Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1950-1951
(1950-1951)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHet verslag van de staat der bibliotheek wordt vervolgens door de bibliothecaris, de heer Van Rijnbach, uitgebracht. | |
[pagina 272]
| |
[V.] Verslag van de bibliothecarisaant.V. Ook dit jaar werd de Bibliotheek, zowel wat handschriften als drukwerken betreft, met verscheidene belangrijke aanwinsten vermeerderd. Van de verworven handschriften vindt men achter dit Jaarverslag een lijst, zodat een afzonderlijke bespreking achterwege kan blijven, alleen moge een uitzondering gemaakt worden voor de Hss. 1964 en 1965, resp. een Passieboekje van circa 1500 en een Gebedenboekje uit de tweede helft der 16e eeuw, beide in de originele stempelbanden, die door aankoop werden verkregen. Wat de ten geschenke ontvangen drukwerken betreft, wens ik Uw aandacht te vestigen op een aardig kinderboekje: Het gulden Boekske voor lieve Kleinen, afgestaan door Mej. A.F. Le Poole; op R.K. Ouwejan's Schrift uit vroeger Tijden, ontvangen van C.G.A. Corvey. Papiergroothandel N.V. te Amsterdam, evenals Annie G. Schmidt, Bloemlezing uit ‘Een Bloemlezing in Prachtband’, vier teksten, en Brood en Mangelpers, met tekeningen van Wim Bijmoer. De heer A.J. Stakenburg zond zijn gedichtenbundel: Kringloop, een Cirkelgang van dichterlijke Gedachten; Mevrouw J. de Loos-Haaxman schonk het zeldzame boekje van Melis Stoke (ps. v.H. Salomonson): Portretten uit de Volksraad, Eerste Reeks (1924) en ons trouwe lid te Kaapstad, de heer F. Oudschans Dentz, zond ons zijn: Afrikaanse Taalgedagtes, met een inleiding door P.J. Menaber, pastoor Ad. Welters te Valkenburg zijn Kluizenaars in Limburg en ten slotte, maar zeker niet het minst belangrijke, vermeld ik het geschenk van een onbekende: Adriaen de Witte, Een gheestelic vermaeckelyck Cloosterken ghenaemt Hemelvaert, alle Menschen dienende ende profiitelick Loven (1568). Nu ik aan het einde van mijn laatste verslag, dit in verband met mijn a.s. aftreden als bibliothecaris, ben gekomen, is het mij een oprechte behoefte, allen die mij in de afgelopen 23 jaren hebben gesteund en voorgelicht, hartelijk voor hun hulp en medewerking te bedanken, inzonderheid noem ik de ambtenaren van de Univ. Bibl., de heren Hartevelt, Van der Heyden en Schut, op wier hulp ik nimmer tevergeefs een beroep deed; het Bestuur der Maatschappij dank ik dat het mij al die tijd de grootst mogelijke vrijheid liet; de bibliothecarissen der Univ. Bibl. G. de Vries, Wieder, Sevensma en Kessen hebben evenzeer recht op mijn erkentelijkheid voor de aangename samenwerking en de gastvrijheid mij in de Univ. Bibl. verleend. |
|