de Heer P.J. Idenburg erop wijst, dat het bestuur in zake de candidaatstelling in zekeren zin passief is; de vergadering alleen kan een candidatuur weigeren. De Heer Byvanck besluit de discussie met de verzekering, dat deze kwestie in het bestuur ter sprake gebracht zal worden.
De Heer Geers brengt vervolgens ter sprake, dat de Afdeeling Onderwijs te 's-Gravenhage een schrijven aan de middelbare scholen heeft gericht, waarin een lijst van boeken is opgenomen, die uit de schoolbibliotheken verwijderd moeten worden. Hij vraagt zich af of het niet op den weg van de maatschappij ligt om hiertegen protest in te dienen.
De Heer Dominicus deelt mede, dat het hier geen bevel maar een raad betreft en is van meening, dat de maatschappij zich hiermee bezwaarlijk bemoeien kan.
Naar aanleiding van de lezing van Dr G.J. Hoogewerff over het onderwerp ‘Bataven en Friezen te Rome’, in de openbare bijeenkomst van de Commissie voor Geschied- en Oudheidkunde op den vooravond van de Jaarvergadering gehouden, wijst de Heer Cohen Stuart op de bijzonderheden door spreker vermeld over het cultuurmonument in Rome: de San Michele dei Frisoni. Hiervoor belangstelling te wekken, voor een betere restauratie zorg te dragen, opdat dit kerkje een centrum voor Nederlandsche bedevaarders naar Rome zou kunnen worden, lijkt hem een zaak, die de maatschappij ter harte zou moeten nemen. Dankbaar voor deze suggestie antwoordt de voorzitter, dat door het bestuur hierover een brief aan het nieuwe lid Zijne Eminentie Johannes Kardinaal de Jong geschreven zal worden.
Niets meer aan de orde zijnde, sluit de voorzitter te kwart over vier de vergadering.
Enkele leden begeven zich daarop naar het Legermuseum, waar de directeur, Kolonel N. van Houten, voor deskundige rondleiding heeft zorggedragen. De Heer Krieger toont enkele leden de schatten van het Museum voor Volkenkunde.
Aan den maaltijd in De Doelen namen 41 leden deel. Na een dronk op H.M. de Koningin, door den voorzitter ingesteld, en na een hartelijke toespraak van Dr Van Broekhuizen, neemt tenslotte de Heer Byvanck het woord om zijn uitlating, dat de maatschappij een vertegenwoordiging moet vormen van de Nederlandsche cultuur in het algemeen, nader uit te werken. Voor zijn betoog wordt de voorzitter met luid applaus bedankt. De avond wordt besloten met het opstellen van een telegram voor den Heer Van Ronkel, wiens afwezigheid door ernstige ziekte algemeen als een groot gemis gevoeld wordt.