de 16e- en 17e Eeuw. Ook hier waren enkele introducé's aanwezig. Op 13 Februari sprak te Groningen Dr. H.P. Coster over: Sporen van sociale belangstelling in het midden der 19e Eeuw, en op 12 Maart Prof. Dr. van Winter over: De zeven Provinciën. Het Drents Genootschap had onze belangstelling gevraagd voor een spreekbeurt van de romancier Ben van Eysselsteyn, die zou vallen op | |
[pagina 154]
| |
een der eerste Zaterdagen in April, en in verband daarmee heeft Uw bestuur voorgesteld in die maand, waarin ook de Paasvacantie viel, verder geen ledenvergadering te houden. Tot onze teleurstelling is de lezing van Van Eysselsteyn niet doorgegaan, zodat nu wel een zeer lang interstitium deze jaarvergadering scheidt van de regelmatige serie der winterse ledenvergaderingen. Na het huishoudelijke gedeelte, houdt Mej. M. de Visser een causerie over: ‘De geschiedenis van het oorijzer’. Met het oog daarop werd voor de jaarvergadering de gastvrijheid van het Gronings Museum van Oudheden gevraagd en verkregen. De uitvoering van de ten vorigen jare goedgekeurde organisatorische reglementen heeft helaas nog tot enig misverstand aanleiding gegeven. In Januari bereikte Uw secretaresse de aanschrijving dat de Noordelijke Afdeling dubbeltallen had te stellen, waaruit het bestuur een benoeming zou doen in de Commissie voor het Jaarboek en in die voor Schone Letteren. In de vergadering te Leeuwarden werd voor de eerste een dubbeltal gesteld, waaruit Prof. Lindeboom is aangewezen. Wat de Commissie voor Schone Letteren betreft, verkeerden wij in de mening, dat twee dubbeltallen gevraagd werden, waardoor de vergadering vier leden onzer afdeling aanwees. Het bleek echter dat wij slechts één lid in deze Commissie zullen kunnen hebben. Uit de vier voorgestelden koos het Hoofdbestuur de heer Hendrik de Vries, waarbij wij echter lange tijd in het onzekere zijn gebleven of deze zich wel beschikbaar wilde stellen. Tot ons genoegen blijkt dat inderdaad het geval te zijn. Ons lid, de heer Jan Boer, had de vriendelijkheid ons een exemplaar te doen toekomen van zijn jongst verschenen gedichtenbundel ‘Roemte en Voart’. Van de in 1953 nieuw benoemde leden der Maatschappij, die onder de Noordelijke afdeling vielen - te weten twee - heeft Mevrouw van Giffen het lidmaatschap aanvaard, Prof. Dr. Scheltema echter niet. Door de dood ontvielen ons de heren Vorenkamp en Roos, terwijl Prof. Immink voor het lidmaatschap der Maatschappij heeft bedankt. Ook berichtte ons Prof. Bouman, dat hij reeds enige jaren geleden aan de secretaris te Leiden heeft bedankt. Noch aan Prof. Heeroma, noch aan Prof. Schulte Nordholt is het tot heden gelukt zich in Groningen te vestigen, zodat in het afgelopen jaar onze Afdeling heeft bestaan uit 69 leden. |
|