Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1948-1949
(1948-1949)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOp voorstel van de voorzitter wordt na dit punt van de agenda de Vergadering onderbroken om de aanwezigen in de gelegenheid te stellen het noenmaal te gebruiken. Om 2.30 heropent de heer Idenburg de Vergadering met een woord van welkom aan de heer Yge Foppema, de spreker van de middagzitting. XXIII Diens voordracht over: | |
[XXIII.] Het Fries en de Friese letterkunde in Nederland (zie blz. 36)vindt grote bijval. Van de gelegenheid tot het stellen van vragen maken verschillende aanwezigen een dankbaar gebruik. De voorzitter zegt daarna de heer Foppema dank voor zijn voordracht: het probleem is door hem ingeleid op een wijze, die het bestuur niet beter had kunnen wensen. Een hartelijk applaus zet deze woorden kracht bij. Nadat de voorzitter heeft medegedeeld, dat na het reeds behandelde punt XX van de agenda geen nader commentaar behoeft en nadat de voorstellen, vervat in de punten XXI en XXII, bij acclamatie zijn aangenomen, wordt de vaststelling van de jaarlijkse bijdrage ter discussie gesteld (XXIV). De heer Stuiveling stelt een verhoging voor tot ƒ 12.-, de heer Pelinck een tot ƒ 12.50. De heer Bicker Caarten wil eerst bezuinigen en de heer Damsté maakt de voorzitter erop attent, dat de Wet een verhoging van de contributie boven ƒ 10.- verbiedt. De heer Locher bepleit het idee om bij de leden op een vrijwillige verhoging van ƒ 2.50 aan te dringen. De heer Stuiveling wil de procedure omdraaien en raadt daarom het bestuur aan een wetswijziging voor te bereiden. |
|