deze kinderen veelal te gronde. Voor een spraak meer dan een enkele klank is mondademhaling nodig, omdat alleen hierdoor een behoorlijk volumen lucht vlug kan binnenkomen. Bij het spreken immers is een belangrijk groter volumen lucht met een vluggere inademing nodig dan voor rustademhaling. Het zeer jonge kind kan daarom niet ‘vloeiend’ spreken.
Voor de communicatie met de medemensen evenals voor die met huisdieren wordt vooral geluid gebruikt. (Men denke aan de klopgeluiden in de bezettingstijd!) Bij mens en dier speelt overigens geluid voortgebracht door ademdruk de hoofdrol, waardoor lucht langs een door spierfunctie van de stemplooien vernauwde plaats in het strottenhoofd geperst wordt. Er ontstaat een klankmengsel, dat men het basisgeluidmengsel voor de spreekstem kan noemen. Dit basisgeluid kan men op twee manieren demonstreren: a. om bij bepaalde aandoeningen van het strottenhoofd het leven te kunnen redden, is het soms nodig, het hele orgaan weg te nemen, hetgeen in plaatselijke gevoelloosheid kan gebeuren. Als tijdens de operatie het strottenhoofd reeds van het aanzetstuk afgesneden, doch de wond nog open is, kan men de patient vragen, vocalen voort te brengen. Het blijkt dat dan alle vocalen nagenoeg gelijk klinken: men hoort telkens een slechts weinig gemodificeert basisgeluid, dat nu niet door het aanzetstuk met versterking van bepaalde resonanties en onderdrukking van andere tot de geïntendeerde vocaal kan worden. b. Ook zonder operatie kan men hetzelfde laten horen als men de stemplooien niet met een keelspiegel bekijkt, doch door een buis, die men zo dicht mogelijk erbij plaatst, zodat nagenoeg niets van de het stem-basisgeluid dragende lucht in het aanzetstuk kan komen.
II. Een al wat oude gramofoonplaat geeft dit nog wel voldoende duidelijk weer.
III. In de omgang met huisdieren maakt men behalve van de gewone spraak soms gebruik van ‘kliksen’, duits ‘Schnalze’ (b.v. koetsiers, volgens Duyvendak ook Chinezen met muildieren enz.). Deze geluiden komen voor in de normale spraak van sommige Zuidafrikaanse talen. Demonstratie van een door een zendelingsdochter besproken plaat, weergevende Pondo-taal uit de kaapkolonie.
IV. Het bleek, dat, kinderen, die al hebben leren spreken, als door een of andere aandoening hun strottenhoofd niet meer bruikbaar is, spontaan zich weten te redden door te spreken met vocaalachtige klanken,