| |
| |
| |
| |
Hierop krijgt de heer Huygens het woord voor voorlezing van het | |
[II.] Verslag van de secretaris
II. Van de geest, die de werkzaamheden der Maatschappij in het afgelopen verenigingsjaar kenmerkte, heeft de voorzitter zojuist in zijn openingswoord getuigenis afgelegd. Dezelfde persoonlijkheid, die zijn credo in deze woorden heeft uitgesproken, heeft de koers bepaald, die de Maatschappij in de laatste jaren is ingeslagen en heeft een stempel op haar handelingen gedrukt. Wat daardoor bereikt is, - dit verslag kan er slechts een beknopt overzicht van geven - heeft de Maatschappij aan de grote toewijding, de werkkracht, het initiatief en de ruime blik van haar voorzitter te danken.
De beschrijvingsbrief wijst op de uitbreiding van de werkingskring der Maatschappij gedurende de jaren na de oorlog en op de dienovereenkomstig toegenomen verantwoordelijkheid van het bestuur. Des te meer moet het betreurd worden, dat wederom ziekte en vooral drukke bezigheden elders enkele bestuursleden hebben belet, hun krachten ten volle aan het werk der Maatschappij te wijden, zodat het uiterste aan activiteit van een kleine kern moest worden geeist. Een herhaling van deze ongewenste toestand moet in ieder geval worden voorkomen, al ware het alleen reeds om te vermijden, dat met zorg gelegde contacten zouden gaan lijden onder een tekort aan daadwerkelijke samenwerking. Het streven van genoemde kern van het bestuur tot decentralisatie van de werkzaamheden heeft dan ook nog niet de gewenste resultaten opgeleverd. Als een heuglijk feit moet in dit verband vermeld worden, dat de heer Bordewijk dit jaar wederom zijn plaats achter de bestuurstafel heeft kunnen innemen en ervan blijk heeft gegeven, zijn oude vitaliteit herwonnen te hebben, waarmee de wens, uitgesproken op de vorige Jaarvergadering, in vervulling is gegaan. Veel dank is het Bestuur verschuldigd aan mevrouw Krieger en de heer H.F. Damsté, die gedurende de lange afwezigheid van de penningmeester de financiën hebben beheerd. Met zijn beschouwingen naar aanleiding van de ontwerp-begroting 1949, die ervan getuigen hoe ruim hij zijn tijdelijke functie heeft opgevat, heeft de heer Damsté het bestuur goede diensten bewezen. Hoewel het niet tot de bevoegdheid van de secretaris behoort hier nader op de financiën van de Mij. in te gaan, zij hier toch volledigheidshalve vermeld, dat het instellen van een financiële commissie en het aanvragen van een subsidie op de bestuursvergaderingen ernstige punten van bespreking hebben gevormd. In verband met het laatste
| |
| |
is de ontwerpbegroting van het jaar 1949 in samenwerkking met een accountant opgemaakt, waarna het bestuur zich in een request tot de minister van O.K. en W. heeft gericht om de Bibliotheek der Mij. met een jaarlijkse subsidie van tenminste ƒ 5000.- te steunen uit hoofde van het feit, dat het bestuur zich voor de onmogelijkheid geplaatst ziet uit eigen middelen de Bibliotheek in haar belangrijke functie te steunen op een wijze als een daadwerkelijke bevordering van haar doelstelling vereist. De heren Lieftinck en Kessen hebben in een begeleidend verslag aangetoond, hoe sinds 1945 op pijnlijke wijze merkbaar is geworden, dat het aanschaffen van boekwerken en tijdschriften door de Mij. geen gelijke tred meer kan houden met hetgeen in Nederland, maar vooral ook in België en Zuid-Afrika verschijnt. Welke belangen hierbij op het spel staan blijkt uit het feit, dat in het kader van de culturele samenwerking met België van Zuidnederlandse zijde de dringende wens is geuit, dat de Bibliotheek der Mij. voor Noord-Nederland de centrale verzamelplaats zij voor werken op het gebied der Nederlandse taalen letterkunde, waar zoveel mogelijk al het verschijnende aanwezig is. Met de steun van de Belgische regering zal dan in België een soortgelijke bibliotheek worden onderhouden. Aldus zal de nauwe samenwerking, die in de laatste jaren tussen Noord en Zuid tot stand kwam op het gebied, waarop de Bibliotheek onzer Mij. zich beweegt, een krachtige materiële grondslag krijgen.
