Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1942
(1942)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 166]
| |
Geachte Medeleden, Zwaar gevoelt ook ons land den druk van den oorlog. Is het wel gepast op een tijdstip, waarop de gigantische wereldworsteling, die wij beleven, haar hoogtepunt schijnt te bereiken, bijeen te komen voor de jaarlijksche vergadering onzer Maatschappij? Was het niet te vermetel van het Bestuur, U thans op te roepen tot de traditioneele samenkomst in Juni? De beraadslagingen, die zijn voorzien, staan vrijwel geheel los van de vragen van den tijd. De beschrijvingsbrief der werkzaamheden heeft hetzelfde aanzien als steeds. Treffend bewijs, zullen misschien sommigen meenen, van het feit, dat de Maatschappij bij den tijd ten achter blijft. Anderen zullen mogelijk het Bestuur gemis aan gevoel voor de nooden van ons volk en de volkeren rondom ons verwijten. Ten onrechte, naar het mij voorkomt. Er zijn eeuwige waarden van den geest, die, onafhankelijk van de wisseling der tijden, juist in perioden van omvorming aandacht verdienen, ja meer dan anders bewaring behoeven. Onze Maatschappij heeft ten doel, daartoe haar deel bij te dragen. Zij zou haar roeping verwaarloozen, indien zij dit doel ook nu niet nastreefde. Van den wil daartoe getuigt ons samenzijn op dezen dag. Is het niet zoo, dat wij allen juist nu aan geestelijke goederen, gelijk onze Maatschappij wil bieden, nog meer behoefte hebben dan in rustiger tijden? De bewaring, waarvan ik sprak, heeft uiteraard niets gemeen met de conserveering van kleinoodiën. Onze Maatschappij is niet reliek van vèrvervlogen dagen. Haar werkzaamheid en de samenstelling harer leden toonen, dat zij midden in het geestelijk leven van ons vaderland staat en zij wenscht deze plaats te behouden. Zij zal dit echter slechts kunnen, indien zij zich steeds bewust blijft van den aard van haar roeping, die verre uitgaat boven de actualiteit van den dag. De plaats van onze samenkomst symboliseert dit. Hier in het complex van het Rijksmuseum voor Volkenkunde zijn wij buiten de bedrijvigheid van de stad. Wij zijn, voor zoover dit mogelijk is, eenigszins in een sfeer, die buiten den tijd staat. Namens het Bestuur en stellig uit naam van U allen spreek ik mijn erkentelijkheid uit aan de autoriteiten, die ons wederom in de gelegenheid hebben gesteld hier bijeen te zijn. Dit jaar moeten onze Vlaamsche leden ontbreken. Wij gevoelen dit gemis zeer. Een jaarlijksche vergadering zonder hen is reeds daardoor onvolmaakt. Gaarne voldoe ik aan het uit België ontvangen verzoek om | |
[pagina 167]
| |
de groeten der Zuidnederlandsche leden op deze vergadering over te brengen. Het Bestuur heeft in den loop van het vereenigingsjaar een aantal plannen uitgewerkt, om de activiteit der Maatschappij uit te breiden. Ondermeer werd daarbij voorzien, om bij tijden ook elders dan te Leiden te vergaderen en het daardoor voor leden, die niet in de nabijheid dezer stad wonen, gemakkelijker te maken met de Maatschappij mede te leven. De tijdsomstandigheden hebben verwerkelijking dezer plannen evenwel tot ons groot leedwezen verhinderd.
De Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde heeft in den loop van dit jaar twee en twintig leden door den dood verloren. Ik verzoek U op te staan, terwijl ik in alphabetische volgorde hun namen voorlees.
