liteit in het Nederlands, een lezing, waaraan twee zittingen werden gewijd; Dr C. Kruyskamp over: Een stichtelijk Proces; Dr A.C. Bouman over: Woordgeografie van de Bunzing; Dr C.C. de Bruin over: Middelnederlandse Imitatiovertalingen; Dr F. de Tollenaere over: Nederlands Muishond en Dr P.J. Meertens over: Mystieke Liederen uit de 16de Eeuw. Van het Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde verschenen: deel 66, afl. 4; deel 67, afl. 1, 2, 3 en 4. Secretaris der redactie was Dr C. Kruyskamp.
De Commissie voor Geschied- en Oudheidkunde hield vijf bijeenkomsten. De vergadering van 26 Januari 1950 was vrijwel geheel gewijd aan het opstellen van de voordracht voor de Prijs van Meesterschap. De heer Bakhuizen van den Brink sprak over: Twee Leidse Alba Amicorum en over: De Benoeming van Vulcanius tot Hoogleraar te Leiden (1575); de heer Fockema Andreae over: De Geschiedenis van de Grote Waard; de heer F. Gosses over de ‘Erinnerungen’ van R. von Kühlmann (1940), de heer van Gils over een zeldzaam 15de eeuws getijdenboekje, alsmede over de lotgevallen der ‘Annales Rodenses’; de heer Juynboll over een schilderij van John Zoffany en de heer Locher over: Een Passage uit H. Schulte Nordholt's ‘Het Beeld der Renaissance’, de heer Pelinck over: Een Schilderij in het Muiderslot en ten slotte de heer Van Royen over: De voormalige Tuinen rondom Leiden.
De werkzaamheid van de Commissie voor Schone Letteren beperkte zich dit jaar in hoofdzaak tot het opstellen van de voordracht voor de Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs. Zoals reeds in het verslag van de secretaris werd medegedeeld, heeft de Commissie ernaar gestreefd, het element van aanmoediging duidelijk tot zijn recht te laten komen.
De in het vorige verslag van de Commissie voor de Uitgave van Geschriften aangekondigde bundel Verspreide Geschriften van Dr G.J. Boekenoogen, bezorgd door Dr A. van Rijnbach, is verschenen. De bewerking van de Comedies van Coornhert door Dr Van der Meulen wordt voortgezet; hij hoopt in de loop van dit jaar het eerste deel persklaar te kunnen maken. Voor deze onderneming heeft de Afdeling Letterkunde van de Kon. Nederl. Akademie van Wetenschappen wederom een subsidie van ƒ 400,- toegezegd. Aangezien momenteel elk contact met de heer Meuser verbroken is, blijft een uitgave van de Lancelot-fragmenten vooralsnog onzeker.
De Commissie voor het Jaarboek werd in zijn werkzaamheden sterk geremd door het feit, dat het bestuur lang heeft moeten beraadslagen