De eerste maandelijkse vergadering van het afgelopen verenigingsjaar droeg een buitengewoon karakter. Op Zaterdag 11 September werd n.l. in het Academie-gebouw der Rijksuniversiteit een bijeenkomst belegd in het kader van het Vijftigjarig Regeringsjubileum van Hare Majesteit Wilhelmina, Koningin der Nederlanden, die werd bijgewoond door de Secretaris-Generaal van het ministerie van O.K. en W. en door vertegenwoordigers van Stad en Universiteit. In zijn openingswoord heette de voorzitter in het bijzonder het jongste ere-lid, de heer A. Roland Holst, welkom en wees erop, hoe de Mij. zich van ganser harte heeft aangesloten bij de hem ter gelegenheid van zijn 60ste verjaardag gebrachte hulde. Vervolgens traden als sprekers op Prof. Dr N.A. Donkersloot, Prof. Dr C.B. van Haeringen en Prof. Dr J. Romein voor respectievelijke lezing over Vijftig jaren Nederlandse letterkunde, Vijftig jaren taalwetenschap in Nederland en Vijftig jaren Nederlandse geschiedwetenschap. Het slotwoord van de voorzitter hield een karakteristiek in van de figuur van Mevr. Henriëtte
| |
| |
Roland Holst-Van der Schalk, die met haar persoonlijkheid de halve eeuw, waarvan het geestelijk aspect werd belicht, omspant. Het is daarom, dat het bestuur, overtuigd van de instemming der leden, besloten heeft, aan de Jaarvergadering het voorstel te doen, Mevr. Roland-Holst het ere-lidmaatschap van de Mij. aan te bieden. Na afloop der drukbezochte vergadering werden door het bestuur telegrammen aan Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Wilhelmina der Nederlanden en aan Hare Majesteit Koningin Juliana verzonden.
Na deze buitengewone maandelijkse vergadering in September 1948 zijn de maandelijkse bijeenkomsten gehouden op Zaterdagmiddag 9 October, op Vrijdagavond 12 November en Zaterdagmiddag 4 December 1948 en op de Zaterdagmiddagen van 8 Januari, 19 Maart, 2 April en 14 Mei 1949, welke laatste vergadering tevens was belegd voor de vaststelling van de beschrijvingsbrief en de candidatenlijst. Op deze bijeenkomsten hielden lezingen of voordrachten:
1. Dr N.P. van Wijk Louw over: Uit en oor eie Werk
2. Dr K.H. Heeroma over: Het Probleem-Beets (zie blz. 59)
3. De heer Ed. Hoornik over: Duisternis en Diagnose
4. Mr S.A.M. Bottenheim over: Amsterdam als Muziekcentrum gedurende de achttiende Eeuw
5. Dr J.A. Goris (Marnix Gijsen): Om en over eigen Werk
6. Dr H.W. van Tricht over: Hooft's Liefdes en hun Weerklank in zijn Werk
7. Dr A.C. Bouman over: Afrikaanse Kunst
Bij de lezingen van de heren Bottenheim en Bouman werden lichtbeelden vertoond. Op de vergadering van 11 September is van de gebruikelijke formaliteiten afgezien vanwege het bijzondere karakter, zodat het aantal bezoekers, door het ontbreken van een presentielijst, moet worden geschat en wel op 150. Op de overige vergaderingen waren gemiddeld 29 leden tegenwoordig; het kleinste aantal bedroeg 24, het grootste 42. Aan alle sprekers betuigt het Bestuur dank voor hun gewaardeerde medewerking. Vooral het feit, dat het Dr N.P. van Wijk Louw en Dr J.A. Goris tijdens hun verblijf in Nederland bereid heeft gevonden om van hun sympathie voor de Mij. metterdaad blijk te geven, stelt het op hoge prijs. Het betreurt daarentegen, dat de voor Februari ontworpen huldiging van Dr Herman Teirlinck, die de 24ste van die maand zijn zeventigste verjaardag heeft gevierd, niet is door kunnen gaan, omdat de jubilaris zich aan elke vorm van feestelijkheden heeft
| |
| |
willen onttrekken - daarvoor voelde hij zich nog te jong! - en op zijn verjaardag zowel voor zijn Vlaamse als Noordnederlandse vrienden onvindbaar was. Door deze onverwachte samenloop van omstandigheden was het onmogelijk nog in Februari een maandelijkse vergadering te beleggen. Toch zal de Mij. nog trachten haar voorzitter van de Afdeling België te eren en wel door een deel van de Bibliotheek der Nederlandse Letteren aan zijn oeuvre te wijden.