A.L. van Beeck te Leiden, Dr J.F. Bense te Arnhem, Dr T. de Boer te 's-Gravenhage, J.H. van den Bosch te Wageningen, Ds M. ten Broek te Westeremden, Mejuffrouw Christine Doorman te 's-Gravenhage, A. van der Horst te Amsterdam, Mevrouw Therèse Hoven te 's-Gravenhage, Dr R.A. Kollewijn te Helmond, Mr L.J.H. Lamberts Hurrelbrinck te Maastricht, C. Looten te Rijsel, H. Luns te Amsterdam, Dr F.S. Malan te Kaapstad, Dr H.P.N. Muller te 's-Gravenhage, Mr I.A. Nederburgh te 's-Gravenhage, Jhr L.M.A. von Schmid te 's-Gravenhage, Dr F. Schmidt Degener te Amsterdam, Dr Th. Siebs te Breslau, Dr J.F.M. Sterck te Aerdenhout, J.G. Talen te Breda, Dr P. Valkhoff te Hilversum, Dr W. de Vries te Groningen. Ik moge U vragen weder plaats te nemen. Ik wil thans gaarne met enkele woorden de verdiensten dezer overledenen herdenken. A.L. van Beeck was leeraar in de geschiedenis te Leiden. Hij bezat een veelzijdige kennis en groote opvoedkundige gaven. - Dr J.F. Bense was leeraar in de Engelsche taal- en letterkunde te Amsterdam. Hij legde zich in het bijzonder toe op de studie van de Nederlandsche en plat-Duitsche woorden in de Engelsche taal en deed daaromtrent belangrijken wetenschappelijken arbeid het licht zien. - Dr T. de Boer was gedurende ruim vijf en twintig jaar als hoogleeraar in de wijsbegeerte aan de Universiteit van Amsterdam werkzaam. Op het gebied van de Mohammedaansche wijsbegeerte verwierf hij zich een internationalen naam. Zijn ‘Geschichte der Philosophie im Islam’ behoort tot de meest geraadpleegde handboeken op dat gebied der wetenschap, dat in ver- | |
[pagina 168]
| |
schillende talen, onder meer in het Arabisch werd vertaald. - J.H. van den Bosch, leeraar te Gouda, was een verdienstelijk vernieuwer van het taalonderwijs. - Ds M. ten Broek was Nederlandsch Hervormd Predikant te Westeremden. Hij was een groot kenner van de Groningsche plaatselijke geschiedenis. Speciaal verkregen zijn studiën over de Groninger borgen bekendheid. - Mej. Christine Doorman was onze vertelster van sprookjes bij uitnemendheid. Oudere leden zullen zich mogelijk haar voordracht, in Mei 1922 voor de maandvergadering onzer Maatschappij gehouden, herinneren over ‘de rol van trollen, elfen en watergeesten in de IJslandsche sprookjeslitteratuur’. Zij bekoorde door de kinderlijke natuurlijkheid, waarmede zij droomen van een wereld van onvergankelijkheid vertolkte. Geestelijk was zij nauw verwant aan haar vriendin Selma Lagerlöf. - Met den dood van Adr. van der Horst wordt een belangrijke periode in de geschiedenis van het Nederlandsche tooneel afgesloten. De naam van Van der Horst is in de eerste plaats verbonden aan de Nederlandsche Tooneelvereeniging. Door middel van deze organisatie verkreeg hij als regiseur en speler de gelegenheid een vernieuwing van het tooneel tot stand te brengen, die van gelijksoortige beteekenis was als het werk van de ‘Nieuwe Gids’ voor de Nederlandsche letteren. Het tooneel werd gezuiverd van valsch gevoel en verkreeg nieuwen waren inhoud. Ook als schrijver over tooneel heeft Van der Horst zich naam gemaakt. - Mevrouw Therèse Hoven was een zeer productief schrijfster van boeken voor jonge meisjes, die een grooten lezerskring vonden.- Dr R.A. Kollewijn was directeur eener H.B.S. te Amsterdam. Hij is voornamelijk bekend door zijn actie voor hervorming van de spelling der Nederlandsche taal, die in de ‘Vereeniging tot vereenvoudiging van onze schrijftaal’ haar vertolking vond. Zijn tooneelstukken en letterkundige studiën waaronder zijn monographie over Bilderdijk bijzondere vermelding verdient, getuigen van fijnheid van geest en zuiverheid van oordeel op letterkundig gebied. - Mr L.H.J. Lamberts Hurrelbrinck is bekend door zijn volksromans en vertellingen uit Limburg. Velen uit andere provinciën heeft zijn werk Limburg en den geest zijner bevolking doen kennen en liefhebben. - Kanunnik C. Looten was leider van de Vlaamschgezinde beweging in Frankrijk. - Huib Luns bezat een zeldzame combinatie van gaven, die hem een belangrijke plaats in de wereld van de Nederlandsche kunst deden innemen. Zelf scheppend kunstenaar op velerlei gebied, wist hij in woord en geschrift een goede tolk der kunst te zijn, Luns was een geliefd hoogleeraar aan | |
[pagina 169]
| |
