Juni 1907 tot Lid der Maatschappij van Letterkunde te Leiden; 25 Januari 1923 tot Voorzitter van het Provinciaal Comité tot deelneming in de aanbieding van het Nationale Huldeblijk aan H.M. de Koningin bij gelegenheid van Haar Zilveren Regeerings Jubileum; 1938 opnieuw Voorzitter van het Noord-Brabantsch Comité voor de Nationale Hulde op den Dam te Amsterdam; President van de Commissie van Beroep van het Bijzonder Onderwijs in het Bisdom van 's-Hertogenbosch.
De navolgende onderscheidingen vielen Van Sasse ten deel:
Ridder in de Orde van den Nederlandschen Leeuw; Commandeur in de Orde van Oranje Nassau; Eere- en devotie-Ridder er Souvereine Orde van Malta; Groot-Officier in de Orde van Oranje Nassau in 1932; bij zijn aftreden als President van het Gerechtshof in 1939 Commandeur in de Orde van den Nederlandschen Leeuw.
Op zijn 70sten verjaardag 20 April 1922 werd hij vereerd met de gouden Eerepenning der Gemeente 's-Hertogenbosch met den daaraan verbonden titel van Eereburger.
In 1935 bij gelegenheid van het 750-jarig bestaan van 's-Hertogenbosch werd zijn door Aug. Falise vervaardigd borstbeeld in de hal van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant, waarvan hij Voorzitter en Eerelid en een groot begunstiger was, onthuld.
Van Sasse voelde zich zeer bijzonder aangetrokken tot de geschiedenis van Noord-Brabant en tot die van 's-Hertogenbosch. Talrijke - ongeveer 300 - zijn de studiën en publicaties die hij in 't licht gaf. Zijn voornaamste werk was ‘De Voorname Huizen en gebouwen van 's-Hertogenbosch, alsmede hun eigenaars of bewoners in vroeger eeuwen’, welk omvangrijk werk, waaraan hij vele jaren staag heeft gearbeid, in drie deelen verscheen en aanteekeningen uit de Bossche schepenprotocollen loopende van 1500 tot 1810 bevatte. Dit voor de geschiedenis van 's-Hertogenbosch en Noord-Brabant hoogst belangrijke werk, werd uitgegeven door het Provinciaal Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant, waarvan hij achtereenvolgens lid, Bestuurslid, jarenlang Penningmeester en ten slotte Voorzitter en Eerelid werd.
De Topografische atlas en de om haar uitgebreidheid en volledigheid over Brabansche geschiedenis zoo vermaarde boekerij, had zijn meer dan bijzondere belangstelling. Niets was hem daarvoor te veel en talrijk waren de geschenken en groot was de financieele steun, die zich het Genootschap door zijn milde vrijgevigheid zag ten deel vallen. Bij ge-