Op 16 Juni 1948 werd de Jaarlijkse Vergadering gehouden in het Internationaal Cultureel Centrum, Palviljoen Vondelpark, te Amsterdam, waarvan een volledig verslag is opgenomen in het Jaarboek 1947-'48. Is het de Commissie voor het Jaarboek gelukt haar troetel- of beter zorgenkind van het jaar 1946-'47 kort na genoemde vergadering de wereld in te sturen, dit jaar zullen de leden nog langer geduld moeten koesteren. Het jaarboek 1947-'48, waarin wederom een volledige ledenlijst zal worden opgenomen, zal echter, naar wij hopen, voor de aanvang van het nieuwe verenigingsjaar in handen van de leden zijn.
De Maatschappij verloor dit verenigingsjaar door de dood 18 van haar leden. Hun aandeel in het werk van de Maatschappij zal in dankbare herinnering voortleven.
Over de werkzaamheden der Afdelingen kan dit verslag kort zijn. De Maatschappij verkeert thans in het verheugende stadium, dat door deze Afdelingen zelf verslagen kunnen worden opgesteld en aan de Vergadering worden voorgelezen. Vooral voor het enthousiasme en de ijver van de Afdeling voor de Noordelijke Provinciën heeft het bestuur alle waardering en het betreurt het daarom, betrekkelijk weinig contact met haar te hebben gehad, doordat het zijn krachten elders heeft moeten geven. Met groot leedwezen heeft het, reeds in het begin van het verenigingsjaar, kennis genomen van het plotseling overlijden van de penningmeester, de heer Heerma van Voss, die door aanvangsmoeilijkheden zeker geen dankbare taak heeft moeten vervullen. Organisatorisch behoeft de samenwerking nog enige verbetering, doch aan haar doel heeft de Afdeling op overtuigende wijze beantwoord. Ook de Afdeling voor de Z.O. Provinciën is thans de kinderschoenen ontwassen en al mag soms een klein meningsverschil tussen hoofden afdelingsbestuur - wij denken hier o.a. aan de keuze van een vertegenwoordiger der Mij. bij de huldiging van Marie Koenen te Maastricht - zijn gerezen, Leiden is dankbaar voor hetgeen Nijmegen voor de leden in verafgelegen oorden heeft gedaan. Het contact met
| |
| |
de Afdeling België roept ook thans weer de aangenaamste herinneringen op. De besprekingen hebben zich op een zeer ruim terrein bewogen, doch steeds, of het nu interne aangelegenheden van organisatorische aard of beraadslagingen over een in 1950 te houden Cultureel Congres der Nederlanden betrof, bleek er wederzijds begrip en een wil tot samenwerken te bestaan, die niet zullen nalaten in ruime mate vrucht af te werpen. Zelfs in de Commissie voor Zuid-Afrika heeft deze samenwerking tot verheugende resultaten geleid, die de Maatschappij een belangrijke rol in het culturele leven van het gehele Nederlandse taalgebied verzekeren. Het is daarom ook verheugend, dat de Afdeling België met een aanzienlijk aantal nieuwe leden zal kunnen worden uitgebreid - de voorzitter zal hierover nog nadere mededeling doen - en dat op het stembiljet thans een zorgvuldig uitgekozen groep candidaten voor het lidmaatschap kon worden opgenomen. Aan de heer Fred. Oudschans Dentz is het bestuur veel dank verschuldigd voor de belangrijke en geheel vrijwillig op zich genomen rol van tussenpersoon tussen Z.-Afrika en Nederland. Voor het overige kan verwezen worden naar de verslagen van de betrokken Afdeling en Commissie, waarbij echter hier nog als hoogtepunt vermeld moet worden de Algemene Vergadering, die op 13 Februari j.l. te Brussel gehouden werd in tegenwoordigheid van Z.E.C. Huysmans, minister van Openbaar Onderwijs, en de heer Frans van Cauwelaert, voorzitter van de Kamer. Behalve de voorzitter, de heer Teirlinck, en Mgr. Van Waeyenbergh, rector magnificus van de Universiteit te Leuven, sprak Prof. Donkersloot en wel, op verzoek, over hetzelfde onderwerp, dat hij op de vergadering van 11 Sept. 1948 had behandeld.