de Technische Hoogeschool te Delft. - Dr F.S. Malan nam een belangrijke plaats in het maatschappelijk leven van Zuid-Afrika in. Zoowel als redacteur van ‘Ons land’ alsook in zijn hoedanigheden van Minister van Onderwijs en lid van den Senaat toonde hij zich metterdaad een warm vriend van Nederland. Ons vaderland is hem veel dank verschuldigd. - De naam van Dr H.P.N. Muller, oud-gezant der Nederlanden te Boekarest en Praag, is nauw met Zuid-Afrika verbonden. Na eerst in het particuliere bedrijfsleven werkzaam te zijn geweest, werd Dr Muller benoemd tot Consul-Generaal van den Oranje-Vrijstaat in Nederland en Gezant in buitengewone zending in andere landen. Belangrijken arbeid verrichtte hij in het bijzonder in den Boerenoorlog. - Mr I.A. Nederburgh had een succesvolle rechterlijke loopbaan in Nederlandsch-Indië. In Nederland teruggekeerd trad hij op als bijzonder hoogleeraar in het Adatrecht van Nederlandsch-Indië te Utrecht. - Jhr L.M.A. von Schmid klom in een zeer verdienstelijke militaire loopbaan tot de hoogste ambten op. Hij was een gezaghebbend schrijver over vraagsukken betreffende de Nederlandsche landsverdediging. - Het plotseling verscheiden van Dr F. Schmidt Degener bracht groote ontroering, omdat ons land in hem een zijner beste kunstkenners verloor. Als directeur van het Museum Boymans te Rotterdam en daarna van het Rijksmuseum te Amsterdam bewees hij groote diensten op velerlei gebied. Hij paarde uitnemende organisatorische hoedanigheden aan een bijzondere fijnheid van smaak. Zijn woord bezat zoowel in binnen- als buitenland terecht groot gezag. In onze Maatschappij dient ook zijn, weinig bekende, dichterlijke werkzaamheid te worden herdacht. - Dr Th. Siebs was een van de vooraanstaande beoefenaars van de studie van de Friesche taal. Zijn ‘Geschichte der friesischen Sprache’ berust op een zelfstandig onderzoek in de verschillende Friesche gebieden. Langen tijd vertoefde hij ook in de Nederlandsche provincie Friesland en teekende daar materiaal uit den mond der Friezen op. - Dr J.F.M. Sterck was voorzitter onzer Maatschappij in het vereenigingsjaar 1914-'15. In het maatschappelijk leven bekleedde hij tal van functies. In den kring van onze Maatschappij herdenken wij hem echter in het bijzonder als kenner van het katholiek Amsterdam uit Vondels tijd. De groote Vondel-uitgave van de Wereldbibliotheek legt daarvan onder meer op vele bladzijden getuigenis af. Sterck's arbeid op letterkundig gebied strekt zich echter verder uit. Ik vermeld nog slechts zijn werk over Bilderdijk en zijn bemoeiingen voor de tot stand koming van het Bilderdijkmuseum te | |
[pagina 170]
| |
Amsterdam. - J.G. Talen was leeraar in de Duitsche taal- en letterkunde te Zwolle. Met R.A. Kollewijn en T. Buitenrust Hettema stelde hij een moderne spraakkunst samen. Hij toonde zich ook in tal van andere publicaties een degelijk beoefenaar der taalkunde. - Dr P. Valkhoff was leeraar in de Fransche taal- en letterkunde te Utrecht en bijzonder hoogleeraar aan de Utrechtsche Universiteit. Groot is de beteekenis van dezen kunstzinnigen geleerde voor de verbreiding van de kennis van de Fransche letterkunde in ons land. In November 1938 hield Dr Valkhoff voor onze Maatschappij een boeiende voordracht over ‘Lamartine in Nederland’. Als secretaris van de Vereeniging tot vereenvoudiging van onze spelling, verwierf hij zich ook te dien aanzien verdiensten. - Dr W. de Vries verkreeg in 1939 den zeldzamen prijs voor meesterschap onzer Maatschappij. De groote waardeering, die dezerzijds voor zijn wetenschappelijken arbeid bestaat, werd toen uitgedrukt. Zijn baanbrekend werd betreffende de dialecten van het Noord-Oosten van het Nederlandsche taalgebied moge ook hier worden vermeld. Dr De Vries toonde zijn groote bekwaamheid als taalgeleerde echter ook in zijn geschriften over algemeene onderwerpen van taalkunde, zooals klank- en vormleer, woordvorming en invloed van vreemde talen. Wij gedenken hen allen in dankbaarbeid.
Dr M. Th. Houtsma herdenkt dit jaar een zeldzaam jubileum, namelijk het feit, dat hij gedurende zestig jaar lid van onze Maatschappij is. Ik vertrouw, dat het Uw instemming heeft, wanneer het Bestuur hem namens deze vergadering een telegraphischen gelukwensch zendt. De vergadering betuigt hiermede door applaus haar instemming. Het volgende telegram wordt daarop verzonden: De jaarlijksche vergadering van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde, te Leiden vergaderd, biedt U haar hartelijke gelukwenschen aan met Uw zestigjarig lidmaatschap en spreekt den wensch uit, dat de Maatschappij U nog lang onder haar leden moge tellen. Het bestuur. Het vervolg der rede van den voorzitter is opgenomen onder de Verhandelingen (zie blz. 2 aant.). |
|