Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1948-1949
(1948-1949)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 233]
| |
Verslag van de jaarlijkse vergadering te Leiden 21 juni 1949De beschrijvingsbrief luidde:
Leiden, Mei 1949 M.
Het Bestuur van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde nodigt U uit tot het bijwonen van de jaarlijkse vergadering op
Dinsdag de 21ste Juni 1949 te Leiden in het Rijksmuseum voor Volkenkunde, Steenstraat 1a, aanvang 10.30 uur
De orde der werkzaamheden is als volgt: I. Opening van de vergadering door de voorzitter, de heer Mr P.J. Idenburg. II. Verslag van de staat der Maatschappij en van haar belangrijkste lotgevallen en handelingen gedurende het jaar 1948-'49. III. Verslag van de staat der Afdeling voor de drie Noordelijke Provinciën gedurende hetzelfde tijdsverloop. IV. Verslag van de staat der Afdeling voor de Zuid-Oostelijke Provinciën gedurende hetzelfde tijdsverloop. V. Verslag van de staat der Afdeling België gedurende hetzelfde tijdsverloop. VI. Verslag van de staat der bibliotheek gedurende hetzelfde tijdsverloop. VII. Verslag omtrent de rekening en verantwoording van de penningmeester. VIII. Verslag van de commissie voor taal- en letterkunde. IX. Verslag van de commissie voor geschied- en oudheidkunde. X. Verslag van de commissie voor schone letteren. XI. Verslag van de commissie voor de uitgave van geschriften. XII. Verslag van de commissie voor het jaarboek. XIII. Verslag van de commissie voor Zuid-Afrika. XIV. Bekendmaking van de uitslag der stemming over de te benoemen leden (zie bijlagen). Ieder gewoon lid is gerechtigd, zijn stem uit te brengen omtrent de vraag, welke leden zullen worden benoemd. Zij die van dat recht gebruik maken, zorgen dat het hun nevens de candidatenlijst toegezonden stembiljet, duidelijk ingevuld en met hun naam ondertekend, uiterlijk 24 uur voor de aanvang van de jaarlijkse vergadering is ingekomen bij de secretaris. Een in de voorafgaande maandvergadering te benoemen commissie van te Leiden of in de naaste omgeving van Leiden woonachtige leden maakt de uitslag der stemming de avond tevoren op, en deelt die aan de vergadering mede (art. 8 der Wet). | |
[pagina 234]
| |
XV. Stemming over de toekenning van de prijs van aanmoediging, genaamd Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs, voor de periode 1948-'49 (zie bijlage). XVI. Bekendmaking van het werk, dat het bestuur op advies van de commissie voor de rubriek essays en litteraire critiek, voor de periode 1947-'49 met de Dr Wijnaendts Franckenprijs, groot ƒ 500.-, bekroond heeft. XVII. Voorstel om het bedrag van ƒ 1000.-, uitgetrokken tot toekenning van een prijs voor Meesterschap ingevolge art. 58 der Wet, toe te voegen aan de gewone inkomsten der Maatschappij. XVIII. Voorstel tot wijziging van art. 22 der Wet (zie onder1)). XIX. Voorstel tot invoeging van een nieuw artikel 10a in de Wet der Maatschappij (zie onder2)). XX. Mededeling van de voorzitter omtrent de samenwerking met de Afdeling België. XXI. Voorstel tot eerbiedig verzoek aan Hare Majesteit de Koningin en aan Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Wilhelmina het Beschermvrouwschap, respectievelijk het Buitengewoon Ere-lidmaatschap der Maatschappij wel te willen aanvaarden. XXII. Voorstel tot benoeming van Mevrouw H. Roland Holst-Van der Schalk tot ere-lid der Maatschappij. Noenmaal in het Rijksmuseum voor Volkenkunde XXIII. Voordracht van de heer Yge Foppema:
HET FRIES EN DE FRIESE LETTERKUNDE IN NEDERLAND
XXIV. Vaststelling van de jaarlijkse bijdrage (art. 12 der Wet). Het bestuur stelt voor deze te handhaven op ƒ 10.-. XXV. Verkiezing van twee, respectievelijk vier bestuursleden (zie onder XVIII; vgl. art. 23 der Wet; zie het bijgevoegde stembiljet). XXVI. Verkiezing van leden in vaste commissiën (artt. 56 en 63 der Wet; zie het bijgevoegde stembiljet). XXVII. Verkiezing van vertegenwoordigers van de Afdeling voor de drie Noordelijke Provinciën, de Afdeling voor de Zuid-Oostelijke Provinciën en de Afdeling België in het bestuur (zie het bijgevoegde stembiljet). XXVIII. Voorstel van het bestuur tot dispensatie van art. 63-3 der Wet (zie onder3)). XXIX. Verkiezing van een voorzitter. Het bestuur stelt voor het huidige voorzitterschap te continueren (zie XVIII1)). XXX. Rondvraag. (XVIII)1) Voorgesteld wordt art. 22, 1ste lid, der Wet te lezen: ‘Het bestuur bestaat uit ten minste negen en ten hoogste vijftien leden, onder wie de secretaris, de penningmeester en de bibliothecaris zijn begrepen’. De werkingskring der Maatschappij is in de jaren na de oorlog aanmerkelijk uitgebreid. De rol die zij in het culturele leven van het gehele Nederlandse taalgebied vervult is daardoor groter geworden. Dienovereenkomstig nam de verant- | |
[pagina 235]
| |
woordelijkheid van het bestuur toe. Terwijl de zorg voor de zaken van de Maatschappij als zodanig van het bestuur reeds een zeer veel grotere activiteit vraagt dan vroeger, wordt het bovendien steeds meer betrokken in aangelegenheden, die in het algemeen de Nederlandse beschaving betreffen. Als voorbeeld hiervan moge een nauw en vruchtbaar overleg met de Nederlandse Federatie van Beroepsverenigingen van Kunstenaars, het P.E.N.-Centrum voor Nederland, de Vereniging van Letterkundigen en de Vereniging Noord en Zuid genoemd worden. In verband met een en ander is uitbreiding van het bestuur noodzakelijk. Het aantal leden, in het bijzonder uit Leiden en omgeving, moet worden vergroot, terwijl het bovendien wenselijk zal zijn, dat de voorzitter en secretaris door een vicevoorzitter en tweede scretaris worden bijgestaan. Het bestuur stelt derhalve voor, het aantal bestuursleden voor het komende verenigingsjaar op elf te bepalen. (XIX)2) Het bestuur stelt voor in de Wet der Maatschappij een nieuw art. 10a in te voegen, luidende: ‘Voor de benoeming van leden worden de Belgische leden als een afzonderlijke eenheid der Maatschappij beschouwd met dien verstande, dat candidaten van Belgische nationaliteit alleen door leden van diezelfde nationaliteit kunnen worden voorgesteld en candidaten van Nederlandse nationaliteit niet door Belgische leden kunnen worden voorgesteld. Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor benoemingen door het bestuur.’ (XXVIII)3) Art. 63-3 luidt: ‘Op de begroting wordt elk jaar een bedrag, vertegenwoordigende ten minste 10 procent der jaarlijkse inkomsten, uitgetrokken voor de eigen uitgaven der Maatschappij, ongerekend het bedrag, dat daartoe uit het Fonds beschikbaar wordt gesteld’.
Tegenwoordig zijn 117 leden. |
|