Het reeds in het verslag van 1948 aangekondigde contact met het P.E.N.-Centrum voor Nederland en de Vereniging van Letterkundigen heeft in het afgelopen verenigingsjaar zijn beslag gekregen in een nauwe samenwerking, waaraan ook de Nederlandse Federatie van Beroepsverenigingen van Kunstenaars en de Vereniging Noord en Zuid hebben deelgenomen. In Amsterdam zijn verschillende besprekingen gevoerd in de geest, die door de voorzitter in zijn openingswoord is getekend, en waarin gestreefd werd naar het vervullen van een actieve rol ten aanzien van de opbouw van de Nederlandse Cultuur, zowel binnen als buiten de grenzen. Als organisatie, voorlopig nog zonder naam of vast program, heeft deze groepering reeds enige malen naar buiten kunnen optreden. Zo is het haar o.a. gelukt een vertegen- | |
| |
woordiger te vinden, die in Engeland in de internationale P.E.N.-Vertalingencommissie de belangen van de Nederlandse letterkunde behartigt en naar zij verwacht op effectiever wijze, dan dit door de UNESCO is gedaan. Ook met Amerika zijn contacten gelegd, die mogelijkheden openen Nederlands bellettristisch en wetenschappelijk proza in vertalingen ingang te doen vinden. De buitengewone opvoering van Thomas More van Mevrouw Henriëtte Roland Holst, op 6 Maart j.l. in de Stadsschouwburg te Amsterdam gegeven door de Toneelgroep Comedia (dir. Cor Hermus) en bedoeld als eerbewijs aan de schrijfster, die in December haar tachtigste verjaardag hoopt te vieren, is eveneens door samenwerking van genoemde groepering met Comedia tot stand gekomen en door de Mij. in het bijzonder georganiseerd. De schrijfster werd op die voor haar zo gedenkwaardige avond door een uitverkochte Schouwburg ontvangen en na afloop van de voorstelling aan een souper in intieme kring gehuldigd.
Groot zijn de moeilijkheden geweest, die het bestuur heeft moeten overwinnen om tot een bevredigende oplossing te komen inzake de voortzetting van de Bibliotheek der Nederlandse Letteren. Om de eerste reeks van 24 delen voltallig te maken is een interim-redactie benoemd, waarin zitting hebben Prof. Donkersloot, Prof. Heeroma, Mr Nijhoff en Prof. Romein namens de Maatschappij en Prof. Van Mierlo namens de Koninklijke Vlaamse Akademie. De keuze is op deze personen gevallen, omdat zij de 6 aanvullende delen zullen voorbereiden. Prof. Heeroma heeft reeds zijn tweede deel Protestantse Poëzie der 16e en 17e eeuw voltooid en verder staan op het programma een deel Hadewijch door Prof. Van Mierlo, een Bloemlezing uit Studiën en Schetsen van Bakhuizen van den Brink door Prof. Romein, een deel Z.-Afrikaans Proza door Dr D. Bax, een deel: Beeld van Tachtig door Prof. Donkersloot en tenslotte het reeds genoemde deel, gewijd aan het oeuvre van Herman Teirlinck, dat hoogstwaarschijnlijk door Raymond Herreman verzorgd zal worden en nog dit jaar zal verschijnen. De nieuwe delen hebben het oude uiterlijk behouden, doch zijn aanzienlijk in prijs gestegen. Nadere aankondiging volgt. Wanneer de eerste reeks van 24 delen compleet zal zijn, wordt een nieuwe definitieve redactie benoemd onder voorzitterschap van Prof. W.A.P. Smit, die met het Bestuur in contact staat over aard en opzet van de vervolg-reeksen.
Van de reeds aangekondigde serie Schrijvers van Heden, een uit- | |
| |
gave van D.A. Daamen's Uitgevers Mij. N.V. onder redactie van R. Blijstra, Anton v. Duinkerken, Ed. Hoornik, F.P. Huygens en G. Kamphuis en onder auspiciën van de Maatschappij, zullen thans de eerste drie deeltjes verschijnen, te weten: Anton Coolen door Ant. v. Duinkerken, Albert Helman door Max Nord en F. Bordewijk door Vict. E. van Vriesland. Dit jaar zullen nog drie andere de pers verlaten, met de heer G.E.K. Schmook als Vlaming aan de redactie toegevoegd. Zo is veel, waarvan de vermelding in ons vorige verslag nog praematuur werd genoemd, ten uitvoer gebracht, in een jaar, waarop het Bestuur met voldoening mag terugzien.
Het verslag van de staat der Afdeling voor de drie Noordelijke Provinciën gedurende het jaar 1948-'49 wordt vervolgens voorgelezen door Mej. Dr C.W. Roldanus, secretaresse der Afdeling.
|
|